ECLI:NL:RBDHA:2025:17420 - Rechtbank Den Haag - 11 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.27529 (beroep) NL25.27530 (voorlopige voorziening) uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers)
en
(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).
- Eiser is afkomstig uit Polen. Hij heeft om asiel gevraagd. Hij stelt dat hij te vrezen heeft voor de Poolse regering, want hij is tegen de huidige Poolse president. Daarom moet hij worden aangemerkt als vluchteling, dan wel als persoon die bij terugkeer naar Polen een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie is.
Procesverloop
- Eiser stelt de Poolse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1983. Hij heeft op 2 juni 2025 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 juni 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat eiser niet kan worden uitgezet totdat op het beroep is beslist.
2.2. Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser was niet aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
Het asielrelaas
- Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij vreest dat hij in de toekomst problemen zal krijgen met de Poolse regering, omdat hij tegen de huidige Poolse president is en tegen hem wil protesteren. Hij vreest dat de Poolse politie hem niet zal helpen, maar hem juist hardhandig zal arresteren als hij acties zal uitvoeren tegen de Poolse president. Daarom vindt eiser dat hij aangemerkt moet worden als vluchteling, dan wel als persoon die bij terugkeer naar Polen een reëel risico loopt op ernstige schade.
Het bestreden besluit
- Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie is. Ten aanzien van Polen wordt er uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder verwijst naar protocol nr. 24 inzake Asiel voor Onderdanen van Lidstaten van de Europese Unie van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (het protocol). Volgens het protocol zijn er vier situaties waarin een asielaanvraag van een onderdaan van een lidstaat ontvankelijk is, namelijk:
a. *a) indien de lidstaat waarvan de aanvrager onderdaan is na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam maatregelen neemt met gebruikmaking van de bepalingen van artikel 15 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarbij op zijn grondgebied wordt afgeweken van zijn verplichtingen uit hoofde van dat Verdrag;b) indien de in artikel 7, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bedoelde procedure op gang is gebracht en totdat de Raad
Volgens verweerder is geen van de vier situaties van toepassing op eiser. Daarom moet eiser Nederland onmiddellijk verlaten en terugkeren naar Polen.
Was de gehoormedewerker vooringenomen?
- Eiser voert aan dat de gehoormedewerker vooringenomen was door eiser kort te houden in zijn verklaringen. Ook werd eiser voorafgaand aan het gehoor en aan het eind van het gehoor verteld dat hij waarschijnlijk terug zal moeten naar Polen. Volgens eiser blijkt ook hieruit de vooringenomenheid van de gehoormedewerker.
5.1. De rechtbank volgt eiser niet. Uit het verslag van het gehoor blijkt immers dat eiser de kans heeft gekregen om zijn relaas te vertellen. De gehoormedewerker had eiser inderdaad voorafgaand aan het gehoor en aan het eind van het gehoor verteld dat zijn asielaanvraag waarschijnlijk niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat eiser een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie is. Mede gelet op het feit dat een asielaanvraag in een dergelijk geval alleen bij uitzondering ontvankelijk is, ziet de rechtbank daar geen vooringenomenheid in. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser hierdoor bovendien de kans gegeven om te reageren op een mogelijke niet-ontvankelijk verklaring. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk mogen verklaren?
- Eiser erkent dat geen van de situaties uit het protocol op hem van toepassing is. Desondanks zou de rechtbank volgens eiser het protocol zo moeten interpreteren dat als een lidstaat van de Europese Unie de mensenrechten op een dusdanige wijze schendt, de asielaanvraag ontvankelijk moet worden verklaard.
6.1. De rechtbank volgt eiser niet. Uit verdragen, wet noch jurisprudentie volgt dat het protocol als zodanig geïnterpreteerd moet worden. Bovendien is Polen naast lidstaat van de Europese Unie ook lidstaat bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Bij eventuele problemen die de Poolse autoriteiten niet adresseren kan eiser zich dus ook wenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
- Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
7.1. Nu de rechtbank uitspraak doet over het beroep en het ongegrond verklaart, bestaat er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af.
7.2. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.V.A. Corstens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor wat betreft de hoofdzaak, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
De Raad van de Europese Unie.