Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Zutphen

Zaaknummers: C/05/450705 / FZ RK 25-944 en C/05/450773 / FZ RK 25-960

Beschikking van 21 augustus 2025

naar aanleiding van de op 11 april 2025 ingekomen brieven, via de eigen rechtsingang minderjarige als bedoeld in artikel 1:377g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), van:

[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,

en

[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] , advocaat mr. S.P. ter Linden te Apeldoorn,

[naam vader], hierna te noemen de [woonplaats] , wonende in Apeldoorn.

De Raad voor de Kinderbescherming, locatie Arnhem (hierna: de Raad), is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.

1 Het verloop van de procedure

1.1. Op 22 april 2025 heeft de rechtbank een tweetal brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontvangen.

1.2. De kinderrechter heeft op 16 juni 2025 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] – eerst afzonderlijk en vervolgens kort gezamenlijk – gesproken. Hierbij heeft de kinderrechter hen laten weten dat zij voorlopig niet naar hun vader toe hoeven als zij dat niet durven vanwege de door hem te ontvangen uitnodiging van de rechtbank voor een mondelinge behandeling.

1.3. Naar aanleiding van deze gesprekken heeft de kinderrechter de ouders en de Raad uitgenodigd voor een mondelinge behandeling.

1.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juli 2025. Hierbij zijn verschenen:

  • de vader;

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

  • een vertegenwoordigster van de Raad.

2 De feiten

2.1. De ouders zijn tot [datum] 2013 met elkaar gehuwd geweest en zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.2. In het in de aanloop naar de echtscheiding opgestelde ouderschapsplan zijn de ouders – naar de rechtbank begrijpt – onder meer overeengekomen dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft en [minderjarige 2] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder. Ook zijn zij een week-op-week-af-regeling overeengekomen.

2.3. Op 12 oktober 2023 is deze co-ouderschapsregeling na een incident in de thuissituatie bij de vader gestopt. Bij tussenbeschikking van 9 januari 2024 heeft deze rechtbank als voorlopige zorgregeling vastgesteld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 5 december 2023 twee keer per week contact hebben met de vader, waarbij zij iedere dinsdag- en donderdagavond bij de vader zullen eten. Ook heeft deze rechtbank bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] voorlopig bij de moeder is.

2.4. De ouders zijn vervolgens een (naar co-ouderschap) opbouwende zorgregeling overeengekomen voor de periode tot 1 juli 2025. Ook zijn zij overeengekomen dat na 1 juli 2025 de afspraken uit het ouderschapsplan van 29 april 2013 en het addendum van 11 en 13 september 2016 herleven. Deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 januari 2025 overeenkomstig de overeenstemming tussen de ouders beslist. De rechtbank heeft daarbij ook bepaald dat [minderjarige 1] , met ingang van 1 juli 2025, haar hoofdverblijf bij de vader heeft en op het adres van de vader in de Basisregistratie Personen wordt ingeschreven.

3 De brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

3.1. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] maken gebruik van de informele eigen rechtsingang minderjarigen als bedoeld in artikel 1:377g BW. Zij hebben ieder een brief aan de kinderrechter geschreven en hun brieven in een gesprek met de kinderrechter toegelicht. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vragen – kort samengevat – om de zorgregeling met hun vader te wijzigen. Ook vraagt [minderjarige 1] om haar hoofdverblijfplaats bij de moeder te behouden.

4 De mening van de ouders

4.1. De moeder heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat de wens om een brief te schrijven aan de rechtbank vanuit de kinderen is gekomen. De moeder vindt het belangrijk dat de kinderen contact hebben met de vader en zegt dit ook tegen de kinderen. Dit is ook de reden dat zij achter een opbouwregeling stond, ondanks dat de kinderen destijds al aangeven dat zij minder naar de vader toe wilden. Omdat er destijds niet naar de wens van de kinderen is geluisterd, vindt de moeder het belangrijk dat dat deze keer wel wordt gedaan. Zij vindt het fijn om te horen dat de kinderen aangeven dat ze wel bij de vader willen eten. Voor de kinderen zou het volgens haar helpend zijn als de vader erkent dat hij de kinderen pijn heeft gedaan en zijn excuses hiervoor aanbiedt.

