ECLI:NL:RBGEL:2025:7632 - Rechtbank Gelderland - 26 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/454360 / ZJ RK 25-604 en C/05/454361 / ZJ RK 25-605 Datum uitspraak: 26 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en de vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam Zuidoost, hierna te noemen de GI,
over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. De Gruijl uit Rotterdam, waarnemend voor mr. De Roo.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
-
een tweetal verzoekschriften met bijlagen, ontvangen op 15 juli 2025;
-
het bericht van mr. De Roo van 4 augustus 2025.
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
-
de vader, via een digitale geluidsverbinding bijgestaan door mr. De Gruijl;
-
de moeder;
-
een vertegenwoordiger van de GI.
1.3. De zaken C/05/454360 / ZJ RK 25-604 en C/05/454361 / ZJ RK 25-605 zijn gelijktijdig behandeld. 2. De feiten
2.1. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2. [minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 augustus 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 27 augustus 2025.
2.4. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 november 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 27 augustus 2025.
3 Het verzoek
3.1. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Ook verzoekt de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4 De beoordeling
4.1. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken volgt dat nog steeds wordt voldaan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.
4.2. [minderjarige] is pas één jaar oud en heeft in zijn korte leven al veel meegemaakt. Tijdens de gezinsopname bij Zorg Anders en tijdens het verblijf van de moeder en [minderjarige] in het moeder-kindhuis van Pluryn zijn de zorgen over [minderjarige] toegenomen en waren er grote zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders. Het lukt de ouders niet om aan te sluiten bij de zorgbehoefte van [minderjarige] . Ook tijdens de contactmomenten die worden begeleid door Curess wordt er gezien dat de ouders veel ondersteuning nodig hebben. [minderjarige] is als eenjarig kind volledig afhankelijk van zijn opvoeders. De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] nu binnen het huidige perspectief biedend pleeggezin de verzorging, opvoeding en stabiliteit wordt geboden die hij nodig heeft om zich op een positieve manier te ontwikkelen.
4.3. Verder is het de kinderrechter gebleken dat de ouders sinds korte tijd uit elkaar zijn. De vader heeft sindsdien geen vaste woon- of verblijfplaats en de moeder is bij oma (mz) ingetrokken. Beide ouders hebben te kampen met eigen problematiek. Vanuit de WMO krijgt de vader twee keer in de week ondersteuning. Hiervoor is Workmate betrokken. De moeder ontvangt hulpverlening vanuit VGGNet en EMDR-therapie. Eén van de doelen binnen de ondertoezichtstelling is dat beide ouders een persoonlijkheidsonderzoek laten verrichten. Dit is, om diverse redenen, tot op heden niet van de grond gekomen. Naar het oordeel van de kinderrechter is duidelijk dat beide ouders op dit moment mede door hun persoonlijke situatie, inclusief woonsituatie, niet in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen.
4.4. Tijdens de zitting is gesproken over het perspectiefbesluit dat is genomen door de GI. De GI heeft naar voren gebracht dat niet (langer) wordt toegewerkt naar thuisplaatsing, iets dat de GI bij brief van 11 juni 2025 al aan de ouders had laten weten. De GI verzoekt de kinderrechter om de uithuisplaatsing met een jaar te verlengen en het door haar genomen perspectiefbesluit te onderschrijven.
4.5. De ouders zijn het niet eens met het perspectiefbesluit. Zij willen op den duur weer zelf voor [minderjarige] zorgen. De (advocaat van de) vader heeft tijdens de zitting verzocht om een nieuw (in zijn woorden: ‘echt’) perspectiefonderzoek, bijvoorbeeld door Entrea Lindenhout. Volgens de vader heeft hij geen echte kans gekregen om te laten zien wat hij kan. De gezinsopname was daarvoor te kort en de omgang met [minderjarige] is daarvoor op dit moment veel te beperkt. De vader vindt dat de ouders een tweede kans moeten krijgen en dat toegewerkt moet worden naar thuisplaatsing. Ook de moeder geeft aan dat er het afgelopen jaar niet (voldoende) is toegewerkt naar een thuisplaatsing van [minderjarige] . De omgang moet wat haar betreft worden uitgebreid.
4.6. De kinderrechter overweegt dat het perspectiefbesluit niet is geregeld in de wet. De wet voorziet (mede daarom) niet in een mogelijkheid om het perspectiefbesluit als zodanig te laten toetsen door een rechter. De rechter kan een perspectiefbesluit betrekken bij de beoordeling van andere verzoeken, die wel in de wet zijn geregeld, voor zover dit noodzakelijk is voor de beoordeling daarvan.
