Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18666 - Rechtbank Den Haag - 9 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:186669 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: NL25.31595 en AWB 25/14328

geboren op [geboortedatum] , van onbekende nationaliteit, V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. H.A. Limonard)

en

alsmede,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van

eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 11 juli 2025, waarin het COa heeft besloten om eiser vanaf 11 juli 2025 in een HTL[1] in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit)[2]. Het tweede beroep richt zich tegen het besluit van de minister waarin aan eiser de maatregel van beperking van zijn vrijheid van beweging als bedoeld in artikel 56 eerste lid Vw[3] is opgelegd.

  1. Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

  2. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het COa en van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

  1. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het incident dat heeft geleid tot het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel

  1. Uit de verslaglegging van het COa blijkt, kort samengevat, dat eiser op 8 juli 2025 agressief gedrag heeft vertoond door dingen, met een stoel, kapot te slaan. Eiser heeft om zich heen geslagen en containers omgeschopt. Hij heeft tegen een deur aan geschopt waardoor het glas kapot is gegaan. Daarnaast heeft eiser in totaal zeven auto’s beschadigd en vernield. Tegen een COa-medewerker heeft hij doodsbedreigingen geuit met uitspraken als “ik maak je af”. Het gedrag van eiser kenmerkt zich door doelgerichte bedreiging, fysieke agressie en ernstige ontregeling van de locatie. De impact hiervan is zeer groot. Er is aanzienlijke schade geleden door medewerkers en bewoners.

Beroepsgronden van eiser

  1. Eiser ontkent niet dat hij betrokken is geweest bij de geweldsincidenten zoals genoemd in het plaatsingsbesluit. Hoewel dit zijn daden niet rechtvaardigt, wijst hij erop dat hij onder zeer grote druk staat. Besluitvorming over zijn aanvraag om een verblijfsvergunning blijft tot nu toe uit. Het verblijf in de HTL voegt niets toe aan het welzijn van eiser. De omstandigheden in de HTL doen afbreuk aan zijn welbevinden en hij ervaart de opvang als ondragelijk lijden. Aan de plaatsing moet per direct een einde komen.

Oordeel rechtbank

  1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de beroepen van eiser ontvankelijk zijn. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat (de gemachtigde van) eiser de gronden niet tijdig heeft ingediend. Volgens vaste rechtspraak moet door een bestuursorgaan echter gewaarschuwd worden voor het mogelijke gevolg van overschrijding van een als fataal bedoelde termijn om een verzuim te herstellen.[4] Als daarop niet is gewezen, moet aan de hand van de omstandigheden van het geval worden beoordeeld of niet-ontvankelijkheid moet volgen.[5] De rechtbank stelt vast dat aan (de gemachtigde van) eiser op verschillende momenten wisselende berichten zijn gestuurd over het indienen van de gronden en het plaatsvinden van de mondelinge behandeling. Uit de berichten blijkt dat sprake is van steeds gewijzigde data, tijdstippen en termijnen. In géén van de berichten is gewezen op mogelijke gevolgen van het niet tijdig indienen van de gronden. Anders dan verweerder betoogt kan deze mededeling niet zonder meer worden weggelaten, omdat eiser wordt bijgestaan door een advocaat.[6] De rechtbank oordeelt dat de beroepen, gelet op de hiervoor bedoelde omstandigheden, ontvankelijk zijn.

  2. Door eiser worden de inhoud en ernst van de gedragingen niet betwist. Niet in geschil is dat er sprake is van een incident met een zeer grote impact. De plaatsing en het verblijf in de HTL worden door eiser als ondraaglijk ervaren, doen afbreuk aan zijn welbevinden en voegen niets toe aan zijn welzijn. Dat de plaatsing in de HTL en de vrijheidsbeperkende maatregel door eiser als heel vervelend worden ervaren, brengt niet met zich dat de plaatsing onrechtmatig is of dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet proportioneel is. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser in zijn beroepen naar voren is gebracht geen aanleiding voor vernietiging van de bestreden besluiten. Het COa mocht het besluit tot plaatsing in de HTL nemen en de minister mocht de vrijheidsbeperkende maatregel nemen.

  3. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

  4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Meesters - van Luijk, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Handhaving- en Toezichtlocatie.

Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

Vreemdelingenwet 2000.

ABRvS 1 maart 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV2949.

HR 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1048.

HR 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1614.


Voetnoten

Handhaving- en Toezichtlocatie.

Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

Vreemdelingenwet 2000.

ABRvS 1 maart 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV2949.

HR 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1048.

HR 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1614.