4.2. De vader heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat de oproep voor deze zitting voor hem uit het niets kwam. Hij wil het beste voor zijn kinderen en als hun wens is om twee keer per week te komen avondeten, dan accepteert hij dat. Dit neemt niet weg dat hij de situatie erg verdrietig vindt. De vader zou graag met de kinderen in gesprek gaan over deze situatie, maar hij wil de kinderen niet dwingen om hierover te praten. Ook staat de vader ervoor open om (opnieuw) hulp voor zichzelf te zoeken.

5 Het advies van de Raad

5.1. De Raad heeft geadviseerd om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te volgen in hun verzoeken. Het is erg vervelend dat de kinderen slechte ervaringen hebben met de hulpverlening. Het is belangrijk dat zij kunnen vertrouwen op professionals. Uit de mening van de kinderen komt duidelijk naar voren dat de kinderen beiden een lijntje met de vader willen houden door middel van het avondeten en dat is heel positief. De kinderen hebben behoefte om gezien en gehoord te worden, vooral in hun gevoel dat zij onveilig waren. De kinderen hebben een andere beleving over de gebeurtenissen dan de vader. De vader wil respecteren dat de kinderen hier anders instaan, maar dit is moeilijk voor hem. Het kan de vader helpen om hiervoor zelf hulp te vragen bij het wijkteam. De kinderen zijn duidelijk in hun standpunten en wensen zelf duidelijkheid te krijgen over het vervolg. Daarom is aanhouding van de procedure volgens de Raad niet helpend. De Raad adviseert om vast te leggen dat de kinderen één of twee keer per week bij de vader avondeten. Ook adviseert de Raad om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder te bepalen, omdat dat past bij de feitelijke situatie.

6 De beoordeling

6.1. De kinderrechter heeft de brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aangemerkt als een (informele) eigen rechtsingang van een minderjarige en zal deze procedure daarom op die manier behandelen.

6.2. Volgens de artikelen 1:377g, 1:377a en 1:253a lid 4 BW, heeft de minderjarige van twaalf jaar en ouder een eigen toegang tot de kinderrechter. Na een gesprek met de minderjarige kan de kinderrechter ambtshalve besluiten de zorgregeling (en in het verlengde hiervan de hoofdverblijfplaats) op grond van artikel 1:377e BW te wijzigen.

6.3. De kinderrechter heeft in de brieven van de kinderen gelezen dat zij niet blij zijn met de zorgregeling waar naartoe wordt opgebouwd. Ze voelen zich niet veilig tijdens overnachtingen bij de vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben dat ook verteld in het gesprek met de kinderrechter. Zij willen liever minder bij de vader verblijven en daar niet meer overnachten. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geven wel aan dat zij de relatie met de vader willen behouden, door in ieder geval één ( [minderjarige 2] ) of twee ( [minderjarige 1] ) keer in de week samen te eten. Zij verzoeken de kinderrechter om dit vast te leggen. Ook verzoekt [minderjarige 1] dat zij bij de moeder ingeschreven blijft. De kinderrechter merkt dit aan als een verzoek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot wijziging van de zorgregeling en van [minderjarige 1] tot vaststelling van haar hoofdverblijfplaats.

6.4. De kinderrechter ziet dat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich tot nu toe niet gehoord voelen over de invulling van de zorgregeling. Volgens de kinderen hebben er zich een aantal situaties bij de vader voorgedaan, waarvan zij zijn geschrokken en waardoor zij zich gespannen voelen wanneer zij bij de vader zijn. Het is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belangrijk dat zij in hun gevoel erkend worden. De kinderrechter geeft de ouders, en met name de vader, mee dat op het moment dat de kinderen zeggen dat zij iets als vervelend ervaren, het belangrijker is om met de kinderen over hun gevoel te praten, dan over de precieze feiten van het voorval.

6.5. Gezien de leeftijd van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de stelligheid waarmee zij zeggen niet meer bij hun vader te willen slapen, weegt hun mening over wanneer ze bij welke ouder willen zijn zwaar. Daarom zal de kinderrechter grotendeels aansluiten bij het verzoek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en bepalen dat de kinderen en de vader twee contactmomenten per week met elkaar hebben, waarbij de dag en het tijdstip in onderling overleg wordt afgesproken. De kinderen eten in ieder geval één keer per week bij de vader. Het andere contactmoment zullen zij in onderling overleg afspreken wat zij gaan doen. Dit biedt mogelijkheden om met elkaar iets te ondernemen, waarbij echt contact met elkaar gemaakt kan worden. De kinderrechter adviseert de vader om de kinderen daarbij leidend te laten zijn in de te maken keuze voor een activiteit, zodat het iets is waar zij zin in hebben.

