ECLI:NL:RBGEL:2025:6104 - Rechtbank Gelderland - 29 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/441696 / FA RK 24-3179 Datum uitspraak: 29 juli 2025 beschikking over vermogensrechtelijke afwikkeling
in de zaak van
[naam verzoekster] (nader te noemen: de vrouw), wonende in [woonplaats] , advocaat mr. H.P. Scheer in Utrecht,
tegen
[naam verweerder] (nader te noemen: de man), wonende in [woonplaats] , advocaat mr. N.J. Hos in Amersfoort.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank gaat uit van de volgende stukken:
2 Wat vooraf ging
2.1. De rechtbank verwijst voor de feiten en de verzoeken mede naar de beschikking van 6 maart 2025.
2.2. Partijen zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd in de beperkte wettelijke gemeenschap van goederen. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde op de peildatum (31 januari 2024) in ieder geval het huis aan het adres [adres] , Bulgarije.
2.3. Beide partijen hadden voorhuwelijks vermogen. Zij stellen allebei dat zij vanuit dat privévermogen in de woning hebben geïnvesteerd. Dat er in die woning is geïnvesteerd is niet in geschil. Waar partijen met name over van mening verschillen, is de vraag waar het geld van de investeringen vandaan kwam. Dit komt voor een groot deel doordat veel betalingen contant zijn gedaan.
2.4. In de beschikking van 6 maart 2025, rechtsoverweging 3.29, heeft de rechtbank overwogen dat het op grond van de op dat moment voorhanden informatie onvoldoende duidelijk was hoe de geldstromen zijn gelopen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in het geding te brengen. Partijen hebben dat gedaan.
3 De standpunten van partijen
Het nadere standpunt van de vrouw
3.1. De vrouw stelt het volgende. Zij heeft tussen 29 mei 2017 en 28 juli 2022 in totaal € 60.250 in contanten opgenomen van haar bankrekening bij de ING Bank. Hiervan is een bedrag van € 2.850 vóór het huwelijk opgenomen. Verder heeft haar moeder in 2022 een bedrag van in totaal € 2.400 naar haar Bulgaarse rekening overgemaakt.
3.2. De vrouw trekt uit het voorgaande de conclusie dat de man haar minimaal de helft van het door haar met privégeld geïnvesteerde bedrag aan haar dient te vergoeden. Dat is € 4.079,15.
Het nadere standpunt van de man
3.3. De man stelt dat hij voorafgaand aan en tijdens het huwelijk over circa € 35.000 privévermogen beschikte. Dit vermogen bestond uit:
Verder heeft de man tijdens het huwelijk een oude Volkswagen Kever en een Sparta brommer verkocht voor ongeveer € 10.000 in totaal. Deze bedragen heeft de man geïnvesteerd in de woning in Bulgarije. Daarnaast heeft hij ook veel werkzaamheden zelf gedaan en op die manier in natura geïnvesteerd in de woning. Ook zijn vader heeft veel tijd en energie gestoken in de verbouwing. De man persisteert bij zijn verzoek om, na verrekening van hetgeen de man bij de aankoop van de woning méér heeft betaald dan de vrouw, de resterende overwaarde bij helfte te verdelen.
3.4. Eerder in de procedure heeft de man het standpunt ingenomen dat hij een transitievergoeding van € 29.367,56 heeft ontvangen en ook daaruit in de woning heeft geïnvesteerd, maar die stelling is niet nader met stukken onderbouwd.
4 De beoordeling
4.1. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat zij een bedrag van in totaal € 82.550 in de woning heeft geïnvesteerd, bestaande uit € 60.250 aan contante opnames, € 19.900 aan overboekingen naar de Bulgaarse rekening en het bedrag van € 2.400 dat zij van haar moeder heeft ontvangen, mede in het licht van het eerder
4.2. De rechtbank is van oordeel dat de man voldoende heeft onderbouwd dat hij een bedrag van in totaal € 15.836,46 aan privévermogen in de woning heeft geïnvesteerd. Hierbij neemt de rechtbank de verkoopopbrengst van zijn huis in [plaatsnaam] van € 14.111,93 mee, vermeerderd met de afname van de saldi op zijn rekeningen tussen de huwelijksdatum en de peildatum, zijnde € 1.724,53
4.3. De rechtbank laat de door de man gestelde verkoopopbrengsten van de Volkswagen Kever en de Sparta buiten beschouwing. De vrouw heeft er terecht op gewezen dat de verzekeringspolis van de Sparta op naam van de vader van de man stond. De man heeft niet gesteld
4.4. De rechtbank passeert verder de stelling van de man dat hetgeen hij bij de aankoop méér heeft betaald dan de vrouw moet worden verrekend. In overweging 3.28 van de beschikking van 6 maart 2025 heeft de rechtbank immers benoemd dat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat zij zich erin kunnen vinden om het verschil in investering bij de aankoop van de woning te laten voor wat het is. Hier waren zij het dus over eens. De man kan niet terugkomen op deze afspraak.
4.5. De conclusie is dat de vrouw een bedrag van € 463,31 méér uit privévermogen heeft geïnvesteerd in de woning in Bulgarije dan de man. Op deze investering is de zogenoemde beleggingsleer van toepassing.
Overige beslispunten
4.6. In de beschikking van 6 maart 2025 heeft de rechtbank overwegingen gegeven over een aantal inboedelgoederen die de man wenst te ontvangen. Overeenkomstig die overwegingen zal de rechtbank hierover nu een beslissing geven.
4.7. De rechtbank zal de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissingen moeten worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1. bepaalt dat partijen dienen mee te werken aan verkoop van de woning aan het adres [adres] , Bulgarije;
5.2. bepaalt dat de vrouw bij vooruitneming uit de verkoopopbrengst van deze woning een bedrag mag nemen, dat wordt berekend op € 463,31 : aanschafwaarde woning x verkoopwaarde woning en dat de netto-opbrengst voor het overige tussen partijen bij helfte wordt gedeeld;
5.3. bepaalt dat als partijen het alsnog eens worden over toedeling van de woning aan de vrouw, zij aan de man een bedrag dient te vergoeden gelijk aan de helft van de netto waarde verminderd met de helft van € 463,31 : aanschafwaarde woning x overnameprijs van de woning;
5.4. stelt vast dat het doosje met bon van het horloge (en het bandje) van de man (Tag Heuer) en de spullen van zijn overleden oma uit Suriname aan hem toebehoren;
5.5. draagt de vrouw op de digitale foto’s waarop de man met [naam] staat aan hem toe te sturen;
5.6. bepaalt dat deze beslissing uitvoerbaar is bij voorraad;
5.7. wijst af wat meer of anders is verzocht.
Productie 39 van de vrouw.
€ 2.741,35 op de peildatum, € 1.767,05 op de huwelijksdatum.
€ 5.500,12 op de peildatum, € 9.282,72 op de huwelijksdatum.
De helft van € 2.850 (investeringen vóór het huwelijk) + € 2.908,30 (afname saldi tijdens het huwelijk) + € 2.400 (ontvangen van haar moeder).
De man had ook een beleggingsrekening bij Evi van Lanschot, maar daarop stond al sinds 2014 geen saldo meer.
Productie 13 bij aanvullend verzoekschrift.
Artikel 1:94 lid 2, aanhef en onder a, Burgerlijk Wetboek (BW).
€ 10.864,93 - € 9.140,40.
Hij stelt alleen dat hij ze heeft verkocht.
Artikel 1:87 BW.