Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18864 - Rechtbank Den Haag - 13 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1886413 oktober 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team handel - voorzieningenrechter
zaak - / rolnummer: C/09/691283 / KG ZA 25-893
Vonnis in kort geding van 13 oktober 2025
in de zaak van
**The View of Rotterdam B.V.**te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. Maaswinkel te Rotterdam,
tegen:

1 Unica Installatietechniek B.V. te Hoevelaken,

gedaagde,
advocaat mr. R.G.T. Bleeker te Amsterdam.
en

2 B&G Audio/Video Solutions B.V.te Krimpen aan den IJssel

gedaagde,
advocaat mr. R.M. Avezaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'TVOR', 'Unica' en 'B&G'.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaardingen; - de akte inbreng producties van TVOR; - de door B&G overgelegde conclusie van antwoord met producties; - de door Unica overgelegde conclusie van antwoord; - de akte inbreng producties en aanvulling eis van TVOR; - de akte houdende overlegging producties van Unica; - de akte inbreng productie van TVOR; en - de op 29 september 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door TVOR en Unica pleitnotities zijn overgelegd.
1.2. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting besproken is, wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. TVOR is een projectontwikkelaar die is opgericht om het project The View of Rotterdam te ontwikkelen en te realiseren. Het project bestaat uit drie gebouwen bestaande uit winkels, kantoren, appartementen en een hotel.
2.2. Unica is als installateur betrokken bij de realisatie van twee van de drie gebouwen, te weten het West - en het Oostgebouw. Haar werkzaamheden bestonden onder meer uit het leveren, monteren en bedrijfsvaardig aansluiten van elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties, waaronder een klimaatinstallatie in de appartementen in het West-gebouw. Overeengekomen is dat de klimaatinstallaties in de appartementen met een Signature-uitvoering worden bediend en aangestuurd door middel van een domotica-installatie. Unica heeft deze domotica-installatie ingekocht bij B&G.
2.3. TVOR en Unica hebben hun afspraken over de uitvoering van de installatietechnische werkzaamheden onder andere vastgelegd in de aannemingsovereenkomst Casco + E&W (hierna: de Aannemingsovereenkomst) en de daarvan onderdeel uitmakende stukken. Op deze overeenkomst zijn de UAV 2012 van toepassing.
2.4. In dertien Signature-appartementen is na oplevering aan de bewoners een storing geconstateerd in de klimaatinstallatie. Partijen voeren al geruime tijd overleg over een oplossing van die problemen en hebben ook een test uitgevoerd om de oorzaak van de problemen te achterhalen, maar nog altijd functioneert de klimaatinstallatie in een aantal appartementen niet naar behoren.
2.5. In verband met de problemen met de klimaatinstallatie heeft TVOR herhaaldelijk aan Unica en B&G gevraagd om toezending van stukken. Unica heeft verschillende keren stukken aan TVOR verstrekt.

