Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18027 - Rechtbank Den Haag - 23 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1802723 september 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtAanbestedingsrecht

Uitspraak inhoud

Team handel - voorzieningenrechter

Zaaknummer: C/09/688124 / KG ZA 25-669

Vonnis in kort geding van 23 september 2025

in de zaak van

**HEADFIRST B.V.**te Hoofddorp, eiseres, hierna te noemen: Headfirst, advocaat: mr. J.S.O. den Houting,

tegen

DE POLITIEte Den Haag, gedaagde, hierna te noemen: de Politie, advocaat: mr. I.J. van den Berge,

waarin zijn tussengekomen

**[bedrijf] B.V.**te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: [bedrijf] , advocaat: mr. W.J.W. Engelhart,

en

DE STAFFING GROEP NEDERLAND B.V. handelend onder de naam ‘CIRCLE8’ te Nieuwegein, interveniënt, hierna te noemen: Circle8, advocaat: mr. L. Bozkurt.

1 De procedure

1.1. Het procesdossier bestaat uit:

  • de dagvaarding van 9 juli 2025, met producties;

  • de schriftelijke reactie van de Politie, met producties;

  • de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging van [bedrijf] ;

  • de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging van Circle8.

1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 september 2025. Aan het begin van de mondelinge behandeling is [bedrijf] en Circle8 toegestaan tussen te komen in de procedure tussen Headfirst en de Politie. De advocaten van Headfirst en de Politie hebben ter zitting het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd, en partijen hebben over en weer hun standpunten toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord. Vonnis is bepaald op vandaag.

2 De incidenten tot tussenkomst

2.1. [bedrijf] en Circle8 hebben ieder voor zich gevorderd in de procedure tussen Headfirst en de Politie te mogen tussenkomen, dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Politie. Headfirst en de Politie hebben verklaard hiertegen geen bezwaar te hebben. In verband met de nadelige gevolgen die [bedrijf] en Circle8 van een uitspraak in de hoofdzaak kunnen ondervinden, hebben zij elk voldoende belang om zich te mengen in dit kort geding. Niet gebleken is dat de inmenging van [bedrijf] en/of Circle8 een voortvarende afdoening van dit geschil in kort geding in de weg staat. Aangezien [bedrijf] en Circle8 in de hoofdzaak een (voorwaardelijke) vordering hebben ingesteld, zijn zij allebei toegelaten als tussenkomende partij.

3 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

3.1. Op 6 of 7 maart 2025 heeft de Politie de aankondiging gedaan voor de een Europese openbare aanbesteding voor de opdracht “Intermediaire dienstverlening” (hierna: de Opdracht). Op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012) van toepassing.

3.2. Met de Opdracht beoogt de Politie met twee onafhankelijke intermediaire dienstverleners een raamovereenkomst te sluiten om de Politie te voorzien van zogenoemde inhuurprofessionals, waarbij de intermediairs professionals werven en leveren en er geen arbeidsovereenkomst ontstaat tussen de Politie en de inhuurprofessionals. Binnen de raamovereenkomst wordt de inhuurbehoefte door de Politie door middel van zogenoemde Nadere oproepen om en om bij de opdrachtnemers uitgezet. De totale maximale waarde van de Opdracht is € 1.500.000,- (exclusief btw), te verdelen over de twee opdrachtnemers, voor de maximale contractduur van drie jaar, met een optie tot verlenging van eenmaal drie jaar.

3.3. De aanbestedingsprocedure is nader omschreven in de Inschrijvingsleidraad van 28 april 2025 (hierna: de Inschrijvingsleidraad), met bijlagen, waaronder een Programma van Eisen. Daarnaast heeft de Politie twee Nota’s van Inlichtingen verstrekt.

3.4. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. De weging van de subgunningscriteria is als hierna weergegeven:

3.5. Met betrekking tot de beoordeling van de kwalitatieve criteria staat in 2.1 van de Inschrijvingsleidraad het volgende:

Verder vermeldt de Inschrijvingsleidraad de volgende bonusregeling:

Als de beantwoording naar het oordeel van het beoordelingsteam één of meerdere extra elementen bevat die van meerwaarde zijn voor de Politie, zoals verrassende elementen c.q. inzichten die de verwachting van de Politie overtreffen en/of vernieuwend voor de Politie zijn, wordt hiervoor eenbonus van 10%toegekend.”.