6.6. De kinderrechter merkt op dat het de vader vrijstaat om eens een voorstel aan de kinderen te doen om ook op andere momenten contact met elkaar te hebben of een activiteit te ondernemen. Hierbij geldt wel dat wanneer de kinderen aangeven dit niet te willen, hij dit moet respecteren. De Raad heeft ter zitting gesuggereerd dat de vader kan aanbieden om de kinderen eens ergens naartoe te brengen of op te halen, omdat het vaak makkelijker is om een gesprek te voeren als je naast elkaar in de auto zit dan wanneer je tegenover elkaar aan tafel zit. De kinderrechter moedigt de vader aan om dit advies te volgen. Hierbij is het helpend als de moeder de kinderen af en toe de suggestie doet dat zij ook hun vader kunnen vragen om hen ergens naartoe te brengenen als de ouders beiden dezelfde (positieve) boodschap richting de kinderen uitdragen.

6.7. Met de Raad vindt de kinderrechter het ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] van belang dat de juridische situatie aansluit bij de feitelijke situatie. [minderjarige 1] woont bij de moeder. Er is een nieuwe situatie ontstaan door wijziging van de zorgregeling, waardoor er geen sprake meer is van co-ouderschap. Hierbij is het passend dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder blijft en niet wijzigt naar de vader, zoals de ouders eerder zijn overeengekomen. De kinderrechter zal dit vastleggen.

7 Brieven aan de kinderen

7.1. De kinderrechter heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afgesproken dat zij in een aparte brief aan hen uitlegt wat de beslissing is. De rechtbank acht van belang dat beide ouders op de hoogte zijn van de inhoud van de brieven. Daarom wordt hieronder de tekst van de (deels gelijke) brieven weergegeven:

Beste [minderjarige 1] ,

Op 16 juni 2025 hebben wij met elkaar gepraat bij de rechtbank over de brief die je mij in april 2025 had geschreven. Ik vind het belangrijk om je zelf te laten weten wat mijn beslissing is. Daarom schrijf ik je nu deze brief.

Op 28 juli 2025 heb ik met je ouders gepraat tijdens de zitting. Daar was ook de advocaat van je moeder bij. Verder was er iemand van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Die nodigt de rechtbank altijd uit bij dit soort zaken, zodat zij de rechtbank advies kunnen geven.

Ik heb aan jouw ouders verteld wat jij vindt van het contact tussen jou en je vader en daarbij heb ik ook de door jou gegeven voorbeelden besproken, zoals we dat aan het eind van ons gesprek hadden afgesproken. Je ouders hebben verteld hoe zij er tegenaan kijken en de Raad voor de Kinderbescherming heeft advies gegeven. Na de zitting heb ik nagedacht over mijn beslissing.

Mijn beslissing is dat je vanaf nu in ieder geval twee keer per week naar je vader gaat: één keer met het avondeten en nog een keer om iets anders met elkaar te doen. Als je dat wilt, kan dat samen met [minderjarige 2] . Je hoeft dus niet meer bij je vader te overnachten. De dagen waarop je naar je vader gaat, mag je samen met hem afspreken. Dan kunnen jullie ook rekening houden met andere afspraken die jullie hebben. In principe zullen de afspraken met je vader doordeweeks zijn, zoals je mij hebt gevraagd. Maar als het een keer niet lukt om elkaar twee keer doordeweeks te zien, dan zal er toch een moment in het weekend afgesproken worden. Daarnaast beslis ik dat je ingeschreven kunt blijven staan op het adres van je moeder.

