ECLI:NL:RBDHA:2025:17337 - Rechtbank Den Haag - 16 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-2699 (echtscheiding) en FA RK 25-1599 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/664655 (echtscheiding) en C/09/681211 (verdeling)
Datum beschikking: 16 september 2025
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 12 april 2024 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
de vrouw, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man] ,
de man, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. L. de Roode te Leiderdorp.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
De minderjarige [minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 18 augustus 2025. Hij heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Op 19 augustus 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door haar advocaat en de man bijgestaan door zijn advocaat.
Door de advocaat van de vrouw is voor de zitting, op 18 augustus 2025, een pleitnotitie met een alimentatieberekening overgelegd. Deze pleitnotitie is tijdens de zitting niet voorgedragen.
Feiten
o de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats 1] ; o de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats 2] .
- Deze rechtbank heeft op 30 januari 2025 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang inhoudende dat:
o (de toen nog minderjarige) [jong-meerderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd; o de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] ; o de man voorlopig gerechtigd is om [jong-meerderjarige] bij zich te hebben iedere vrijdag uit school tot na avondeten bij de familie van de man en dat die regeling onder regie van de jeugdbeschermer kan worden uitgebreid; o de man aan de vrouw, met ingang van 4 december 2024, voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [jong-meerderjarige] van € 413,- per maand zal betalen en met ingang van 1 januari 2025 van € 440,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
- [jong-meerderjarige] woont bij de vrouw.
- [minderjarige] staat sinds 19 april 2023 onder toezicht en verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder in [plaats 2] . Bij beschikking van deze rechtbank van 17 april 2025 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 april 2026.
Verzoek en verweer
De rechtbank houdt bij de weergave van de verzoeken de nummering van partijen aan.
De vrouw verzoekt – na aanvulling en wijziging – de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen tot:
veroordeling van de man tot betaling van een bijdrage voor [jong-meerderjarige] van € 547,- per maand, althans een zodanige bijdrage als de rechtbank in goede justitie vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van € 352,- per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, althans een zodanige bijdrage als de rechtbank in goede justitie vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen conform het voorstel van de vrouw zoals geformuleerd in het verzoekschrift en onder V t/m VII;
veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van een gebruiksvergoeding van € 820,- per maand, althans een zodanige vergoeding als de rechtbank vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van maart 2023, althans met ingang van de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding; een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Hierbij heeft de man – na wijziging – zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
toekenning van het uitsluitend voortgezet gebruik van de woning aan de [adres] te [plaats 1] aan de man per datum inschrijving echtscheiding voor de duur van zes maanden;
het uitspreken van de verdeling conform het voorstel van de man dan wel een verdeling die de rechtbank juist acht;
vaststelling van een totale regresvordering van € 7.094,49 welke de man heeft op de vrouw, dan wel een bedrag dat de rechtbank juist acht; een en ander zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de door de man verzochte nevenvoorzieningen, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Beoordeling
Ontvankelijkheid Bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding is het wettelijk verplicht om een ouderschapsplan over te leggen (artikel 815 lid 2 Rv). Partijen hebben dat niet gedaan. De rechtbank zal in dit geval voorbij gaan aan het vereiste van artikel 815 lid 2 Rv, omdat [jong-meerderjarige] inmiddels meerderjarig is en de minderjarige [minderjarige] onder toezicht is gesteld en verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Nu aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank de man en de vrouw ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond kunnen worden toegewezen.
Alimentatie [jong-meerderjarige]
Omdat [jong-meerderjarige] inmiddels meerderjarig is, heeft zij de moeder een volmacht gegeven om alimentatie te verzoeken.
Behoefte en behoeftigheid Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van [jong-meerderjarige] geïndexeerd naar 2025 € 615,- per maand bedraagt.
