ECLI:NL:RBDHA:2025:18667 - Rechtbank Den Haag - 9 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.36842 en AWB 25/15736
[naam] , eiser,
geboren op [geboortedatum] , van Syrische nationaliteit, V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. F. Boone)
en
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, het COa,
alsmede
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van
eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 10 juli 2025. In dat besluit heeft het COa besloten om eiser vanaf 10 juli 2025 in een HTL
-
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Op 29 augustus 2025 heeft eiser gronden ingediend tegen de HTL plaatsing. Het COa heeft op 25 september 2025 gereageerd met een verweerschrift. Op 1 oktober 2025 zijn aanvullende gronden ingediend tegen het besluit van het COa en het besluit van de minister.
-
De rechtbank heeft de beroepen op 2 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het COa en de minister. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken op de zitting gesloten. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
Beoordeling door de rechtbank
- Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het incident dat heeft geleid tot het plaatsingsbesluit
- Uit de verslaglegging van het COa blijkt, kort samengevat, dat het gedrag van eiser op 22 november 2024, tijdens zijn terugkomstgesprek na een time-out periode van twee weken, is geëscaleerd. Eiser heeft tijdens dit gesprek agressief gereageerd. Eiser gaf aan dat hij “niets van COA had geleerd”, bonkte op tafel, trok een aansteker uit zijn broekzak en hield deze vast in een dreigende houding en streelde zijn tatoeage van een geweer. Eiser weigerde naar medewerkers te luisteren, sprak door de tolk heen en onderbrak herhaaldelijk. Eiser uitte verbale bedreigingen zoals: “Als ik een fout zie van een mannelijke of vrouwelijke hoer, ga ik zijn moeder of zus neuken” en “Ik ben zelf in staat om jullie naar een rivier (Eufraat) in Irak te brengen en ervoor te zorgen dat jullie dood terugkomen”. Medewerkers en beveiliging voelden zich fysiek en emotioneel bedreigd, wat resulteerde in een voortijdige beëindiging van het gesprek, waarna eiser naar een neutrale ruimte werd begeleid om verdere incidenten te voorkomen.
Beroepsgronden van eiser
- Eiser voert aan dat de dingen niet zijn gegaan zoals ze in het verslag zijn opgenomen. Volgens eiser heeft verweerder mogelijk gebruik gemaakt van een AI tool, terwijl hiervan geen melding is gemaakt. Zo heeft eiser geen tatoeage van een geweer op zijn arm, maar in zijn nek. Ook de verbale bedreigingen worden door eiser ontkend. Hij voert daartoe aan dat het onlogisch is dat hij gedreigd zou hebben zijn toehoorders naar een rivier (Eufraat) in Irak te brengen, terwijl hijzelf afkomstig is uit Syrië. Op het moment van de HTL plaatsing in juli waren de gebeurtenissen uit november 2024 niet meer actueel. Bovendien heeft eiser, omdat bij iedere HTL plaatsing opnieuw wordt begonnen met tellen, te lang in de HTL doorgebracht waardoor de plaatsing onrechtmatig is geworden. Tot slot is eiser op 10 juli 2025 al om 5 uur aangekomen in de HTL en kreeg hij pas later die dag, in ieder geval na 15.30 uur, het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, zodat de maatregel in ieder geval op 10 juli 2025 onrechtmatig was.
Oordeel van de rechtbank
- De in het verslag van het COa opgenomen weergave van het gedrag van en de
bedreigingen door eiser hebben plaatsgevonden op 22 november 2024. Dit incident is opnieuw aan de besluiten van 10 juli 2025 ten grondslag gelegd. Dat komt omdat eiser eerder, nadat hij naar de HTL locatie is gebracht, steeds heeft afgezien van opvang. Door de HTL steeds voortijdig te verlaten is het incident van 22 november 2024 actueel gebleven. Het incident mag daarom opnieuw aan het plaatsingsbesluit ten grondslag worden gelegd. Eiser kan dit besluit vervolgens in volle omvang, waaronder ook de weergave van het incident, ter discussie stellen.
-
Eiser betwist in deze procedure voor het eerst de juistheid van de verslaglegging van het incident, terwijl deze gebeurtenissen ook aan de eerdere besluiten ten grondslag lagen. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht geen aanleiding om eraan te twijfelen dat er ernstige (verbale) bedreigingen zijn geuit door eiser tijdens het terugkomstgesprek. Eiser betwist de in het verslag omschreven gang van zaken, maar geeft geen opheldering over wat er volgens hem dan wel is gebeurd. Door de gemachtigde van het COa is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er geen gebruik is gemaakt van AI. De enkele stelling van eiser dat er wel AI is gebruikt, omdat wat hij gezegd en gedaan zou hebben onlogisch is, is onvoldoende om dit in twijfel te trekken. Daarnaast doen de stellingen over de precieze plaats van de tatoeage en de rivier niet af aan de ernst van het gedrag en de bedreigingen. Het is dan ook voldoende aannemelijk dat (de kern van) de (verbale) bedreigingen, zoals door het COa beschreven, zich hebben voorgedaan.
-
Eiser betoogt in de aanvullende gronden dat hij op 10 juli 2025 al om 5.00 uur in de
HTL is aangekomen, maar pas later die dag het plaatsingsbesluit kreeg en de vrijheidsbeperkende maatregel werd opgelegd, zodat de maatregel op die dag onrechtmatig is. De gemachtigde van verweerder geeft aan dat de aanvullende gronden niet door het COa zijn ontvangen en dat het in strijd met de goede procesorde is om die gronden zo kort voor de zitting aan te vullen. Tijdens de mondelinge behandeling is de gemachtigde van verweerder echter in staat gebleken te reageren op de aanvullende gronden, zodat van strijd met de goede procesorde geen sprake is. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het op zorgvuldige wijze tot stand brengen van het besluit, waaronder het regelen van een tolk en horen van eiser, met zich brengt dat hiermee tijd is gemoeid. Het besluit is, anders dan in de door eiser aangehaalde uitspraak, op de dag van aankomst genomen. Daarmee is het besluit zo snel als een zorgvuldige wijze van besluitvorming mogelijk maakte, genomen. Het enkele tijdsverloop gedurende deze dag, maakt de maatregel voor die uren niet onrechtmatig.
-
De rechtbank ziet in hetgeen door eiser in zijn beroepen naar voren is gebracht geen aanleiding voor vernietiging van de bestreden besluiten.
-
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het COa
mocht het besluit tot plaatsing in de HTL nemen en de minister mocht de vrijheidsbeperkende maatregel nemen. Eiser krijgt dus ook geen schadevergoeding.
- De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Meesters - van Luijk, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Handhaving- en Toezichtlocatie.
Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
Vreemdelingenwet 2000.