Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18305 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1830530 september 2025

Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 24-2873

Zaaknummer: C/09/665018

Datum beschikking: 30 september 2025

Vaststellen geboortegegevens

Beschikking op het op 16 april 2024 ingekomen verzoekschrift, oorspronkelijk ingediend door:

[naam 1] ,

overleden op [dag] 2025.

Het verzoek is overgenomen door:

[verzoeker] ,

thans aan te merken als verzoeker, wonende op een bij de rechtbank bekend adres buiten Nederland, advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • het verzoekschrift, met bijlagen;

  • het F9-formulier van 23 mei 2024, met bijlagen, van verzoeker;

  • de brief van 21 juni 2024 van de ambtenaar;

  • het F9-formulier van 12 juli 2024, met bijlagen, van verzoeker;

  • de brief van 30 september 2024 van de ambtenaar;

  • het F9-formulier van 30 oktober 2024, met bijlagen, van verzoeker;

  • een e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 september 2025.

  • een F9-formulier van 3 september 2025, met bijlage, van de advocaat;

  • de brief van 3 september 2025 van de ambtenaar.

Op 9 september 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker [verzoeker] via videoverbinding, zijn advocaat en [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Voor verzoeker was via videoverbinding J. Krijgsman, tolk Frans, aanwezig. De ambtenaar heeft in zijn brief van 3 september 2025 laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen.

Feiten

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank de voor het opmaken van de geboorteakte van de minderjarige [minderjarige 1] noodzakelijke gegevens zal vaststellen.

De ambtenaar heeft schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.

Beoordeling

Rechtsmacht Op grond van artikel 3, sub c, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe omdat de oorspronkelijke verzoeker [naam 1] , de biologische vader van [minderjarige 1] , de Nederlandse nationaliteit had en de rechtbank van oordeel is dat daarmee voldoende verbondenheid bestaat met de Nederlandse rechtssfeer.

Het verzoek Verzoeker heeft verzocht de geboortegegevens van [minderjarige 1] vast te stellen. Dit verzoek kan alleen worden toegewezen als er geen voor inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand vatbare buitenlandse geboorteakte van [minderjarige 1] beschikbaar is.

Zoals uit de feiten blijkt, hebben verzoeker en [naam 1] een draagmoederschapstraject gevolgd waarvoor een kliniek in [plaats] , Colombia is ingeschakeld. Gebleken is dat in het traject gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonatrice met wie geen overeenkomst is gesloten. Er is gebruik gemaakt van een draagmoeder uit Colombia. Naar het oordeel van de rechtbank is er hier sprake geweest van een onzorgvuldig traject. Het is onwenselijk dat een dergelijk traject wordt ingezet. Kinderen die uit dit traject worden geboren zullen zeer waarschijnlijk nooit kunnen achterhalen van wie zij in de vrouwelijke lijn afstammen.

Gelet op het onzorgvuldige draagmoederschapstraject kunnen de in de Colombia opgemaakte geboorteakten van [minderjarige 1] – in lijn met de jurisprudentie van deze rechtbank –niet in Nederland worden erkend wegens strijd met de openbare orde. Dit betekent dat er geen voor inschrijving vatbare geboorteakte van [minderjarige 1] beschikbaar is. Verder moet worden voldaan in de aan artikel 1:25c van het Burgerlijk Wetboek (BW) gestelde eisen. De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige 1] de Nederlandse nationaliteit heeft (de rechtbank verwijst naar wat hierna wordt overwogen). Verzoeker kan daarom worden ontvangen in het verzoek.

De rechtbank zal eerst beoordelen tot wie [minderjarige 1] ten tijde van zijn geboorte in familierechtelijke betrekking is komen te staan.

Familierechtelijke betrekkingen ten tijde van de geboorte van [minderjarige 1] Of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren, wordt op grond van artikel 10:99 BW bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en het kind of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.