3 Het geschil

3.1. TVOR vordert – na aanvulling van eis – dat de voorzieningenrechter Unica en B&G veroordeelt om uiterlijk binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis de volgende gegevens (hierna gezamenlijk aangeduid als: de Technische gegevens) aan TVOR af te geven:
a. Crestron .smw en .usp bestanden;
b. Basalte config bestanden;
c. KNX ETS bestanden;
d. op maat gemaakte en zelf geschreven stuurprogramma's en programma bibliotheken (drivers en libraries) voor alle onderdelen van het domotica-systeem (dus zowel de Creston onderdelen als de KNX onderdelen); en alle
e. inloggegevens, wachtwoorden en licenties die nodig zijn om het gehele domotica-systeem te kunnen beheren, onderhouden en aan te passen.
een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000 per dag(deel) dat Unica en B&G niet aan de veroordeling voldoen en met veroordeling van Unica en B&G in de proceskosten.
3.2. Daartoe voert TVOR – samengevat – het volgende aan. TVOR vermoedt dat de storing in de klimaatinstallatie wordt veroorzaakt doordat de instellingen en aansturing vanuit de domotica-installatie niet juist zijn. Om zeker te stellen dat dit de oorzaak is en in het uiterste geval zelf voor herstel zorg te kunnen dragen, heeft TVOR de voornoemde technische gegevens nodig. Unica en B&G weigeren echter om deze stukken te verstrekken, terwijl zij daar op grond van de gemaakte afspraken, dan wel uit hoofde van ongeschreven normen van maatschappelijke betamelijkheid toe verplicht zijn. Omdat het stookseizoen op 1 oktober van start is gegaan, is het van groot belang dat op de kortst mogelijk termijn duidelijk wordt waardoor de problemen worden veroorzaakt.
3.3. Unica en B&G voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang
4.1. TVOR is dit kort geding gestart omdat zij de problemen met de klimaatinstallatie zo spoedig mogelijk wil oplossen en daarmee wil voorkomen dat de bewoners van de appartementen de aankomende maanden hun woning niet naar behoren kunnen verwarmen. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij haar vordering gegeven. Dat partijen van mening verschillen over de vraag of de oorzaak voor de problemen in de domotica-installatie is gelegen, is voor de beoordeling van het spoedeisende karakter van deze zaak verder niet van belang en de stellingen van partijen over de mogelijke oorzaak van de storingen in de klimaatinstallatie zullen niet inhoudelijk beoordeeld worden.
Opzet beoordeling
4.2. Op basis van de standpunten van partijen stelt de voorzieningenrechter vast dat bij de beoordeling van het geschil onderscheid moet worden gemaakt tussen de gegevens die onder i. tot en met xi. zijn genoemd en de bronbestanden en ETS-projectbestanden die in xii. zijn genoemd. Ten aanzien van de gegevens onder i. tot en met xi. stelt Unica zich op het standpunt dat daarvoor geen (contractuele) grondslag bestaat en dat bovendien alle stukken al zijn verstrekt. B&G heeft zich hierbij aangesloten. Ten aanzien van de bronbestanden en ETS-projectbestanden stellen Unica en B&G zich in de kern op het standpunt dat TVOR geen belang heeft bij afgifte daarvan omdat die bestanden geen toegevoegde waarde hebben en dat de belangen van B&G zich tegen afgifte verzetten. De voorzieningenrechter zal voor beide groepen gegevens afzonderlijk beoordelen of de vordering van TVOR toewijsbaar is.
De gegevens genoemd onder i. tot en met xi.
4.3. TVOR stelt dat Unica op basis van de tussen partijen gemaakte contractuele afspraken, zoals genoemd in een aantal voetnoten van haar pleitaantekeningen, verplicht is tot afgifte van de gevraagde gegevens. Dat die contractuele verplichting bestaat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden. Artikel 1 van de Aannemingsovereenkomst, waarin de door Unica uit te voeren opdracht is omschreven (zie randnummer 2.2), is te algemeen om daaruit een verplichting tot afgifte van de gevorderde gegevens af te leiden. Ook in paragraaf 46 lid 1 en 7 van de UAV 2012 leest de voorzieningenrechter, anders dan TVOR, daarvoor geen (concrete) grondslag. Voor zover de verplichting tot het verstrekken van de gegevens zou volgen uit het bestek – indien al van toepassing op de domotica-installatie, wat Unica gemotiveerd betwist – en de door TVOR en Unica voorafgaand aan de aannemingsovereenkomst gesloten engineeringsovereenkomst overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat Unica in reactie op de informatieverzoeken van TVOR herhaaldelijk gegevens heeft verstrekt. Ook in het kader van deze procedure heeft Unica, als productie 28, (eerder toegezonden) gegevens overgelegd. Volgens Unica heeft zij daarmee alle gegevens waarover zij beschikt aan TVOR ter beschikking gesteld. Door TVOR is niet betwist dat productie 28 dezelfde gegevens bevat als de gegevens die Unica ook al eerder heeft toegezonden, laatstelijk