Structurele eigen inkomsten kunnen de behoefte verlagen en komen in mindering op de behoefte die hiervoor is genoemd. Tijdens de zitting is besproken dat van het inkomen dat [jong-meerderjarige] gaat verdienen met haar bijbaantje bij de Action en haar betaalde stage in het ziekenhuis € 125,- in mindering komt op de behoefte. De resterende behoefte van [jong-meerderjarige] is dan € 490,- per maand.
Draagkracht vrouw De vrouw werkt op dit moment anderhalve dag per week als kassière. Volgens de jaaropgave 2024 heeft zij een salaris van € 11.266,- bruto per jaar.
De rechtbank is van oordeel dat van de vrouw kan worden verwacht dat zij meer uren gaat werken dan zij nu doet. Tijdens de zitting heeft de vrouw zelf ook aangegeven dat zij drie of vier dagen wil gaan werken, afhankelijk van de inkomenssituatie van haar nieuwe partner. De rechtbank zal daarom rekening houden met een verdiencapaciteit. De rechtbank zal – conform het standpunt van de man – een inkomen van € 25.000,- bruto per jaar als uitgangspunt nemen.
De rechtbank zal in de berekening geen rekening houden met het kindgebonden budget, omdat de vrouw dit voor [minderjarige] ontvangt en dit uitgeeft aan kosten die zij voor [minderjarige] maakt.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 1.996,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Bij een NBI van € 1.875,- tot € 2.125,- per maand wordt de draagkracht bepaald op een vast bedrag uit de draagkrachttabel, afhankelijk van de hoogte van het NBI. De draagkracht van de vrouw is met toepassing van de draagkrachttabel € 98,- per maand.
Draagkracht man Partijen zijn het erover eens dat de draagkracht van de man moet worden berekend op basis van zijn inkomen van € 53.179,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgave 2024.
Op basis van dit inkomen en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de man op € 3.360,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
De man stelt dat bij de berekening van zijn draagkracht rekening moet worden gehouden met het volgende:
Kosten voor [minderjarige] Tijdens de zitting zijn partijen het eens geworden om rekening te houden met een bedrag van € 75,- per maand aan kosten voor [minderjarige] .
Advocaatkosten Tussen partijen is in geschil of rekening gehouden moet worden met advocaatkosten.
De rechtbank overweegt dat de man in deze procedure bijstand van een advocaat nodig heeft en, anders dan de vrouw, niet in aanmerking komt voor een toevoeging. De man heeft dus kosten moeten maken voor zijn advocaat. Volgens de advocaat van de man is sprake van een openstaande rekening van ongeveer € 15.000,-. Tijdens de zitting heeft de man gesteld dat hij een lening moet aangaan tegen een rente van 7,1% met een looptijd van twee tot drie jaar om de openstaande rekening van zijn advocaat te betalen. Dat de man een lening met deze voorwaarden moet aangaan, is echter niet met stukken onderbouwd. De rechtbank zal daarom uitgaan van een langere aflostermijn en zal rekening houden met een aflossing van € 300,- per maand.
Garagebox De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met deze kostenpost. De man dient de huur voor de garagebox uit zijn vrije ruimte te voldoen.
Telefoonabonnement De rechtbank zal geen rekening houden met deze kostenpost. Tijdens de zitting is besproken dat [jong-meerderjarige] zelf een abonnement zal afsluiten voor haar telefoon en dat partijen samen met de telefoonprovider moeten regelen dat het abonnement voor de vrouw wordt gewijzigd en voortaan door de vrouw zelf wordt betaald. Tot die tijd zal de vrouw de kosten van het abonnement aan de man terugbetalen. De man heeft zo geen kosten meer voor het telefoonabonnement van de vrouw en [jong-meerderjarige] .
Begrafenispolis De rechtbank zal geen rekening houden met deze kostenpost. Aangezien het een begrafenispolis betreft van de vrouw, hoeft de man deze kosten niet te dragen.
