Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:6159 - Rechtbank Limburg - 3 september 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2024:61593 september 2024

Uitspraak inhoud

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 11049622 \ CV EXPL 24-1905

Vonnis van 4 september 2024

in de zaak van

ROYAL VASTGOED B.V., te Rotterdam, eisende partij, hierna te noemen: Royal, gemachtigde: mr. A.C. van 't Hek,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats 1] , procederend in persoon,2. [gedaagde sub 2], te [woonplaats 2] , niet verschenen. gedaagde partijen, hierna samen te noemen: [gedaagden] .

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • dagvaarding

  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord

  • de brief van 22 mei 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald

  • de mondelinge behandeling van 14 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. [gedaagden] huren sinds 20 maart 2020 van (de rechtsvoorganger van) Royal de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] , (hierna: het gehuurde) tegen een maandelijkse huurprijs van € 600,19 exclusief kosten voor het gebruik van elektriciteit, gas en water. Volgens de huurovereenkomst moet deze huurprijs bij vooruitbetaling worden voldaan.

2.2. [gedaagden] hebben een huurachterstand laten ontstaan, die ten tijde van de dagvaarding € 4.374,71 bedroeg. Deze huurachterstand is nadien nog verder opgelopen.

3 Het geschil

3.1. Royal vordert – samengevat – ontbinding en ontruiming van de door [gedaagden] gehuurde woning, betaling van de achterstand van € 4.374,71 en betaling van een bedrag van € 600,19 per maand vanaf datum vonnis totdat het gehuurde is ontruimd, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure.

3.2. Royal legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden] toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst. Vanaf juli 2023 zijn zij in verzuim met betaling van de (volledige) huur.

3.3. [gedaagde sub 1] voert verweer. [gedaagde sub 1] erkent de huurachterstand en geeft toe dat deze zelfs ten tijde van de mondelinge behandeling nog is opgelopen. [gedaagde sub 1] begrijpt niet waarom [gedaagde sub 2] nog in deze procedure wordt betrokken omdat zij de woning sinds september 2023 heeft verlaten. [gedaagde sub 1] wil graag in de woning blijven wonen, kan dit naar zijn mening ook betalen en heeft hulp gezocht bij zijn financiële zaken.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. [gedaagde sub 2] is zonder kennisgeving niet in de procedure verschenen. Nu aan alle daarvoor geldende de formaliteiten is voldaan zal tegen [gedaagde sub 2] verstek worden verleend en de vordering tegen haar zal worden toegewezen nu die de kantonrechter niet onrechtmatig noch ongegrond voorkomt.

4.2. Vast staat dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden € 4.374,71 bedroeg en dat dit bedrag op het moment van de mondelinge behandeling nog verder is opgelopen. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] naar het oordeel van de kantonrechter ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk Wetboek geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810).

4.3. Het is vaste rechtspraak dat een huurovereenkomst van drie maanden of meer een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. De huurachterstand van [gedaagde sub 1] bedraagt meer dan drie maanden huur. [gedaagde sub 1] heeft niets aangevoerd op grond waarvan zou kunnen of moeten worden geoordeeld dat de ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn. Dat [gedaagde sub 1] zijn financiën niet op orde heeft, maakt dat niet anders. Betalingsonmacht komt nu eenmaal voor rekening van de schuldenaar. De kantonrechter zal de huurovereenkomst daarom ontbinden en [gedaagden] veroordelen om het gehuurde te ontruimen. Daarbij zal de door Royal gevorderde ontruimingstermijn van één maand worden gehanteerd. Royal behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.

4.4. De kantonrechter zal [gedaagden] tevens veroordelen tot betaling van de huurachterstand van € 4.374,71 en de gebruikersvergoeding van € 600,19 per maand (te vermeerderen met de bijkomende kosten van elektriciteit, gas en water) vanaf datum van dit vonnis totdat het gehuurde is ontruimd.

4.5. [gedaagden] worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Royal worden begroot op:

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het woning aan de [adres] te [woonplaats 1] ,

5.2. veroordeelt [gedaagden] om binnen één maand na de betekening van dit vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Royal te stellen,

5.3. veroordeelt [gedaagden] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Royal te betalen € 4.374,71,

5.4. veroordeelt [gedaagden] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Royal te betalen een gebruikersvergoeding van € 600,19 per maand plus bijkomende kosten voor elektriciteit, gas en water, voor elke maand of gedeelte hiervan ná datum van dit vonnis, waarin [gedaagden] het gehuurde niet geheel ontruimd ter vrije beschikking van Royal hebben gesteld,

5.5. veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 1.444,94, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,

5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

VC