Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag
ECLI:NL:RBDHA:2025:19301 - Rechtbank Den Haag - 22 oktober 2025
Uitspraak
ECLI:NL:RBDHA:2025:19301•22 oktober 2025
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 25-363
Zaaknummer: C/09/688659
Datum beschikking: 22 oktober 2025
Vaststelling van staatloosheid
Beschikking op het op 16 juli 2025 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster] ,
verzoekster,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.G. Grigorjan te 's-Hertogenbosch.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie - en Naturalisatiedienst,
verder te noemen "de Staat"),
zetelende te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: T. Stelpstra.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder: - het verzoekschrift; - de brief van 21 augustus 2025 van de Staat; - het bericht van 21 augustus 2025 van verzoekster; - het bericht van 18 september 2025 van verzoekster; - het bericht van 19 september 2025 van de Staat.
Verzoek en het advies van de Staat
Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoekster.
De Staat adviseert het verzoek toe te wijzen.
Omdat het advies van de Staat overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen. Partijen hebben hiermee ingestemd.
Feiten
De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
Beoordeling
Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoekster in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoekster onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat zij ontvankelijk is in haar verzoek.
Relevante landen
De rechtbank ziet aanleiding om de Palestijnse Gebieden, Syrië en Zweden in haar beoordeling over de staatloosheid van verzoekster te betrekken. Dit omdat verzoekster stelt van Palestijnse afkomst te zijn, in Syrië geboren is en zij van 14 december 2020 tot 1 augustus 2022 in Zweden heeft verbleven.
Wordt verzoekster als onderdaan van de Palestijnse Gebieden beschouwd?
Gelet op de door verzoekster overgelegde documenten – welke documenten positief zijn beoordeeld door Bureau Documenten van de IND – is het aannemelijk dat verzoekster van Palestijnse afkomst is. Voor zover verzoekster de Palestijnse nationaliteit heeft, geldt het volgende.
Uit het 'Algemeen Ambtsbericht Palestijnse Gebieden' (april 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de 'Werkinstructie SUA' van 11 december 2020 van de IND (nummer en titel: WI 2020/19 Palestijnen, hierna te noemen: de Werkinstructie) volgt dat Nederland de staat Palestina, en dus ook de Palestijnse nationaliteit, niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen uit de Palestijnse gebieden daarom als staatloos.
Wordt verzoekster als onderdaan van Syrië beschouwd?
Op grond van de nationaliteitswetgeving van Syrië (decreet 276 uit 1969; bevestiging hiervan is te vinden in het 'Algemeen Ambtsbericht Syrië' (mei 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) kan de Syrische nationaliteit onder andere worden verkregen door afstamming van een Syrische vader. Een moeder kan naar Syrisch nationaliteitsrecht haar nationaliteit alleen doorgeven in het geval het kind is geboren in Syrië en de vader het kind niet heeft erkend. Van deze situaties is in dit geval niet gebleken, zodat het niet aannemelijk is dat verzoekster de Syrische nationaliteit via haar vader of moeder kan hebben verkregen.
Verzoekster beschikt ook over een Syrisch reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen en een Syrische identiteitskaart voor Palestijnse vluchtelingen, zodat aannemelijk is dat de Syrische overheid verzoekster beschouwt als Palestijn zonder de Syrische nationaliteit.
Uit de Werkinstructie volgt dat Palestijnen in Syrië in principe staatloos zijn en niet kunnen naturaliseren.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat verzoekster beschikt over de nationaliteit van Syrië.
Wordt verzoekster als onderdaan van Zweden beschouwd?
Uit door de Staat verstrekte informatie blijkt dat verzoekster in Zweden een asielprocedure heeft doorlopen. Haar aanvraag is afgewezen. Dit betekent dat verzoekster nooit rechtmatig verblijf in Zweden heeft gehad. Alleen al om die reden is het niet aannemelijk dat verzoekster de Zweedse nationaliteit heeft. Verder volgt uit het door de Staat overgelegde document 'Acceptence of request for transfer in accordance with Regulation (EU) 604/2013' dat verzoekster in Zweden is geregistreerd als staatloos, zodat kan worden vastgesteld dat verzoekster niet de Zweedse nationaliteit heeft.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoekster door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoekster kan worden vastgesteld.
Beslissing
De rechtbank:
stelt vast dat verzoekster staatloos is.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2025.