Woonlasten Tussen partijen is in geschil of voor de bepaling van de draagkracht van de man moet worden uitgegaan van het woonbudget of van zijn werkelijke woonlast, die hoger ligt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de man rekening te houden met zijn werkelijke, hogere, woonlasten. De man heeft de beslissing genomen om in de voormalig echtelijke woning te willen blijven wonen. In het kader van de verdeling zal de man deze woning overnemen en, mede vanwege het moeten uitkopen van de vrouw, worden geconfronteerd met hogere woonlasten. Het staat de man vrij om deze keuze te maken, maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet ten nadele van [jong-meerderjarige] mag strekken in de vorm van een verminderde draagkracht. De rechtbank zal daarom niet afwijken van het woonbudget.
De rechtbank gebruikt voor de berekening van de draagkracht de formule: 70% x [NBI – (0,3 x NBI + € 1.310,-)].
Rekening houdend met de advocaatkosten van € 300,- per maand en de bijdrage in kosten voor [minderjarige] van € 75,- per maand, bedraagt de draagkracht € 444,- per maand.
Draagkrachtvergelijking De draagkracht van partijen samen is € 542,- per maand (€ 98 + € 444). Dit is voldoende om in de behoefte van [jong-meerderjarige] te voorzien. De rechtbank heeft daarom een draagkrachtvergelijking gemaakt. Van de totale behoefte van [jong-meerderjarige] komt een deel van € 89,- voor rekening van de vrouw en een deel van € 401,- voor rekening van de man.
Zorgkorting De rechtbank zal geen zorgkorting toepassen, omdat [jong-meerderjarige] meerderjarig is. Ingangsdatum De vrouw verzoekt namens [jong-meerderjarige] om de alimentatie vast te stellen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De man heeft geen verweer gevoerd tegen deze ingangsdatum. De rechtbank zal daarom de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking hanteren.
Conclusie De rechtbank zal bepalen dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een bijdrage aan [jong-meerderjarige] moet betalen van € 401,- per maand.
Aanhechten berekening De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Partneralimentatie De vrouw heeft tijdens de zitting haar verzoek ingetrokken. Dat betekent dat de rechtbank op dit punt geen beslissing meer hoeft te nemen.
Verdeling De man en de vrouw zijn gehuwd op 16 juni 2016. Zij hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt. Gelet op de artikelen 1:93 en 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – zoals deze artikelen golden tot 1 januari 2018 – moet worden aangenomen dat tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen bestond. De ontbonden huwelijksgemeenschap moet bij helfte tussen de echtgenoten moet worden verdeeld.
Peildatum De rechtbank overweegt dat voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap als peildatum geldt 12 april 2024. Dit is de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen of de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de gemeenschap naar voren gebracht:
a. gezamenlijke bankrekening bij ABN AMRO ( [rekeningnummer 1] ); b. bankrekening bij Rabobank ten name van de man ( [rekeningnummer 2] ); c. bankrekening bij Rabobank ten name van de vrouw ( [rekeningnummer 3] ); d. bankrekening bij SNS ten name van de vrouw ( [rekeningnummer 4] );
-
inboedel;
-
Mazda 2 (kenteken [kenteken] );
-
vorderingen op de belastingdienst/derden.
De echtelijke woning Afspraak over de wijze van verdeling Partijen hebben afspraken gemaakt over toedeling van de echtelijke woning aan de man. De man zal de woning overnemen voor een waarde van € 473.000,-. De man zal de vrouw bij overdracht van de woning een bedrag van € 112.000,- voldoen en de vrouw houdt een nominale vordering op de man voor een bedrag van € 17.084,-. Deze vordering is in de volgende gevallen opeisbaar:
Tijdens de zitting hebben partijen aanvullend afgesproken dat de man tot 17 november 2025 de tijd krijgt om zorg te dragen voor overname van de woning conform de gemaakte afspraken en levering van de woning aan hem.
De rechtbank zal de afspraken van partijen opnemen in het dictum. Hierbij zal de rechtbank ook een spoorboekje opnemen voor de situatie dat het de man niet lukt om de woning over te nemen en deze alsnog moet worden verkocht.