3.6. Met betrekking tot de bonusregeling staat bij vraag 7 in de eerste Nota van Inlichtingen het volgende:

Vraag: “Paragraaf 2. 1, pagina 20: Het valt ons op dat de extra bonus van 10% wordt toegekend bij beantwoording die naar het oordeel van het beoordelingsteam verrassende elementen c.q. inzichten' bevatten die de verwachtingen van de Politie overtreffen. Kunt u concreet aangeven welke objectieve maatstaven worden gehanteerd (welke elementen als meerwaarde worden gezien) om deze bonuspunten toe te kennen en hoe de beoordeling van deze meerwaarde uniform en controleerbaar uitgevoerd om willekeur te voorkomen?

Antwoord: “De Politie kan niet op voorhand aangeven welke elementen als meerwaarde worden gezien. Het gaat hierbij juist omverrassendeelementen c.q. inzichten, die de verwachtingen van de Politie overtreffen en/ of vernieuwend voor de Politie zijn. De Inschrijvingsleidraad wordt hierop aangepast. De beoordeling vindt in consensus plaats. Binnen deze aanbesteding hebben de betrokken inkopers de rol van procesbegeleidertijdens de consensus beoordeling. Zij borgen de transparantie binnen het beoordelingsproces en voorkomen willekeur.

3.7. In het Programma van Eisen staat als Eis 15:

“Eis 15. Transparantie in proces – Uitvoeringseis De Opdrachtnemer garandeert dat voor iedere Nadere oproep een transparante en passende marktwerking wordt toegepast met als resultaat een voor de Politie optimaal passend aanbod en voor belangstellenden een objectief en transparant selectieproces. De selectie van de aan de Politie voor te stellen Kandidaten vindt door de Opdrachtnemer plaats op basis van de beste prijs- kwaliteitverhouding en met inachtneming van de beginselen van transparantie en gelijke behandeling. De Opdrachtnemer motiveert hierbij aan belangstellenden de redenen waarom belangstellenden niet als Kandidaat zullen worden voorgedragen.

De Opdrachtnemer richt voor de Politie de werkprocessen hierop in, publiceert de offerteaanvragen op een voor iedereen vrij en kosteloos toegankelijke website/ portal met een maximaal (markt)bereik voor potentiële belangstellenden en zet tevens zijn netwerk hierbij optimaal in. De Politie behoudt zich het recht voor, om te allen tijde onaangekondigd deze website/ portal aan een PEN-test te onderwerpen. De Opdrachtnemer dient op eerste verzoek van de Politie inzicht te geven hoe, wanneer en via welke kanalen het wervingsproces t.b.v. de Nadere oproep is verlopen en welke aanmeldingen de Opdrachtnemer in de voorselectie heeft laten afvallen.

3.8. Met betrekking tot uitwerking van KC 1 staat in de Inschrijvingsleidraad de volgende doelstelling en vraagstelling: “Doelstelling

De Politie wenst om tijdig te worden voorzien van Inhuurprofessionals die voldoen aan het gestelde in de Nadere oproep. Het is essentieel dat de Inschrijver beschikt over een sourcingproces dat toegang biedt tot de volledige arbeidsmarkt, waaronder ook nichemarkten. Het sourcing- en wervingsproces en het selectieproces dienen hierbij optimaal aan te sluiten op de inhuurbehoefte van de Politie en wendbaar te zijn, zodat er tijdig ingespeeld kan worden op veranderende omstandigheden, o.a. binnen de Politie en/ of op de arbeidsmarkt. Hierbij wordt door de Inschrijver volledig voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving waardoor voor de Politie de rechtmatigheid gewaarborgd is. De Inschrijver past voor iedere Nadere oproep een transparante, objectieve en passende marktwerking toe, met als resultaat een passend aanbod tegen een optimale prijs- kwaliteitverhouding.

Vraagstelling

Welke concrete stappen neemt de Inschrijver om specifiek voor de Politie een Netwerk van Derden op te bouwen, onder meer gericht op het ontsluiten van nichemarkten en het voorzien van Inhuurprofessionals met de juiste expertise tegen de beste prijs- kwaliteitverhouding?