op 2 juli 2025. Dat Unica op basis van de afspraken tussen partijen gehouden is om meer of andere gegevens te verstrekken, heeft TVOR onvoldoende onderbouwd. Nu TVOR in ieder geval al twee maanden voor het uitbrengen van de dagvaarding in het bezit was van de in haar ogen ontoereikende gegevens, mocht van haar verwacht worden dat zij in de dagvaarding nauwkeurig zou toelichten waarom de door Unica verstrekte gegevens in het licht van de eisen die daaraan door het bestek en/of andere tot de aannemingsovereenkomst behorende stukken worden gesteld niet juist of niet volledig zijn. TVOR heeft echter pas een dag voor de zitting (nota bene op een zondag), door overlegging van productie 21, toegelicht wat volgens haar ontbreekt. De voorzieningenrechter acht dit in de gegeven omstandigheden te laat. Daarmee heeft zij Unica (en B&G) de mogelijkheid ontnomen om daar gedegen op te kunnen reageren. Daar komt bij dat in productie 21 en/of andere stukken onvoldoende concreet wordt uitgewerkt waartoe de bepalingen in het bestek verplichten – in het bijzonder de stukken die vermeld zijn in artikel 70.00.32 van het bestek waarop TVOR een beroep doet – en waarom de versterkte stukken en gegevens niet aan die vereisten voldoen. De voorzieningenrechter zal dan ook geen acht slaan op deze specificatie.
4.5. Omdat op basis van dat wat in de dagvaarding is gesteld, mede in aanmerking nemende hetgeen Unica daartegenin heeft gebracht, onvoldoende aannemelijk is geworden dat Unica met de door haar verstrekte gegevens niet reeds (volledig) aan haar contractuele verplichtingen heeft voldaan, ziet de voorzieningenrechter geen grond de vordering van TVOR toe te wijzen.
4.6. Bij deze stand van zaken bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen grond om B&G te veroordelen tot afgifte van de gevorderde gegevens onder i. tot en met xi., voor zover zij daar al over beschikt en daartoe enige (buiten)contractuele rechtsplicht zou bestaan.
De gegevens genoemd onder xii. (bronbestanden en ETS-projectbestanden)
4.7. TVOR zegt ook aanspraak te kunnen maken op de bronbestanden van het KNX-systeem/de domotica-installatie en ETS-projectbestanden. Deze bestanden zijn niet aan TVOR beschikking gesteld. Nog daargelaten dat Unica en B&G hebben betwist dat daarvoor een contractuele grondslag bestaat, heeft TVOR onvoldoende onderbouwd waarom zij die bestanden nodig heeft om te kunnen achterhalen of de oorzaak van de storing in de klimaat-installatie is gelegen in de werking van de domotica-installatie. Dat de bronbestanden van toegevoegde waarde zijn, wordt door Unica en B&G betwist. Zij verwijzen daarvoor naar de door hen overgelegde onderzoeksrapporten van de heer [naam 1] van Domitica-opleidingen.nl en de heer [naam 2] van Instaver. Uit die rapporten kan worden afgeleid dat de werking van de domotica-installatie ook zonder de bronbestanden kan worden onderzocht. TVOR heeft dit niet weerlegd.
4.8. [naam 2] heeft bij zijn rapportage nog aanvullende screenshots van ETS-projectbestanden gevoegd. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de door Unica en B&G aan TVOR verstrekte screenshots van ETS-projectbestanden niet volledig zijn. Unica en B&G hebben in dit verband echter aangevoerd dat TVOR zelf eenvoudig de bestanden kan bekijken door in te loggen op het systeem en vervolgens de bestanden uit te lezen. TVOR heeft niet duidelijk gemaakt waarom dit niet van haar kan worden gevergd. Gelet hierop valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in te zien waarom TVOR recht heeft op meer bestanden dan (de screenshots van) de bestanden die al aan haar zijn verstrekt.
4.9. TVOR heeft na aanvulling van haar eis ook afgifte gevorderd van inloggegevens, wachtwoorden en licenties die nodig zijn om het gehele domotica-systeem te kunnen beheren, onderhouden aan aanpassen. Dat deze gegevens nodig zijn om tot een goede analyse van de problemen met de klimaatinstallatie te komen, is echter niet gesteld of gebleken. Ook om die reden kan de vordering tot afgifte van inloggegevens en dergelijke niet worden toegewezen.
Conclusie en proceskosten
4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gehele vordering van TVOR moet worden afgewezen.
4.11. TVOR is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van zowel Unica als B&G worden begroot op: - griffierecht € 714,00 - salaris advocaat € 1.107,00 - nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vordering van TVOR af;
5.2. veroordeelt TVOR in de proceskosten van zowel Unica als B&G van ieder € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als TVOR niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet TVOR € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening; en
5.3. verklaart de kostenveroordeling ten aanzien van B&G uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025.
EI