Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:7249 - Meldplicht relatie collega met leerling wijkt voor bijzondere persoonlijke omstandigheden - 29 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:724929 augustus 2025

Essentie

De kantonrechter oordeelt dat een ontslag op staande voet van een docente onterecht is. Hoewel zij naliet de relatie van een collega met haar minderjarige dochter te melden, rechtvaardigden de extreme psychische nood van de dochter op dat moment dat de meldplicht moest wijken voor haar moederrol.

Rechtsgebieden

Civiel RechtArbeidsrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Arnhem

Zaaknummer / rekestnummer: 11704805 \ HA VERZ 25-77

Beschikking van 2 9 augustus 2025

in de zaak van

[verzoekster], wonende te [woonplaats] , verzoekende partij, hierna te noemen: [verzoekster] , gemachtigde: mr. M.F. Cunha Melo Rodrigues Nunes-Kocyigit,

tegen

STICHTING QUADRAAM, gevestigd te Duiven, verwerende partij, hierna te noemen: Quadraam, gemachtigde: mr. T.A. Opbroek-Booij.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift

  • het verweerschrift

  • de mondelinge behandeling van 19 augustus 2025, alwaar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd aan de hand van door hen overgelegde spreekaantekeningen en waar van het overige aantekening is gehouden door de griffier.

1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1. [verzoekster] , geboren [geboortedatum] 1978, is sinds 7 februari 2000 in dienst bij Quadraam. [verzoekster] was werkzaam in de functie van docent op de middelbare school [school 1] . Haar loon bedroeg € 4.221,60 bruto per maand.

2.2. In de omgangs- en integriteitscode van Quadraam staat in artikel 10 lid 2 het volgende vermeld:

“Een intieme relatie van een medewerker met een leerling is onacceptabel. Als sprake is van een intieme relatie tussen een medewerker met een ouder, voogd of andere begeleider van leerlingen dan wordt deze relatie direct door de medewerker gemeld bij de schoolleiding met het oog op belangenverstrengeling bij het begeleiden van leerlingen. Een intieme relatie met een collega wordt gemeld bij de leidinggevende.”

2.3. In het schooljaar 2023/2024 was de dochter van [verzoekster] leerling op [school 1] . In dat schooljaar kampte de dochter met ernstige psychische problemen, waarvoor zij langdurig onder behandeling stond, diverse therapieën volgde en medicatie gebruikte.

2.4. [verzoekster] had sinds 2017/2018 een relatie met collega, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ).

2.5. In maart 2024 heeft de dochter van [verzoekster] aangegeven dat zij ook een relatie had met [naam 1] . Rondom deze onthulling heeft de dochter van [verzoekster] zelfmoordpogingen ondernomen, één dag voor en één dag na de bekentenis. De relatie is daarna beëindigd. Ook de relatie tussen [verzoekster] en [naam 1] is toen geëindigd.

2.6. Op 9 maart 2025 is de partner van [verzoekster] erachter gekomen dat hun dochter opnieuw contact had met [naam 1] . [verzoekster] heeft daarop contact opgenomen met [naam 1] , hem uitgesloten van een geplande schoolreis die de volgende dag zou plaatsvinden en hem aangespoord om het gesprek met de schoolleiding aan te gaan om uit te leggen waarom hij door [verzoekster] van de schoolreis was uitgesloten.

2.7. Op 10 maart 2025 heeft [naam 1] tijdens een gesprek met de schoolleiding bevestigd dat hij een relatie had met de dochter van [verzoekster] . Naar aanleiding hiervan is [naam 1] op 11 maart 2025 op staande voet ontslagen.

2.8. Op 17 maart 2025 heeft en gesprek tussen [verzoekster] en de schoolleiding plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft zij bevestigd dat zij sinds maart 2024 op de hoogte was van de relatie tussen [naam 1] en haar dochter, maar dat zij aannam dat die relatie toen meteen was beëindigd. Tevens heeft zij erkend zelf een jarenlange relatie met [naam 1] te hebben gehad.