Ik neem deze beslissing over het contact met je vader, omdat je mij duidelijk hebt laten weten dat je door nare ervaringen in het verleden veel stress en onrust voelt als je bij je vader blijft slapen en dat je dit daarom niet meer wilt. Ik vind het belangrijk om hiernaar te luisteren en je niet te dwingen tot iets dat je niet wilt. Daarbij speelt voor mij mee dat je inmiddels 17 jaar bent en dat het dus ook logisch is dat je steeds meer zelf beslist hoe je contact wilt hebben met je ouders. Ik vind het belangrijk dat je weet dat je vader op de zitting heeft gezegd dat hij het wel verdrietig vindt dat hij je nu minder zal zien en dat je niet meer blijft slapen, maar dat hij het heel belangrijk vindt dat er wordt geluisterd naar wat jij wilt. Hij wil dat wordt gedaan wat goed voor je is en heeft dus niet gevraagd om een andere regeling.

Deze beslissing betekent dat jij en je vader elkaar minder zullen zien dan hiervoor. Ik hoop dat het jou en je vader lukt om in de tijd die jullie samen zijn echt contact met elkaar te maken. Dus kwaliteit boven kwantiteit. Ik verwacht van jou én je vader dat jullie daar allebei moeite voor zullen doen. Daarom beslis ik dat jullie één van de twee keer dat jullie elkaar zien iets anders gaan doen dan met elkaar eten. Probeer voor je met je vader een dag afspreekt vast na te denken over wat je leuk zou vinden om te doen, zoals bijvoorbeeld ergens een ijsje eten, een terrasje pakken, naar een voetbalwedstrijd van [minderjarige 2] kijken, een film kijken, een spelletje spelen, of natuurlijk iets heel anders. Verder past bij het maken van echt contact dat jullie elkaar vertellen hoe het met jullie gaat en wat jullie hebben meegemaakt. Probeer ook tijdens de momenten dat je je vader ziet je telefoon zoveel mogelijk weg te leggen.

De beslissing over je inschrijving op het adres van je moeder neem ik omdat ik het belangrijk vindt dat je ingeschreven bent waar je ook woont.

Tot slot vind ik het belangrijk om tegen je te zeggen dat als het contact tussen jou en je vader goed gaat en je hem weer wat vaker zou willen zien of bij hem zou willen blijven slapen, dat altijd mag. Daarvoor heb je geen beslissing van mij nodig. Mijn beslissing betekent alleen dat je niet vaker naar je vader toe hoeft als je dat niet wilt.

Ik hoop dat het voor jou zo duidelijk is wat ik heb beslist en waarom ik die beslissing heb genomen.

Met vriendelijke groet,

mr. S.I. Geerling

Beste [minderjarige 2] ,

Op 16 juni 2025 hebben wij met elkaar gepraat bij de rechtbank over de brief die je mij in april 2025 had geschreven. Ik vind het belangrijk om je zelf te laten weten wat mijn beslissing is. Daarom schrijf ik je nu deze brief.

Op 28 juli 2025 heb ik met je ouders gepraat tijdens de zitting. Daar was ook de advocaat van je moeder bij. Verder was er iemand van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Die nodigt de rechtbank altijd uit bij dit soort zaken, zodat zij de rechtbank advies kunnen geven.

Ik heb aan jouw ouders verteld wat jij vindt van het contact tussen jou en je vader, zoals we dat aan het eind van ons gesprek hadden afgesproken. Je ouders hebben verteld hoe zij er tegenaan kijken en de Raad voor de Kinderbescherming heeft advies gegeven. Na de zitting heb ik nagedacht over mijn beslissing.

Mijn beslissing is dat je vanaf nu in ieder geval twee keer per week naar je vader gaat: één keer met het avondeten en nog een keer om iets anders met elkaar te doen. Als je dat wilt, kan dat samen met [minderjarige 1] . Je hoeft dus niet meer bij je vader te overnachten. De dagen waarop je naar je vader gaat, mag je samen met hem afspreken. Dan kunnen jullie ook rekening houden met andere afspraken die jullie hebben. In principe zullen de afspraken met je vader doordeweeks zijn, zoals je mij hebt gevraagd. Maar als het een keer niet lukt om elkaar twee keer doordeweeks te zien, dan zal er toch een moment in het weekend afgesproken worden.