De rechtbank is van oordeel dat uit de gedurende de procedure overgelegde stukken voldoende aannemelijk is gemaakt dat de draagmoeder de Colombiaanse nationaliteit heeft. Naar Colombiaans recht wordt de Colombiaanse nationaliteit verkregen door geboorte in Colombia. Omdat [minderjarige 1] in [geboorteplaats 2] , Colombia is geboren, verkreeg hij bij zijn geboorte de Colombiaanse nationaliteit. De draagmoeder en [minderjarige 1] hadden op het moment van zijn geboorte dus deze nationaliteit gemeenschappelijk.

De rechtbank stelt vast dat op grond van het Colombiaanse recht [minderjarige 1] ten tijde van zijn geboorte in familierechtelijke betrekkingen is komen te staan tot de draagmoeder als moeder.

Erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekking De rechtbank begrijpt het verzoek zo dat tevens wordt verzocht de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een latere vermelding van de erkenning van [minderjarige 1] door [naam 1] toe te voegen aan de op te maken geboorteakte van [minderjarige 1] .

De rechtbank past Nederlands recht toe.

Uit de op 22 november 2019 en 27 oktober 2021 opgemaakte geboorteakten van [minderjarige 1] blijkt dat de handtekening van [naam 1] op de geboorteakte staat. Dit betekent dat [naam 1] [minderjarige 1] naar Colombiaans recht heeft erkend.

Beoordeeld dient te worden of de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen kunnen worden erkend op grond van artikel 10:101 juncto 10:100 BW.

De ambtenaar heeft zich ten aanzien van de vraag of de buiten Nederland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen in Nederland kunnen worden erkend gerefereerd aan het oordeel van deze rechtbank.

Artikel 10:100 lid 1 BW bepaalt dat een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, in Nederland van rechtswege wordt erkend, tenzij:

a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;

b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of

c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.

In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 lid 1, onder b en c, BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.

Omdat zich met betrekking tot de erkenning van [minderjarige 1] door verzoeker als zodanig geen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10:100 BW voordoet, verzoeker is immers de biologische vader die zijn vaderschap in het belang van [minderjarige 1] ook juridisch heeft willen vastleggen, zal de rechtbank voor recht verklaren dat de erkenning door verzoeker van [minderjarige 1] in Nederland wordt erkend en zal de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand gelasten een latere vermelding van de erkenning op de op te maken geboorteakte te plaatsen.

Vaststellen geboortegegevens Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank toe aan beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van de noodzakelijke gegevens voor het opmaken van de geboorteakte van [minderjarige 1] en tot opname daarvan in de Nederlandse registers. De rechtbank acht Nederlands recht als haar interne recht van toepassing op het verzoek.

Nu hiervoor is overwogen dat de erkenning van [minderjarige 1] door verzoeker wordt erkend, heeft [minderjarige 1] op grond van artikel 4 tweede lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap de Nederlandse nationaliteit verkregen.

De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande voldoende aannemelijk is geworden dat niet beschikt kan worden over een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte van [minderjarige 1] , welke vatbaar is voor inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand en deze ook niet kan worden verkregen.

De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken en wat op de zitting is besproken voldoende aanwijzingen zijn verkregen over de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van [minderjarige 1] moet hebben plaatsgehad. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat [minderjarige 1] ten tijde van zijn geboorte alleen in familierechtelijke betrekking stond tot de draagmoeder. De rechtbank zal die gegevens dan ook vaststellen.

Het verzoek is op de wet gegrond en op navolgende wijze voor toewijzing vatbaar.

Beslissing

De rechtbank:

stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast:

Geslachtsnaam : [minderjarige 1] Voornamen : [minderjarige 1] Geboortedatum : [geboortedatum 2] 2019 Geboorteplaats : [geboorteplaats 2] , [geboorteland 2] Geslacht : M (mannelijk)

Geslachtsnaam moeder : [draagmoeder] Voornamen moeder : [draagmoeder]

verklaart voor recht dat de erkenning van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland 2] , door [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland 1] , gedaan op 22 november 2019 ten overstaan van de burgerlijke stand van de stad [plaats] , Colombia, op grond van artikel 10:101 BW wordt erkend;

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage om een latere vermelding van de erkenning toe te voegen aan de nog op te maken vervangende geboorteakte van de minderjarige [minderjarige 1] .

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, H.M. Boone en C. de Jong-Kwestro, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2025.