2.9. Quadraam heeft [verzoekster] naar aanleiding van dit gesprek diezelfde dag op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat, voor zover van belang, het volgende:

“(…)U had de relatie van uw collega met uw toen nog minderjarige dochter -en leerling van de school- direct moeten melden. U heeft deze relatie evenmin gemeld nadat uw dochter van school is afgegaan. Uw handelen en nalaten is volledig in strijd met de toepasselijke omgangs- en integriteitsregels die ook zijn neergelegd in de omgangs- en integriteitscode van Stichting Quadraam, onder meer in strijd met de artikelen 8 en 10 daarvan. Uw collega had een seksuele relatie met uw minderjarige dochter, u was hiervan op de hoogte en daarmee op de hoogte van een strafbaar feit. U weet, althans behoort te weten, dat (minderjarige) leerlingen kwetsbaar zijn en dat het, als docent, een van uw taken is om een veilige (leer)omgeving te creëren. Een intieme relatie van een collega met een leerling is volstrekt onacceptabel. U heeft de onveilige omgeving voor deze -en overige- leerlingen in stand gelaten. U heeft ook nagelaten uw relatie met uw collega docent te melden. (…)

Bovenstaande gedragingen vormen dan ook objectief gezien, zowel ieder afzonderlijk, als ook in onderling verband bezien een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW die het ontslag op staande voet rechtvaardigen. Er is bovendien ook in subjectieve zin sprake van een dringende reden, waarbij wij ook uw persoonlijke omstandigheden, voor zover bij ons bekend, de duur van het dienstverband en de aard en de ernst van het hierboven vermelde in ogenschouw hebben genomen. Van Stichting Quadraam kan redelijkerwijs niet gevergd worden het dienstverband te laten voortduren. (…)”

3 Het verzoek en het verweer

3.1. [verzoekster] verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

€ 38.166,85 bruto,

Quadraam te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een billijke vergoeding ter hoogte van € 27.355,97 bruto, voor recht te verklaren dat Quadraam gehouden is om een volledige en deugdelijke eindafrekening op te stellen, inclusief een overzicht van eventueel openstaande vakantiedagen en over te gaan tot uitbetaling daarvan, onder overlegging van een bruto-netto specificatie, binnen een week na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke mocht blijven aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van € 10.000,00, Quadraam te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke rente over alle voormelde geldvorderingen, dit vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn, Quadraam te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag ter zake van buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten.

3.2. [verzoekster] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat Quadraam haar ten onrechte op 17 maart 2025 op staande voet heeft ontslagen. [verzoekster] heeft echter berust in de opzegging en maakt aanspraak op een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging.

3.3. Quadraam voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [verzoekster] in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Op de inhoud van het verweer zal hierna, waar nodig, nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [verzoekster] , die berust heeft in het ontslag op staande voet, een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding moet worden toegekend.

4.2. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, er geen billijke vergoeding is verschuldigd, maar wel een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding en legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.

4.3. Een ontslag op staande voet is alleen geldig als daarvoor een dringende reden bestaat, dat wil zeggen dat sprake is van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Ook moet er zonder onnodig tijdsverloop worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. Het gaat er daarbij om dat het voor de werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen voor de werkgever aanleiding zijn geweest voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De werkgever moet de dringende reden bewijzen.

4.4. Als voornaamste ontslaggrond heeft Quadraam aangevoerd dat [verzoekster] in maart 2024 bij Quadraam geen melding heeft gemaakt van de relatie tussen haar dochter en [naam 1] . In beginsel zal dit naar het oordeel van de kantonrechter al snel een ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen. Van een docente mag worden verwacht dat zij optreedt zodra bekend wordt dat een collega een intieme relatie onderhoudt met een (minderjarige) leerling, omdat dit raakt aan de kern van de verantwoordelijkheid om een veilige leeromgeving te waarborgen. De discussie of dit ook expliciet in de omgangs- en integriteitscode en/of in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is opgenomen, kan hier buiten beschouwing blijven, omdat [verzoekster] zich ook zonder dergelijke codes bewust had behoren te zijn van deze meldverplichting.

4.5. Daartegenover staan de bijzondere omstandigheden die ten tijde van het bekend worden van de relatie tussen haar dochter en [naam 1] bestonden en de situatie waarin [verzoekster] zich als docente, maar ook als moeder bevond. Onweersproken staat vast dat haar dochter in die periode psychisch zeer kwetsbaar was, langdurig onder behandeling stond, diverse therapieën had gevolgd en medicatie gebruikte. Eveneens is niet weersproken dat zij rond de onthulling van de relatie met [naam 1] tot tweemaal toe een serieuze zelfmoordpoging heeft gedaan. [verzoekster] heeft daarover verklaard dat zij gedurende langere tijd dag en nacht voor haar dochter heeft gezorgd en zij en haar echtgenoot afwisselend bij dochter op de kamer sliepen uit angst dat zij opnieuw een zelfmoordpoging zou doen. Voorts is niet gesteld of gebleken dat Quadraam geen kennis heeft gehad van de psychische problemen van de dochter van [verzoekster] . Naar het oordeel van de kantonrechter is gezien deze omstandigheden sprake geweest van een zodanig bijzondere situatie dat het belang van de meldplicht heeft kunnen wijken voor het belang van de dochter, waarbij [verzoekster] - zoals door haarzelf aangegeven - niet in staat was om helder te denken.