KC-1.1 Sourcing- en wervingsproces (maximaal 25 punten te behalen) o Beschrijf drie (3) voorbeelden van markten, waaronder één (1) nichemarkt (...), waar de Politie actief op inhuurt (zie 1.3) en hoe Inschrijver deze drie (3) markten monitort; o Beschrijf per markt het sourcing- en wervingsproces (onder andere de werkwijzen, het netwerken en de toegepaste methodieken en technologieën) die de Inschrijver toepast om geschikte Kandidaten en Toeleveranciers te vinden. U dient hierbij een concrete tijdlijn bij te voegen; o Beschrijf hoe de Inschrijver ervoor dat het sourcing- en wervingsproces wendbaar genoeg is om in te spelen op veranderingen (bijvoorbeeld in aantallen, functies, snelheid, maatschappelijke veranderingen en proces); o Beschrijf hoe de Inschrijver ervoor zorgt dat de Toeleveranciers en Kandidaten graag voor de Politie willen werken; o Beschrijf de risico’s die Inschrijver ziet bij het vinden van Kandidaten met specifieke expertise en schaarse vaardigheden, inclusief mitigerende maatregelen.

3.9. In de Inschrijvingsleidraad staat dat voor KC 1.1 een presentatieronde wordt gehouden ter toelichting op de door de inschrijvers gegeven antwoorden. In de Inschrijvingsleidraad heeft de Politie zich het recht voorbehouden om naar aanleiding daarvan de score op KC 1.1 met één stap naar boven of naar beneden bij te stellen.

3.10. In 1.4.2 van de Inschrijvingsleidraad staat met betrekking tot de gevraagde dienstverlening onder meer het volgende:

Van de Opdrachtnemer wordt verlangd dat hij zich maximaal inspant om de inhuurbehoefte van de Politie te vervullen. Dit vanuit een volledig onafhankelijke positie, dus openbaar, transparant, gelijke behandeling, zonder voorkeur. De inhuurbehoefte wordt door de Politie middels Nadere oproepen om en om bij de Opdrachtnemers uitgezet. Er is dus geen sprake van minicompetities. De Opdrachtnemer dient naar aanleiding van een Nadere oproep geschikte en beschikbare Kandidaten in de markt te zoeken en voor te stellen aan de Politie. (...).

3.11. In 1.4.4 van de Inschrijvingsleidraad staan onder meer de volgende contractdoelstellingen vermeld:

“1.4.4 Contractdoelstellingen De Raamovereenkomst dient invulling te geven aan de volgende doelen:Het maximaal en tijdig voorzien in de inhuurbehoefte van de Politie door: o Een optimale ontsluiting van de markt; o De perfecte match te maken per Nadere oproep; o (...)Marktbereik: een groot landelijk netwerk en bereik, met maximale dekking;Matching: voor de Politie de beste match maken op prijs- en kwaliteit;

3.12. In 1.5 van de Inschrijvingsleidraad is met betrekking tot de scope van de Opdracht het volgende opgenomen:

Tot de scope van de Opdracht behoren:Alle inhuuraanvragen voor bedrijfsvoeringsfuncties (...);Alle inhuuraanvragen voor IV-functies (...);Leveren van extern personeel voor specifieke functie(s)(groepen) waarvoor momenteel gespecialiseerde bureaus zijn gecontracteerd. Indien zij niet kunnen leveren, wordt de Intermediair benaderd om de uitvraag in te vullen;Leveren van extern personeel op mbo-niveau op functies die niet worden vervuld binnen de (reeds gegunde) raamovereenkomst ‘inhuur uitzendkrachten’ van de Politie (de Intermediair is achtervang voor de raamovereenkomst ‘inhuur uitzendkrachten’).

3.13. In de tweede Nota van Inlichten staat bij vraag 120 met betrekking tot de te leveren uitzendkrachten het volgende antwoord:

Indien het uitzendbureau niet kan leveren wordt de Nadere Oproep uitgezet bij de Intermediair. De Intermediair bepaalt zelf bij welke toeleveranciers en daarmee de contractsvorm. (...)

3.14. In paragraaf 5.2 van de Inschrijvingsleidraad is een rechtsverwerkingsbepaling opgenomen waarin staat dat inschrijvers eventuele onduidelijkheden in de aanbestedingstukken vóór het sluiten van de inschrijvingstermijn dienen te melden en dat zij – indien het antwoord van de Politie voor hen onvoldoende is – een kort geding aanhangig moeten maken, bij gebreke waarvan ieder recht om tegen de aanbestedingstukken te ageren vervalt.

3.15. Voor de Opdracht hebben zich zeven partijen ingeschreven, waaronder Headfirst, [bedrijf] en Circle8.

3.16. De inschrijving van Headfirst voor KC 1.1 bevat voor zover hier van belang de volgende passages:

Strategisch beleidsadviseur leiderschap. Reguliere marktbenadering. Onze zoekactie in onze (...) database leverde vier leveranciers op die deze specialisten in dienst hebben: (...). Onze recruiter heeft deze vijf leveranciers gebeld met de vraag óf zij daadwerkelijk deze kandidaten in dienst hebben. Het antwoord was bevestigend. De vijf leveranciers kunnen vier kandidaten leveren die binnen een maand beschikbaar zijn. We hoefden niet naar zzp’ers te kijken. Onze zoekactie was binnen twee werkdagen afgerond. (...)

Mitigerende maatregelen. Wij werven op een andere manier. Door juist niet op zoek te gaan kandidaten die beschikbaar zijn en morgen kunnen starten. Wij hebben lange-termijnbenadering die specifiek is ontwikkeld voor schaarse doelgroepen. Onze TalentPool bevat specialisten die zich al oriënteren op een nieuwe opdracht vóórdat hun huidige opdracht eindigt. Zo ontstaat ruimte om screening te laten samenvallen met de afronding van hun lopende inzet.

3.17. Verder heeft Headfirst in haar inschrijving onder meer verwezen naar een eerdere opdracht voor het Ministerie van Defensie waarmee zij goede resultaten heeft behaald. Daarnaast heeft zij in haar inschrijving vermeld dat zij Nadere oproepen voor uitzendkrachten uitzet bij haar uitzendpartners en dat zij drie recruiters in dienst heeft die dit netwerk van uitzendbureaus ontsluiten. Hierbij heeft Headfirst vermeld dat zij samenwerkt met een uitzendbureau dat werkt met pools van reeds gescreende uitzendkrachten die op korte termijn kunnen starten.

3.18. Bij brief van 19 juni 2025 heeft de Politie aan Headfirst meegedeeld dat zij als derde is geëindigd en dat zij voornemens is de Opdracht te gunnen aan [bedrijf] en Circle8. De brief bevat met betrekking tot de beoordeling van de kwalitatieve subgunningscriteria de volgende tabel:

3.19. Uit de toelichting bij deze voorlopige gunningsbeslissing volgt dat Headfirst 1,35 punt minder heeft behaald dan [bedrijf] , de inschrijver die als tweede in de rangorde is geëindigd, en 7,5 punten minder dan Circle8, die als eerste is geëindigd. Headfirst heeft voor KC 1.1 (Sourcingproces) een “voldoende” (65% van 25 punten en daarmee 16,25 punten) gescoord, waar Circle8 en [bedrijf] een “goed” (90% van 25 punten en dus 22,5 punten) hebben gescoord. Op KC 1.3 en KC 2 is aan Headfirst een bonus toegekend.

3.20. In de toelichting op de gunningsbeslissing is de beoordeling van de inschrijving van Headfirst voor subgunningscriterium KC 1.1 – voor zover hier van belang – als volgt gemotiveerd:

Naar aanleiding van de schriftelijke beoordeling was de beoordelingscommissie van mening dat de beschrijving van twee onderdelen niet of nauwelijks bijdraagt aan het bereiken van de doelstelling. U benoemt resultaten met betrekking tot de functie van strategisch beleidsadviseur leiderschap. Hierin beschrijft u dat de vijf leveranciers vier Kandidaten kunnen leveren die binnen een maand beschikbaar zijn. Waarna u niet meer naar zzp’ers hoefde te kijken en de zoekactie binnen twee werkdagen was afgerond. Dit lijkt in strijd met de open marktbenadering zoals de Politie die heeft omschreven, waardoor deze werkwijze niet of nauwelijks realistisch en niet of nauwelijks toepasbaar voor de Politie is. Ook beschrijft u de mitigerende maatregel die samenhangt met uw beschreven risico van de lange screeningsprocedure, dat juist niet op zoek gegaan wordt naar Kandidaten die direct beschikbaar zijn. Naar mening van de beoordelingscommissie sluit u hiermee een deel van de markt uit en is dit daarom niet of nauwelijks toepasbaar voor de Politie. De Politie heeft naar aanleiding van deze twee (2) beschreven onderdelen verduidelijkende vragen gesteld tijdens de presentatie. Uw beantwoording op deze vragen tijdens de presentatie heeft ertoe geleid dat de score voor onderdeel KC-1.1 bijgesteld is van een “matig” naar een “voldoende”.

3.21. Headfirst heeft de Politie verzocht om (nog tijdens de zogenoemde alcateltermijn) met haar in gesprek te gaan over bezwaren tegen de beoordeling. Bij e-mailbericht van 23 juni 2025 heeft de Politie aan Headfirst meegedeeld dat de Politie als beleid heeft om tijdens de alcateltermijn niet met partijen in gesprek te gaan. In het bericht geeft de Politie Headfirst wel de mogelijkheid om haar op- en aanmerkingen op papier te zetten, zodat de Politie erop kan antwoorden. Headfirst heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

4 Het geschil

4.1. Headfirst vordert, samengevat: primair: de Politie te verbieden de Opdracht te gunnen aan de geselecteerde partijen en de Politie te gebieden om, voor zover zij de Opdracht nog wenst te gunnen, de ontvangen inschrijvingen met betrekking tot de subgunningscriteria opnieuw te (laten) beoordelen door een nieuw te benoemen objectieve beoordelingscommissie, dan wel door dezelfde commissie, in alle gevallen met inachtneming van de Aw 2012 en dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom; subsidiair: de Politie te verbieden de Opdracht aan de geselecteerde partijen te gunnen en de Politie te gebieden – voor zover zij de Opdracht nog wenst te gunnen – over te gaan tot heraanbesteding; een en ander met veroordeling van de Politie in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.2. Headfirst legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De Politie heeft de inschrijving van Headfirst op de subgunningscriteria KC 1.1 ten onrechte beoordeeld met een “voldoende” in plaats van met een “goed”. Daarnaast heeft de Politie bij de beoordeling van KC 1.1 ten onrechte geen bonus toegekend. Headfirst heeft in haar inschrijving ook uitzendwerk aangeboden, hetgeen een absolute meerwaarde is waarvoor op grond van de Inschrijvingsleidraad een bonus had moeten worden toegekend. Daarmee voldoen de beoordeling en motivering van de gunningsbeslissing niet aan de daaraan te stellen eisen, zodat herbeoordeling aangewezen is. Subsidiair geldt dat de bonusregeling onvoldoende objectief en transparant is, waardoor deze in strijd is met het aanbestedingsrecht. Als de primaire vordering niet wordt toegewezen vordert Headfirst daarom heraanbesteding met een objectieve bonusregeling.

4.3. De Politie voert verweer. De Politie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Headfirst, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Headfirst, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Headfirst in de kosten van deze procedure.

4.4. [bedrijf] vordert de Politie te gebieden de gunningsbeslissing in stand te houden en – voor zover zij de Opdracht nog wenst te gunnen – de Opdracht definitief aan [bedrijf] te gunnen en om Headfirst te gebieden de gehengen en te gedogen dat de Politie, conform de voorlopige gunningsbeslissing, definitief een raamovereenkomst sluit met [bedrijf] , met veroordeling van Headfirst in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.5. Circle8 vordert de Politie te gebieden de Opdracht conform de gunningsbeslissing definitief te gunnen aan Circle8 en over te gaan tot het sluiten van de raamovereenkomst, een en ander met veroordeling van Headfirst in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.6. [bedrijf] en Circle8 leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij er belang bij hebben dat de Opdracht definitief aan hen wordt gegund en dat zij daarom belang hebben bij afwijzing van de vorderingen van Headfirst, omdat die definitieve gunning door de vordering van Headfirst in gevaar kan komen.

4.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling

5.1. Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of (subsub)subgunningscriterum KC 1.1 op de juiste wijze is beoordeeld en of herbeoordeling is aangewezen. Ter zitting heeft Headfirst verklaard dat zij de in de dagvaarding vermelde bezwaren tegen de beoordeling van KC 1.2 niet handhaaft, zodat die bezwaren geen beoordeling meer behoeven. Subsidiair dient te worden beoordeeld of de bezwaren van Headfirst tegen de bonusregeling aanleiding geven tot heraanbesteding.

Beoordelingskader

5.2. De primaire vorderingen van Headfirst zijn gebaseerd op haar stelling dat de beoordelingscommissie fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van het subgunningscriterium KC 1.1. Daarbij is het volgende van belang. Volgens vaste jurisprudentie heeft de voorzieningenrechter bij de toetsing van kwalitatieve criteria een beperkte beoordelingsvrijheid. De voorzieningenrechter moet in beginsel uitgaan van de deskundigheid van de aangewezen beoordelingscommissie, terwijl bedacht moet worden dat de rechter geen deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de Opdracht en dus geen deskundigenoordeel kan geven over de uitkomst van de beoordeling. Slechts wanneer de beoordeling onbegrijpelijk is gemotiveerd of wanneer er sprake is van procedurele of inhoudelijke onvolkomenheden van wezenlijke aard die meebrengen dat de beoordeling gebrekkig is, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Dit kader is tussen partijen niet in geschil.

Beoordeling KC 1.1

5.3. Headfirst heeft – na ophoging van de score na de mondelinge presentatie – voor KC 1.1 een voldoende behaald. Vast staat dat een hogere beoordeling van KC 1.1 (en/of toekenning van een bonus) ertoe zou leiden dat Headfirst de score van de huidige nummer twee in de rangorde overtreft en daarmee voor gunning in aanmerking zou komen. Headfirst heeft daarom voldoende belang bij beoordeling van haar bezwaren.

5.4. Voor KC 1.1 dienden de inschrijvers voorbeelden te geven van markten waarop de Politie actief is en hoe de Inschrijver die markten monitort. Daarnaast dienden de inschrijvers risico’s bij het vinden van schaarse kandidaten te beschrijven, met daarbij mitigerende maatregelen (zie 3.8). Op dit subgunningscriterium heeft Headfirst een voldoende gescoord, wat overeenkomt met het oordeel dat haar antwoord “merendeels voldoet” (zie 3.5). Voor het oordeel “goed” in de zin van de beoordelingssystematiek is vereist dat het antwoord een complete weergave van een volledige bijdrage aan de doelstellingen van de Politie bevat, dat het concreet is onderbouwd en realistisch en toepasbaar is voor de Politie. Beoordeeld moet worden of de door de beoordelingscommissie gegeven kritiekpunten de score “voldoende” rechtvaardigen.

5.5. In de gunningsbeslissing heeft de beoordelingscommissie meerdere kritiekpunten gegeven op dit deel van de inschrijving van Headfirst. Zo zou de weergave van de markten erg summier zijn en zouden bepaalde voorgestelde mitigerende maatregelen niet of nauwelijks werken en/of toepasbaar zijn voor de Politie. Tegen deze kritiekpunten heeft Headfirst geen bezwaren naar voren gebracht. De bezwaren van Headfirst richten zich tegen het kritiekpunt van de beoordelingscommissie dat haar inschrijving op onderdelen niet voldoet aan de “open marktbenadering” en Headfirst is het er niet mee eens dat aan haar bij dit onderdeel geen bonus is toegekend. Deze bezwaren worden hierna besproken.

5.6. Met betrekking tot de door Headfirst als voorbeeld beschreven wervingsaanpak voor de functie van strategisch beleidsadviseur leiderschap heeft de beoordelingscommissie geoordeeld dat deze in strijd lijkt met de door de Politie omschreven “open marktbenadering”, vanwege de opmerking van Headfirst dat zij, kennelijk in verband met de beschikbaarheid van geschikte andere kandidaten, “niet meer naar zzp’ers hoefde te kijken”. Headfirst heeft in randnummer 16 van de dagvaarding gesteld dat zij wel degelijk een open marktbenadering hanteert omdat uit haar inschrijving blijkt dat zij wel bereid en in staat is om zzp’ers in te zetten. Vervolgens heeft Headfirst bij de mondelinge behandeling betoogd dat de open marktbenadering een nieuw beoordelingscriterium betreft, dat in strijd met de aanbestedingsrechtelijke beginselen niet in de aanbestedingstukken is beschreven.

5.7. De Politie heeft erkend dat de term of het begrip “open marktbenadering” niet voorkomt in de aanbestedingstukken. De Politie heeft toegelicht dat daarmee de in de 1.4.2 van de Inschrijvingsleidraad opgenomen doelstelling en Eis 15 wordt aangeduid, waar staat dat de Opdrachtnemer voor iedere Nadere oproep transparante, objectieve en passende marktwerking toe moet passen, met als resultaat een voor de Politie optimaal passend aanbod en voor belangstellenden een objectief en transparant selectieproces. Volgens de Politie volgt hieruit dat een Opdrachtnemer gehouden is de gehele markt te ontsluiten en daarmee strookt niet om niet (ook) naar zzp’ers te kijken. In dit verband heeft Circle8 nog gewezen op 1.4.4 van de Inschrijvingsleidraad, waar een optimale ontsluiting van de markt en het hebben van een groot landelijk netwerk en bereik met maximale dekking als doelen zijn opgenomen. Verder heeft de Politie gesteld dat zij ook op grond van het transparantiebeginsel gehouden is de hele markt de ontsluiten en dat dit binnen de intermediairmarkt bekend is. [bedrijf] en Circle8 hebben dit bevestigd.

5.8. Headfirst heeft niet weersproken dat het doel van de Opdracht is om de markt zoveel mogelijk te ontsluiten en om de beste match aan te leveren. Het standpunt van Headfirst – zoals zij dat ook bij haar inschrijving verwoordde – dat het in het gegeven voorbeeld niet nodig was om naar zzp’ers te kijken, impliceert dat Headfirst pas aan zzp’ers toekomt indien er geen andere geschikte kandidaten zijn en dat zij zzp’ers in eerste instantie buiten beschouwing laat bij de werving van een senior beleidsadviseur leiderschap. Dat heeft Headfirst niet weerlegd met haar stelling dat zij wel degelijk bereid en in staat is om ook te werven onder zzp’ers. Headfirst heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij het door haar gegeven voorbeeld zzp’ers buiten beschouwing kon laten en toch tot een optimale match kon komen. Het kritiekpunt van de beoordelingscommissie dat die benadering in strijd lijkt met de door de Politie voorgestane open marktbenadering, dus met de plicht om de hele markt te ontsluiten en om de beste match aan te bieden, acht de voorzieningenrechter dan ook niet onbegrijpelijk.

5.9. Hetzelfde geldt voor het bezwaar van Headfirst tegen het kritiekpunt van de beoordelingscommissie over het mitigeren van het risico van de lange screeningsperiode. De door Headfirst beschreven oplossing bestaat eruit dat zij beschikt over een zogenoemde TalentPool met specialisten die op iets langere termijn beschikbaar zijn, en dat zij juist niet op zoek gaat naar kandidaten die direct beschikbaar zijn. Door kandidaten die direct beschikbaar zijn buiten beschouwing te laten, ontsluit Headfirst niet de gehele markt. Bij de mondelinge behandeling heeft Headfirst gesteld dat zij het weinig zinvol acht om direct beschikbare kandidaten te werven, omdat het volgens haar een feit van algemene bekendheid is dat goede kandidaten niet twee maanden gaan wachten voordat zij de voor de Politie noodzakelijke screening hebben doorlopen. Hoewel goed mogelijk is dat – achteraf gezien – de beste match komt uit de op iets langere termijn beschikbare kandidaten, is het in strijd met de door de Politie geformuleerde doelstellingen om de direct beschikbare kandidaten op voorhand buiten beschouwing te laten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het kritiekpunt van de beoordelingscommissie daarom niet onbegrijpelijk.

Geen bonus

5.10. Headfirst heeft gesteld dat zij voor KC 1.1 een bonus had moeten krijgen, omdat zij ook uitzendwerk heeft aangeboden. Volgens Headfirst is het kunnen werven en selecteren van uitzendkrachten evident een extra waardevol element, dat niet door iedere inschrijver kan zijn beschreven. Hiertegenover heeft de Politie met verwijzing naar 1.5 van de Inschrijvingsleidraad erop gewezen dat het als achtervang leveren van uitzendkrachten behoort tot de scope van de opdracht en dat zij dat daarom niet als verrassend of vernieuwend heeft beschouwd. Hoewel dat vervolgens wel op haar weg lag, heeft Headfirst geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou moeten volgen dat de door haar gestelde goede samenwerking met een aantal uitzendbureaus ten opzichte van de andere inschrijvers voor de Politie een evidente verrassende en/of vernieuwende meerwaarde (bijvoorbeeld in geslaagde matches) oplevert. Headfirst heeft daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aan haar hiervoor een bonus had moeten worden toegekend.

Conclusie KC 1.1

5.11. Gelet op het voorgaande heeft Headfirst niet aannemelijk gemaakt dat zij voor KC 1.1 een hogere beoordeling had moeten krijgen dan zij heeft gekregen. Dit maakt, in combinatie met de andere (onweersproken gelaten) kritiekpunten op dit onderdeel, dat het totaaloordeel over KC 1.1 niet evident onjuist of ondeugdelijk is. Er bestaat dan ook geen grond voor de door Headfirst gevorderde herbeoordeling.

Geen gebrek in bonusregeling, geen aanleiding voor heraanbesteding

5.12. Het subsidiaire standpunt van Headfirst komt erop neer dat de bonusregeling gebrekkig is, omdat het voor inschrijvers vooraf onvoldoende duidelijk is wanneer een bonus zou worden toegekend, terwijl de bonus – achteraf bezien – beslissend was voor het al dan niet verkrijgen van de Opdracht. Volgens Headfirst is de bonusregeling daarom in strijd met het gelijkheidsbeginsel, het transparantiebeginsel en het verbod op willekeur. Dit betoog wordt niet gevolgd, reeds omdat Headfirst deze klacht in een eerder stadium naar voren had moeten brengen. Dit wordt hierna toegelicht.

5.13. Op grond van de in Inschrijvingsleidraad dienden inschrijvers eventuele onvolkomenheden tijdig te melden. Indien een inschrijver vervolgens niet tevreden was met de reactie van de Politie, diende zij een kort geding aanhangig te maken, bij gebreke waarvan ieder recht om tegen de aanbestedingstukken te ageren zou vervallen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt de klacht van Headfirst over de bonusregeling te laat. In de eerste Nota van Inlichtingen heeft de Politie toegelicht hoe de bonusregeling zou worden toegepast, namelijk een beoordeling in consensus (zie 3.6). Uiterlijk op dat moment moet het Headfirst duidelijk zijn geweest dat met de bonusregeling 10% van de score per subonderdeel kon worden verdiend met verrassende dan wel vernieuwende elementen die de verwachtingen van de Politie overtroffen, en ook dat de Politie niet op voorhand duidelijk kon maken welke elementen als verrassend of vernieuwend zouden worden beschouwd. Indien Headfirst met dit antwoord geen genoegen kon nemen, lag het op haar weg om daarover een nadere vraag te stellen, dan wel om een kort geding aanhangig te maken. Door pas na bekendmaking van de gunningsbeslissing over de (overigens niet ongebruikelijke) bonusregeling te klagen, heeft Headfirst haar rechten om over die regeling te klagen verwerkt.

5.14. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat Headfirst geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit zou kunnen volgen dat bij toepassing van de bonusregeling sprake is geweest van willekeur. Zo heeft Headfirst niet aannemelijk gemaakt dat aan haar ten onrechte een bonus is onthouden of dat aan een van de winnende inschrijvingen ten onrechte een bonus is toegekend.

5.15. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor toewijzing van het gevorderde gebod tot heraanbesteding van de Opdracht.

Slotsom en proceskosten

5.16. De slotsom is dat de primaire en subsidiaire vorderingen van Headfirst worden afgewezen. Headfirst wordt veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van de Politie, [bedrijf] en Circle8.

5.17. Omdat de Politie voornemens is de Opdracht definitief te gunnen aan [bedrijf] en Circle8, brengt de afwijzing van de vorderingen van Headfirst mee dat [bedrijf] en Circle8 geen belang (meer) hebben bij toewijzing van hun vorderingen, zodat deze worden afgewezen. [bedrijf] en Circle8 worden veroordeeld in de kosten van de Politie en Headfirst. Deze kosten worden begroot op nihil, aangezien niet is gebleken dat de Politie en Headfirst als gevolg van de vorderingen van [bedrijf] en Circle8 extra kosten hebben moeten maken.

5.18. Ondanks de afwijzing van de vorderingen van [bedrijf] en Circle8, wordt Headfirst in haar verhouding tot [bedrijf] en Circle8 aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van [bedrijf] en Circle8 was immers om te voorkomen dat de gunningsbeslissing zou worden ingetrokken, welk doel is bereikt. Headfirst wordt daarom als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [bedrijf] en Circle8 veroordeeld.

5.19. De proceskosten van de Politie, [bedrijf] en [bedrijf] worden voor ieder van hen begroot op:

5.20. De door de Politie, [bedrijf] en Circle8 gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6 De beslissing

De voorzieningenrechter:

6.1. wijst de vorderingen van Headfirst, [bedrijf] en Circle8 af;

6.2. veroordeelt [bedrijf] en Circle8 voor wat betreft de door hen ingestelde vorderingen in de proceskosten, aan de zijde van de Politie en Headfirst begroot op nihil;

6.3. veroordeelt Headfirst in de (naar aanleiding van haar vorderingen gemaakte) overige proceskosten aan de zijde van de Politie, [bedrijf] en Circle8 voor ieder van hen vastgesteld op € 1.999,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Headfirst niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

6.4. veroordeelt Headfirst tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;

6.5. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025. WJ