ECLI:NL:RBDHA:2025:17662 - Rechtbank Den Haag - 24 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37190
(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en
de minister van Asiel en Migratie
Procesverloop
- In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening vanwege de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige.
1.1. Verzoeker heeft op 18 september 2023 een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 22 november 2023 afgewezen, omdat eiser niet in het bezit is van een geldige mvv en hij niet van dit vereiste wordt vrijgesteld. Met het bestreden besluit van 21 november 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
- De rechtbank heeft op 15 april 2025 uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker.
[3] Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. De minister hoeft de proceskosten van verzoeker niet te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 15 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6267.