4.6. In maart 2025 toen [verzoekster] vernam dat het contact tussen haar dochter en [naam 1] was hervat heeft zij er niet voor gekozen zelf de schoolleiding te informeren, maar [naam 1] aangespoord dit onmiddellijk aan Quadraam kenbaar te maken. Daarmee heeft zij weliswaar niet direct zelf een melding gedaan, maar er wel voor zorggedragen dat - als een alternatieve oplossing - de kwestie direct onder de aandacht van de schoolleiding kwam.

4.7 Quadraam heeft voorts als ontslaggrond aangevoerd dat [verzoekster] haar relatie met [naam 1] niet bij de leiding heeft gemeld, terwijl artikel 10 lid 2 van de Omgangs- en integriteitscode voorschrijft dat relaties tussen collega’s gemeld moeten worden. De kantonrechter is van oordeel dat dit enkele feit, ondanks de regel in de code, niet rechtvaardigt dat wordt gegrepen naar de meest verstrekkende arbeidsrechtelijke sanctie van ontslag op staande voet. In de code zelf zijn geen (mogelijke) sancties opgenomen en Quadraam heeft ook niet toegelicht waarom in haar visie niet volstaan kon worden met een andere minder vergaande sanctie dan die van het ontslag op staande voet. De kantonrechter merkt daarbij op de een relatie tussen collega’s van een andere orde is dan een relatie tussen een docent en een (minderjarige) leerling. Het gegeven ontslag kan daarom ook op deze grond geen stand houden.

4.8. Vorenstaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven. Met die conclusie is de ter zake door [verzoekster] verzochte verklaring voor recht toewijsbaar.

4.9. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, kan de kantonrechter conform artikel 7:681 lid 1 onder a BW aan [verzoekster] een billijke vergoeding toekennen. Voor het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd.[1] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en de vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt.

4.10. De kantonrechter ziet aanleiding om de billijke vergoeding op nihil te stellen. Doorslaggevend daarbij is dat de situatie die tot het ontslag heeft geleid, te weten het tijdig melding maken van de relatie tussen haar dochter en [naam 1] , in belangrijke mate een [verzoekster] betreffende omstandigheid is. Het ontslag is in overwegende mate terug te voeren op het handelen en nalaten van [verzoekster] zelf. Als bijkomende omstandigheden weegt de kantonrechter mee dat [verzoekster] sinds het nieuwe schooljaar weer in loondienst werkzaam is waardoor haar inkomensverlies beperkt is gebleven. Alles in samenhang bezien bestaat daarom geen grond om bovenop de wettelijke vergoedingen nog een billijke vergoeding toe te kennen.

4.11. De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt.[2] Die vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, volgens [verzoekster] € 16.581,37 bruto. De omvang van dit bedrag is door Quadraam niet betwist, zodat dit zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 17 maart 2025.

4.12. Het verzoek om Quadraam te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . Dat betekent dat de transitievergoeding verschuldigd is.[3] Quadraam heeft de door [verzoekster] gemaakte berekening van de transitievergoeding van € 38.166,85 bruto niet betwist. Daarom wordt Quadraam veroordeeld tot betaling van dat bedrag. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 17 april 2025.

4.13. De kantonrechter zal het onder e van het petitum verzochte afwijzen omdat niet is gesteld of gebleken dat Quadraam haar wettelijke verplichtingen tot het verstrekken van een deugdelijke bruto-netto specificatie, het opstellen van de eindafrekening en het op basis daarvan eventueel uit te betalen loon niet zal nakomen.

4.14. [verzoekster] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft evenwel niet onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering ter zake zal dan ook worden afgewezen.

4.15. De proceskosten komen voor rekening van Quadraam, omdat Quadraam overwegend ongelijk krijgt en sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Quadraam. De proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op € 1.039,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. verklaart voor recht dat het door Quadraam op 17 maart 2025 gegeven ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven,

5.2. veroordeelt Quadraam om aan [verzoekster] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 16.581,37 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 maart 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,

5.3. veroordeelt Quadraam om aan [verzoekster] een transitievergoeding te betalen van € 38.166,85 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 april 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,

5.4. veroordeelt Quadraam in de proceskosten van € 1.039,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Quadraam niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,

5.5. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad[4],

5.6. wijst af het meer of anders verzochte.

26396 \ 61525

Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle).

Artikel 7:672 lid 11 BW.

Artikel 7:673 lid 1 BW.

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.


Voetnoten

Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle).

Artikel 7:672 lid 11 BW.

Artikel 7:673 lid 1 BW.

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.