Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.38212

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D. Aygur),

en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag. De minister heeft ondanks een uitdrukkelijk verzoek van de rechtbank geen verweerschrift ingediend.

1.1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.[1]

Beoordeling door de rechtbank

  1. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.[2]

Is het beroep ontvankelijk?

  1. De aanvraag is in ontvangst genomen op 21 april 2024. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.[3] Dat betekent dat de beslistermijn van zes maanden is geëindigd op 21 oktober 2024.

3.1. Voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister echter een besluitmoratorium ingesteld. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van een besluitmoratorium en vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (Besluit)[4] wordt de beslistermijn, bedoeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd met één jaar tot ten hoogste eenentwintig maanden. Dit besluitmoratorium is op 14 december 2024 door plaatsing in de Staatscourant in werking getreden.[5] Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser valt onder één van de in artikel 4 van het Besluit genoemde categorieën, die uitgesloten zijn van de werking van het besluitmoratorium. Partijen hebben dit ook niet gesteld en in het dossier zijn daarvoor geen aanknopingspunten te vinden. Het voorgaande betekent dat het besluitmoratorium op eiser van toepassing is.

3.2. Omdat nog niet op de asielaanvraag van eiser is beslist, is de verplichting van de minister om op de asielaanvraag van eiser te beslissen alsnog opgeschort voor de in het besluitmoratorium genoemde duur van een jaar.[6] Dat de minister is teruggekomen van het eerdere besluit om de beslistermijn van zes maanden in asielzaken met negen maanden te verlengen is, anders dan eiser betoogt, geen reden om daar anders over te oordelen. Dat ziet niet op artikel 43 van de Vw 2000, maar op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De minister moet uiterlijk op 21 oktober 2025 op de asielaanvraag van eiser beslissen. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 11 juli 2025 prematuur is ingediend. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Dit volgt uit de artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb.

Dit staat in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Vanaf 16 juni 2025 is de categoriale verlenging van de beslistermijn van alle zaken vanaf 1 januari 2024 ingetrokken. Dit betreft alle zaken die zijn verlengd op basis van WBV 2023/26 en WBV 2025/4. Voor deze zaken geldt dus de standaard beslistermijn van zes maanden. Dit volgt Informatiebericht 2025/28.

Stcrt. 2024, nr. 41538.

Artikel 5 van het Besluit.

Vergelijk ABRvS 10 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3082.


Voetnoten

Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Dit volgt uit de artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb.

Dit staat in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Vanaf 16 juni 2025 is de categoriale verlenging van de beslistermijn van alle zaken vanaf 1 januari 2024 ingetrokken. Dit betreft alle zaken die zijn verlengd op basis van WBV 2023/26 en WBV 2025/4. Voor deze zaken geldt dus de standaard beslistermijn van zes maanden. Dit volgt Informatiebericht 2025/28.

Stcrt. 2024, nr. 41538.

Artikel 5 van het Besluit.

Vergelijk ABRvS 10 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3082.