ECLI:NL:RBDHA:2025:18530 - Rechtbank Den Haag - 6 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.43133
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en
de minister van Asiel en Migratie.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 september 2025 niet in behandeling genomen omdat Litouwen verantwoordelijk is voor behandeling van de aanvraag.
1.1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
- De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
[2] In dit geval heeft Nederland bij Litouwen een verzoek om overname gedaan.[3] Litouwen heeft dit verzoek aanvaard.[4]
Mag de minister voor Litouwen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
- Eiser betoogt dat de minister voor Litouwen niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Bij overdracht aan Litouwen zal eiser slecht worden behandeld door de Litouwse autoriteiten. Ter onderbouwing van dit betoog verwijst eiser naar pagina 19 van het rapport van Amnesty International Lithuania uit 2022. Uit dit rapport blijkt volgens eiser dat bijna alle asielzoekers die zich melden in Litouwen standaard worden gedetineerd voor de duur van een jaar. Ook volgt uit het rapport dat de autoriteiten van Litouwen de term ‘tijdelijke accommodatie’ gebruiken als het gaat om de facto detentie
[5] . Gedetineerde asielzoekers in Litouwen beschikken dan ook niet over waarborgen tegen willekeurige detentie. Verder volgt uit pagina’s 27 en 28 van het rapport dat sprake is van erbarmelijke omstandigheden in de Litouwse opvangvoorzieningen. Asielzoekers worden, ongeacht het seizoen, gehuisvest in tenten of containers. Daarnaast volgt uit pagina’s 48 en 49 dat in Litouwen structureel te weinig advocaten zijn om rechtsbijstand te verlenen aan indieners van een verzoek om internationale bescherming. Doordat er maar één advocatenkantoor is dat indieners van een asielverzoek bijstaat, is de kwaliteit van de rechtsbijstand laag, aldus eiser.
Eiser betoogt ook dat hij bij terugkeer naar Litouwen een reëel risico loopt op indirect refoulement; hij zal hoogstwaarschijnlijk worden teruggezonden naar Irak waar hij als Yezidi onmenselijk en vernederend zal worden behandeld. Dit is in strijd met artikel 3 van het EVRM. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de brief van 7 september 2025 van mevrouw dr. [persoon A]: zij heeft onderzoek gedaan naar de Yezidi’s en verklaart over wat eiser als Yezidi te wachten staat bij terugkeer naar Irak.
Toetsingskader
- In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de minister er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet mogelijk is. Dit laat onverlet dat de minister uit eigen beweging ook rekening moet houden met relevante en objectieve informatie over Litouwen. Hij mag een vreemdeling niet overdragen als hij niet onkundig kan zijn van de omstandigheid dat er structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen zijn waardoor een vreemdeling een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest.
Oordeel van de rechtbank
- Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Litouwen sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en in de opvangvoorzieningen. In de eerste plaats zijn de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn van toepassing in Litouwen. Voor zover eiser stelt dat Litouwen zich niet aan deze richtlijnen houdt is het aan hem om hierover te klagen bij de Litouwse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestond of bestaat. De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat het aangehaalde rapport van Amnesty International 2022 niet tot een ander oordeel leidt. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 mei 2024
[6] , bevestigt de Afdeling dat de minister voor Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan. De Afdeling heeft in die uitspraak informatie over pushbacks, toegang tot de asielprocedure, detentieomstandigheden, opvangvoorzieningen en de mogelijkheden voor toegang tot een effectief rechtsmiddel betrokken. Het rapport waar eiser zich op beroept is door de Afdeling ook in haar uitspraak betrokken, waarbij zij heeft geoordeeld dat de informatie uit het rapport geen concrete aanwijzingen biedt dat Litouwen verzoeken om internationale bescherming van Dublinclaimanten niet op zorgvuldige wijze onderzoekt en zich niet aan de Europese richtlijnen houdt.
Daarnaast heeft de minister er terecht op gewezen dat eiser gereguleerd zal worden overgedragen aan Litouwen. Eiser heeft ook niet eerder een asielaanvraag ingediend in Litouwen en heeft dus geen persoonlijke ervaring met de kwaliteit van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Ook hebben de Litouwse autoriteiten met het claimakkoord op het overnameverzoek gegarandeerd dat eiser als Dublinclaimant terugkeert en een eventueel door hem in te dienen asielverzoek in lijn met de Europese regelgeving in behandeling zal worden genomen.
6.1. Voor wat betreft eisers vrees dat hij bij overdracht aan Litouwen een reëel risico loopt op indirect refoulement door een gedwongen uitzet naar zijn land van herkomst Irak, stelt de minister zich terecht op het standpunt dat uit de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2024
6.2. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich gelet op bovenstaande overwegingen terecht op het standpunt dat, ook in het specifieke geval van eiser, voor Litouwen kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister in de bijzondere omstandigheden van eiser aanleiding moeten zien om zijn asielaanvraag te behandelen? 7. Eiser betoogt dat de minister zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling moet nemen, omdat overdracht aan Litouwen vanwege zijn bijzondere omstandigheden onevenredig hard is. Eiser is druk geweest met zijn integratie in Nederland. Ook verricht hij sinds zijn verblijf in Nederland vrijwilligerswerk bij een kringloopwinkel in [plaats] die geld inzamelt voor de minderbedeelden. Ter onderbouwing legt eiser een brief over van mevrouw dr. [persoon A]. Uit de brief volgt ook dat eiser mevrouw [persoon A] ondersteunt, bij haar in zou mogen wonen en dat zij bereid is zijn collegegeld in Nederland te vergoeden. Ook verwacht zij dat eiser gelet op zijn motivatie binnen zes maanden vloeiend Nederlands kan spreken. Eiser heeft zich verder aangemeld voor een schakelschool en wil graag studeren. Als eiser terug moet keren naar Litouwen zal hij de financiële hulp van mevrouw [persoon A] niet ontvangen, wat het voor hem onmogelijk maakt om in Litouwen te kunnen studeren.
Oordeel van de rechtbank
7.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waardoor overdracht aan Litouwen onevenredig hard zou zijn. Eiser noemt onder andere de omstandigheid dat Litouwen zijn verdragsverplichtingen niet nakomt als bijzondere omstandigheid. Dit is echter al beoordeeld bij de vraag of voor Litouwen kan en mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 6 en verder oordeelt de rechtbank dat dit het geval is. Ook uit hetgeen eiser heeft aangevoerd over zijn integratie in Nederland, zoals het vrijwilligerswerk dat hij verricht, het gezin in Nederland waar hij een band mee heeft en dat eiser in Nederland een opleiding wil volgen, volgen geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om eisers asielaanvraag inhoudelijk in behandeling te nemen. Hoewel de inspanningen van eiser te prijzen zijn, volgt hieruit niet dat overdracht aan Litouwen onevenredig hard is. De minister heeft namelijk kunnen concluderen dat eiser in Litouwen ook kan integreren, vrijwilligerswerk kan doen, een opleiding kan volgen en een bijdrage kan leveren aan de samenleving. De brief van dr. [persoon A] brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat in deze brief de verklaringen van eiser zelf over zijn vrijwilligerswerk, contacten in Nederland en de wens om hier te studeren slechts worden bevestigd en in die zin geen nieuwe omstandigheden naar voren worden gebracht die kunnen leiden tot de conclusie dat overdracht aan Litouwen voor eiser onevenredig hard is. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het overnameverzoek is gedaan op grond van artikel 12 tweede of derde lid van de Dublinverordening.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Dublinverordening.
Dit betekent het in de praktijk feitelijk vasthouden van iemand, zonder dat er een wettelijke grondslag of formele veroordeling voor is.
ABRvS 1 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1806.
ABRvS van 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2359.