4.7. Met de door de GI gedane verzoeken (voor de duur van één jaar) aan de ene kant en het perspectiefbesluit en het verzoek van de GI aan de kinderrechter om dat perspectief te onderschrijven aan de andere kant is naar het oordeel van de kinderrechter een complexe situatie ontstaan. Niet alleen omdat het opgroeiperspectief van [minderjarige] een veel langere periode dan één jaar betreft, maar ook omdat de doelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing op gespannen voet lijken te staan met het perspectiefbesluit. De beslissing op deze verzoeken kan hoe dan ook (zeer) bepalend worden voor de vraag waar [minderjarige] woont en door wie hij wordt verzorgd en opgevoed. Niet alleen het komend jaar, maar ook in de (bijna) zeventien jaren erna. Voor hem, zijn ouders en pleegouders hangt daar dus veel van af.
4.8. Gelet op al het voorgaande ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van drie maanden en het resterende deel aan te houden. De kinderrechter acht het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk dat hij bij het huidige pleeggezin kan blijven wonen en dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die zicht heeft op (de ontwikkeling van) [minderjarige] . Tegen een verlenging van deze duur hebben de ouders zich ook niet verzet.
4.9. De kinderrechter zal, zoals hiervoor overwogen, vanwege de complexiteit van de zaken en de te verwachten impact op het leven van de belanghebbenden het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling en het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing aanhouden tot een nadere zitting en de zaken verwijzen naar de meervoudige kamer. De nadere zitting van de meervoudige kamer zal plaatsvinden op vrijdag 7 november 2025 om 11:00 uur. De kinderrechter wijst partijen erop dat deze nadere zitting plaatsvindt in het gerechtsgebouw in Arnhem.
4.10. De kinderrechter merkt de pleegouders van [minderjarige] aan als belanghebbenden en zal hen schriftelijk laten oproepen voor deze zitting. De andere belanghebbenden ontvangen geen afzonderlijke oproep, omdat zij bij deze beschikking worden opgeroepen om te verschijnen.
4.11. De kinderrechter ziet geen aanleiding om opdracht te geven aan de GI om een (nieuw) perspectiefonderzoek te (laten) verrichten. Voor een perspectiefonderzoek is het noodzakelijk dat de ouders een eigen woning hebben. Die hebben zij op dit moment allebei niet en dat is ook niet op korte termijn te verwachten. Daarnaast bestaat er voor het uitvoeren van een perspectiefonderzoek een wachtlijst. Het voorgaande brengt mee dat het niet te verwachten is dat er binnen drie maanden een situatie zal zijn waarin er een nieuw perspectiefonderzoek kan plaatsvinden.
4.12. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat er gedurende de komende drie maanden een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld. [minderjarige] laat na de omgangsmomenten met de ouders ander gedrag zien bij het pleeggezin. [minderjarige] huilt nadien veel en eet niet goed. De kinderrechter onderschrijft het belang van contact tussen de ouders en [minderjarige] , maar acht het ook van belang dat [minderjarige] tot rust kan komen. Duidelijkheid in de vorm van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken draagt hieraan bij. De kinderrechter bepaalt als voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de ouders om de week anderhalf uur omgang met [minderjarige] hebben onder begeleiding van Curess, waarbij [minderjarige] de ene week contact heeft met de moeder en de andere week met de vader. Dit betekent een voortzetting van de huidige regeling.
4.13. De kinderrechter houdt de definitieve beslissing op het verzoek voor een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan. Vanwege de samenhang met de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verwijst de kinderrechter de verdere behandeling van dit verzoek naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. Ook dit verzoek zal aan de orde komen tijdens de zitting van de meervoudige kamer van vrijdag 7 november 2025 om 11:00 uur.
4.14. De kinderrechter verzoekt de partijen om relevante nieuwe informatie uiterlijk twee weken voor de zitting, dat wil zeggen uiterlijk vrijdag 24 oktober 2025, schriftelijk aan de rechtbank te verstrekken.
4.15. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5 De beslissing
De kinderrechter:
5.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , tot 27 november 2025;
5.2. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 27 november 2025;
5.3. bepaalt als voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de ouders om de week anderhalf uur omgang met [minderjarige] hebben onder begeleiding van Curess, waarbij [minderjarige] de ene week contact heeft met de moeder en de andere week met de vader;
5.4. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
alvorens verder te beslissen
5.5. houdt iedere verdere beslissing over de verzoeken aan tot de zitting van de meervoudige kamer van7 november 2025 om 11:00 uur;
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
Artikel 1:260 BW.
Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
Zie het arrest van de Hoge Raad van 1 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1148
Zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 oktober 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6510