ECLI:NL:RBDHA:2025:18518 - Rechtbank Den Haag - 7 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.45749
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. E. Arslan),
en
(gemachtigde: mr. K. Kanters).
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De zitting heeft met akkoord van eiser en zijn gemachtigde zonder tolk plaatsgevonden, omdat hij zich vlak vooraf aan de zitting heeft afgemeld en eiser heeft verklaard de Nederlandse taal voldoende te beheersen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
- Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1978 en de Poolse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
- In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden
[2] vermeld dat eiser:
- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
- 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden
- 4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
- Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat het risico op onttrekking reeds daarmee is gegeven.
Lichter middel
-
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast. Hij wijst erop meerdere keren te hebben verklaard in contact te staan met verschillende stichtingen die EU-onderdanen, zoals eiser, naar werk en rechtmatig verblijf begeleiden. Verder heeft eiser een Nederlandse bankrekening, een postadres, vrienden en uitzicht op werk. Volgens eiser zijn deze omstandigheden niet of onvoldoende betrokken. Verweerder heeft niet toereikend gemotiveerd waarom zijn verklaringen niet vol doende overtuigend zijn en heeft geen contact opgenomen met de betrokken stichtingen. Gelet hierop had verweerder kunnen volstaan met een meldplicht of ander lichter middel, nu geen sprake is van een reëel risico op onttrekking.
-
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel. Gelet op het voorgaande blijkt dat er een risico op onttrekking aan toezicht bestaat. Verder zijn de door eiser genoemde omstandigheden kenbaar meegewogen in de maatregel van bewaring. Eiser heeft bovendien eerder de mogelijkheid gehad om zelfstandig naar zijn land van herkomst terug te keren en heeft dit niet gedaan. Eiser is eerder met onbekende bestemming vertrokken en heeft meerdere malen verklaard niet terug te willen keren. Daarnaast heeft eiser niet met documenten geconcretiseerd dat hij met behulp van de door hem genoemde stichtingen werkt aan zijn zelfstandig vertrek. Eiser heeft namelijk verklaard met behulp van die stichtingen in Nederland werk te willen zoeken en zo verblijfsrecht te krijgen. Ook is niet gebleken van feiten en omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien een lichter middel dan bewaring op te leggen. De ter zitting aangevoerde omstandigheid dat hij in Nederland vrienden heeft is hiervoor onvoldoende.
-
Ook is overigens niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest. Er is ook niet gesteld noch gebleken dat het familie- en gezinsleven van eiser of het beginsel van non-refoulement zich verzetten tegen eisers terugkeer.
[4] -
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 7 oktober 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gasi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Adrar, GB tegen de Minister van Asiel en Migratie van 4 september 2025, C-313/25 PPU, ECLI:EU:C:2025:647.