ECLI:NL:RBDHA:2025:18524 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.45803
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en
Procesverloop
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 12 mei 2025.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 27 mei 2025.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding. De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft op die voortgangsrapportage gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 27 september 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
Overwegingen
-
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
[5] -
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 5 september 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 29 augustus 2025).
Ambtshalve toetsing
- Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank ziet in de door de minister verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van deze maatregel niet (langer) is voldaan.
[6]
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Rb Den Haag, zp Arnhem, 27 mei 2025 ECLI:NL:RBDHA:2025:9441.
Rb Den Haag, zp Arnhem, 17 juni 2025 ECLI:NL:RBDHA:2025:16217.
Rb Den Haag, zp Arnhem, 5 september 2025 ECLI:NL:RBDHA:2025:16545.
Dit is mogelijk op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
Op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.