Ik neem deze beslissing over het contact met je vader, omdat je mij duidelijk hebt laten weten dat je je niet veilig voelt om bij je vader te slapen en omdat je vader volgens jou toch maar weinig thuis is op de momenten dat je er bent. Ik heb gezien dat je nu écht niet bij je vader wilt slapen en ik vind het belangrijk om hiernaar te luisteren en je niet te dwingen tot iets dat je écht niet wilt. In ons gesprek zei je nog dat je liever maar één keer per week bij je vader gaat eten in plaats van twee keer. Wat dit betreft heb ik dus iets anders beslist dan je graag wilde. Dat betekent niet dat ik niet heb geluisterd naar wat je wilt of dat niet serieus heb genomen, maar ik denk dat het goed voor je is om wel twee keer per week contact met je vader te hebben. Anders zit er steeds (te) lang tussen en zullen jullie elkaar nog meer uit het oog verliezen dan nu al het geval is. Ik vind het belangrijk dat je weet dat je vader op de zitting heeft gezegd dat hij het wel verdrietig vindt dat hij je nu minder zal zien en dat je niet meer blijft slapen, maar dat hij het heel belangrijk vindt dat er wordt geluisterd naar wat jij wilt. Hij wil dat wordt gedaan wat goed voor je is en heeft dus niet gevraagd om een andere regeling.

Deze beslissing betekent dat jij en je vader elkaar minder zullen zien dan hiervoor. Ik hoop dat het jullie lukt om in de tijd die jullie samen zijn echt contact met elkaar te maken. Dan zien jullie elkaar weliswaar minder, maar hebben jullie hopelijk wel beter contact met elkaar dan jullie de laatste tijd hadden. Ik verwacht van jou én je vader dat jullie daar allebei moeite voor zullen doen. Daarom beslis ik dat jullie één van de twee keer dat jullie elkaar zien iets anders gaan doen dan met elkaar eten. Probeer voor je met je vader een dag afspreekt vast na te denken over wat je leuk zou vinden om te doen, zoals bijvoorbeeld ergens een ijsje eten, of dat je vader naar een voetbalwedstrijd van jou komt kijken en dat jullie daarna samen wat drinken, een film kijken, een spelletje spelen, of natuurlijk iets heel anders. Probeer als je je vader ziet om hem te vertellen hoe het met je gaat en wat je de dagen ervoor hebt meegemaakt. En probeer dan ook je telefoon zoveel mogelijk weg te leggen.

Als het contact tussen jou en je vader goed gaat en je hem weer wat vaker zou willen zien of bij hem zou willen blijven slapen, mag dat altijd. Daarvoor heb je geen beslissing van mij nodig. Mijn beslissing betekent alleen dat je niet vaker naar je vader toe hoeft als je dat niet wilt.

Ik hoop dat het voor jou zo duidelijk is wat ik heb beslist en waarom ik die beslissing heb genomen.

Tot slot wil ik dit nog tegen je zeggen. In ons gesprek zag ik dat je het allemaal best lastig vindt en dat je vindt dat je het allemaal zelf moet oplossen. Ook omdat je teleurgesteld bent over de eerdere hulpverlening van het CJG: door hen voelde je je echt niet geholpen. Ik vind het jammer dat je zo’n slechte ervaring met hulpverlening hebt gehad en wil je vertellen dat dat niet is hoe het hoort te gaan. Iedereen heeft in zijn leven wel eens hulp nodig en jij op dit moment misschien ook wel. Dat is ook helemaal niet gek na alles wat er de afgelopen jaren is gebeurd in jouw leven. Ik hoop daarom dat je het nog eens een kans wilt geven en hulp gaat vragen als je ook denkt dat je dat kunt gebruiken. Vaak zijn er op school mensen die je heel goed kunnen helpen en je zou bijvoorbeeld je mentor of een andere leraar die je vertrouwt kunnen vragen om je met hen in contact te brengen.

Met vriendelijke groet,

mr. S.I. Geerling

8 De beslissing

De kinderrechter:

8.1. wijzigt de beschikking van 8 januari 2025 en stelt vast als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarigen:

  • [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] en

  • [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,

twee contactmomenten per week hebben met de vader, waarbij de dag en het tijdstip in onderling overleg wordt afgesproken. De kinderen eten in ieder geval één keer per week bij de vader. Het andere contactmoment zullen zij in onderling overleg afspreken wat zij gaan doen;

8.2. bepaalt dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de moeder heeft en op het adres van de moeder in de Basisregistratie Personen wordt ingeschreven;

8.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: