Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17505 - Rechtbank Den Haag - 7 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:175057 oktober 2025

Rechtsgebieden

Internationaal PubliekrechtEuropees Recht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats 's-Gravenhage

NvE/c Zaaknummer: 11512965 \ RL EXPL 25-1698

Vonnis van 7 oktober 2025

in de zaak van

de vennootschap naar het recht harer vestiging AIRHELP GERMANY GMBH, gevestigd te Berlijn (Duitsland), eisende partij, hierna samen te noemen: Airhelp, gemachtigde: mr. D.E. Lof,

tegen

de besloten vennootschap TUI AIRLINES NEDERLAND B.V., gevestigd te Rijswijk, gedaagde partij, hierna te noemen: TUI, gemachtigde: mrs. M. Lustenhouwer en A. Kul.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 8 januari 2025 met producties,- de conclusie van antwoord met producties,

  • de conclusie van repliek met productie,

  • de conclusie van dupliek.

1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1. [de passagier] (hierna: de passagier) had voor [datum] 2024 een boeking voor vlucht [vluchtnummer] van Corfu (I. Kapodistrias Airport) naar Amsterdam (Schiphol Airport). De geplande vertrektijd was om 19:50 uur (LT) en de geplande aankomsttijd was 20:10 uur (UTC).

2.2. Vlucht [vluchtnummer] is uiteindelijk op 14 juli 2024 om 00:25 uur (UTC) geland in Amsterdam. De vertraging is daarmee 4 uur en 15 minuten ten opzichte van de geplande aankomsttijd.

2.3. Vlucht [vluchtnummer] was onderdeel van een zogenaamde ‘rotatievlucht’ op [datum] 2024 van Amsterdam – Zakynthos – Amsterdam – Corfu – Amsterdam.

2.4. De passagier heeft zijn vordering gecedeerd aan Airhelp.

3 Het geschil

3.1. Airhelp vordert - samengevat - veroordeling van TUI tot betaling van € 400,00, vermeerderd met rente en (proces)kosten.

3.2. Aan haar vordering legt Airhelp ten grondslag dat Europese regelgeving en jurisprudentie, meer in het bijzonder de EU-verordening 261/2004 (hierna; de Verordening) en de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie[1], haar recht geeft op een vergoeding van € 400,- per persoon in verband met de opgelopen vertraging van de vlucht van Corfu naar Amsterdam op [datum] 2024. Omdat betaling uitbleef heeft Airhelp kosten moeten maken die worden begroot op 15% van de hoofdsom. Daarnaast is TUI de wettelijke rente verschuldigd.

3.3. TUI voert verweer. TUI concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de passagiers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van hen in de kosten van deze procedure. Kort gezegd stelt TUI dat de vertraging verschillende oorzaken heeft waarvan een het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

TUI komt voor de onder 1 genoemde vertraging een beroep toe op buitengewone omstandigheden. De omstandigheden doen zich onverwachts voor waardoor TUI geen mogelijkheid heeft om de vlucht sneller uit te voeren. De vertragingstijd van 1 mag van de totale vertragingstijd worden afgetrokken volgens het Peskova arrest (C-315/15). Er blijft dan een vertraging over van minder dan drie uur.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Buitengewone omstandigheid

4.1. De Verordening en de daarop gebaseerde jurisprudentie beoogt de passagier als consument van door een luchtvaartmaatschappij aangeboden diensten bescherming te bieden tegen annulering van vluchten en de met annulering gelijkgestelde vertragingen, die een bepaalde tijdsduur overschrijden. Deze bescherming vertaalt zich in bepaalde gefixeerde schadevergoedingen en andere verplichtingen, zoals verzorging en, indien aan de orde, overnachtingen. Als uitgangspunt is de luchtvaartmaatschappij gehouden een bepaalde aan de vluchtafstand gerelateerde vergoeding aan de passagier te betalen in geval van een annulering van een vlucht of een vertraging van meer dan drie uur. Deze verplichting lijdt uitzondering, indien de luchtvaartmaatschappij zich met succes op een bijzondere omstandigheid kan beroepen, die als oorzaak voor de vertraging heeft te gelden.

4.2. Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. Dit betekent dat TUI de passagier in beginsel moet compenseren. Dit is anders als TUI kan aantonen dat (een deel van) de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. In dat geval kan die vertragingstijd in mindering worden gebracht op de totale vertragingstijd.

4.3. De eerste vertraging van 1 uur en 50 minuten zou zijn ontstaan door diverse beslissingen van de luchtverkeersleiding tijdens verscheidene onderdelen van de rotatievlucht. Airhelp heeft niet weersproken dat deze omstandigheden als buitengewoon kunnen worden aangemerkt, maar heeft gesteld dat TUI die omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd. Anders dan Airhelp bij repliek heeft gesteld, onder verwijzing naar een uitspraak van rechtbank Amsterdam, heeft TUI bij conclusie van antwoord delen van de vluchtrapporten overgelegd. Uit de paginanummering blijkt dat de volledige rapporten 27, 104, dan wel 126 pagina’s beslaan. Airhelp heeft daarover aangevoerd dat uit de overgelegde gedeeltelijke vluchtrapporten slechts de redenen voor de gewijzigde slottijden Calculated Take Off Time (CTOT) worden doorgegeven, maar niet de achterliggende oorzaken voor de vertraging. Dat zou wel zichtbaar moeten zijn in het niet overgelegde deel van de vluchtrapporten. TUI heeft dit laatste betwist en erop gewezen dat onder normale omstandigheden geen CTOT wordt gegeven. Dit gebeurt alleen als er een Slot Allocation Message (SAM) wordt verzonden. In dit geval is dat ook meermalen gebeurd in verband met beperkt luchtverkeer op de route van het toestel. De achterliggende oorzaak (IATA delay codes) wordt in het systeem van TUI niet geregistreerd.

4.4. De kantonrechter is van oordeel dat uit de overgelegde onderdelen voldoende blijkt dat de luchtverkeersleiding van Eurocontrol op verschillende momenten een CTOT heeft gegeven aan het toestel in verband met beperkt luchtverkeer op de route en de luchthaven van bestemming. Daarbij heeft TUI gewezen op de onder meer daarvoor gebruikte codes REGCAUSE SE 82 en REGCAUSE CE 81. Daarmee heeft TUI voldoende onderbouwing gegeven dat een deel van de vertraging is terug te voeren op beslissingen van de luchtverkeersleiding. De (tweede) vlucht van Zakynthos naar Amsterdam kreeg van de luchtverkeersleiding een CTOT wat volgt uit de SAM die om 07:50 UTC is verstuurd (productie 2 bij CvA). Niet weersproken is dat uit die SAM volgt dat op verschillende plaatsen op de route alsmede de luchthaven van bestemming beperkt luchtverkeer mogelijk was. Dit heeft tot een vertraging van 56 minuten geleid. Airhelp heeft ook niet weersproken dat het toestel in Amsterdam opnieuw een CTOT opgelegd heeft gekregen van de luchtverkeersleiding (productie 3 CvA) met de SAM die om 13:30 UTC is verstuurd. De reden hiervoor was wederom beperkt luchtverkeer op de route en de luchthaven van bestemming. Hierdoor liep de vertraging met 44 minuten op. Tot slot heeft de luchtverkeersleiding ook op Corfu aan het toestel een CTOT gegeven met de SAM die om 20:25 uur is verstuurd. Ook dit heeft Airhelp niet bestreden. Deze CTOT heeft een vertraging van nog eens 10 minuten opgeleverd. Totaal hebben de beslissingen van de luchtverkeersleiding een vertraging opgeleverd van 1 uur en 50 minuten.

4.5. Op grond van het Peskova arrest kan TUI de tijd die gemoeid is met de buitengewone omstandigheid, die in rechtstreeks verband staat met de rotatievlucht, van de totale vertragingstijd aftrekken. Airhelp heeft niet bestreden dat er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de vluchten.

Redelijke maatregelen

4.6. Resteert de vraag of TUI alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen. De kantonrechter is met TUI van oordeel dat zij gelet op de aard van de buitengewone omstandigheden weinig tot geen mogelijkheden heeft die vertraging op te vangen dan wel om die situatie te bespoedigen.

4.7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep van TUI op buitengewone omstandigheden slaagt. Met 1 uur en 50 minuten in mindering op de vertraging komt de totale vertraging onder drie uur uit, zodat Airhelp geen recht heeft op enige vergoeding en haar vorderingen (inclusief de nevenvorderingen) daarom zullen worden afgewezen.

4.8. Airhelp is in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van TUI worden begroot op:

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. wijst de vorderingen van Airhelp af,

5.2. veroordeelt Airhelp in de proceskosten van € 205,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Airhelp niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.F.H. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.

Het Wallentin-Hermann arrest (HvJ EU 22 december 2008, C-549/07), het Sturgeon-arrest (HvJ EU 19 november 2009, C-402/07) en het Folkerts-arrest (HvJ EU 26 februari 2013, C-11/11).


Voetnoten

Het Wallentin-Hermann arrest (HvJ EU 22 december 2008, C-549/07), het Sturgeon-arrest (HvJ EU 19 november 2009, C-402/07) en het Folkerts-arrest (HvJ EU 26 februari 2013, C-11/11).