Voortgezet gebruik, gebruiksvergoeding en regresvordering Gelet op de door partijen gemaakte afspraken over de woning, begrijpt de rechtbank dat het voortgezet gebruik van de woning niet langer tussen partijen in geschil is. De rechtbank zal dat verzoek van de man daarom toewijzen.
De vrouw heeft haar verzoek om een gebruiksvergoeding ingetrokken en de man heeft zijn verzoek over de regresvordering ingetrokken. Dat betekent dat de rechtbank op die punten geen beslissing meer hoeft te nemen.
Schuld bij Qander Partijen hebben afgesproken dat de schuld bij Qander – waar partijen beide draagplichtig voor zijn – wordt afgelost bij de overname van de echtelijke woning door de man. Daarom is op dit punt geen beslissing meer nodig.
Bankrekeningen Partijen zijn overeengekomen dat ieder de op zijn/haar naam staande bankrekeningen zal voortzetten, zonder verdere verdeling of verrekening van de saldi. De gezamenlijke bankrekening bij ABN AMRO wordt – zonder verdeling of verrekening van het saldo – voortgezet door de man. Hierbij geldt dat beide partijen zich moeten inspannen voor het wijzigen van de tenaamstelling van deze gezamenlijke bankrekening.
Inboedel Partijen hebben afgesproken dat zij de inboedel in onderling overleg zullen verdelen.
De Mazda Tussen partijen is niet in geschil dat de Mazda wordt toegedeeld aan de man. Dit zal gebeuren zonder verdeling van de waarde, omdat de auto volgens partijen geen waarde meer vertegenwoordigd.
Vorderingen Partijen hebben niet onderbouwd en toegelicht of er op de peildatum sprake was van een vordering op de Belastingdienst en/of een derde. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit niet het geval is en zal dit verzoek afwijzen.
De rechtbank zal de hiervoor weergegeven afspraken tussen partijen opnemen in het dictum van de beschikking. De rechtbank zal wat meer of anders is verzocht afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2016 te [plaats 1] ;
bepaalt dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand een alimentatie aan de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , zal betalen van € 401,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, onder de voorwaarde dat de man deze woning op het moment van die inschrijving bewoont en deze woning op dat moment aan de vrouw uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt;
stelt de wijze van verdeling van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
- met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij Aegon ( [nummer 1] en [nummer 2] ):
a. de woning wordt toegedeeld aan de man voor een waarde van € 473.000,-; b. de man zal de vrouw bij overdracht van de woning een bedrag van € 112.000,- voldoen en de vrouw houdt een nominale vordering op de man voor een bedrag van € 17.084,-. Deze vordering is in de volgende gevallen opeisbaar:
- de woning wordt verkocht/vervreemd door de man;
- bezwaring van de woning door de man;
- verhuur van de woning door de man;
- ingebruikgeving van de woning door de man;
- samenwonen van de man;
- geregistreerd partnerschap en/of huwelijk van de man;
- AOW-gerechtigde leeftijd van de man;
- overlijden van de man;
- schuldsanering van de man;
- faillissement van de man;
- insolventie van de man; c. de man dient uiterlijk 17 november 2025 zorg te dragen voor overname van de woning conform de gemaakte afspraken en levering van de woning aan hem;
d. indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
- partijen dienen binnen één week nadat de onder ‘c’ genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan een makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde;
- voor zover partijen het niet eens worden over de keuze voor een onafhankelijke makelaar-taxateur dient de man aan de vrouw drie onafhankelijke makelaar-taxateurs voor te stellen die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit de vrouw er vervolgens één kiest;
- deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
- de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
- partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
-
de (saldi op de) bankrekeningen ten name van de vrouw ( [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] ) worden – zonder verdeling of verrekening van de saldi – toegedeeld aan de vrouw en door haar voortgezet;
-
( (het saldo op) de bankrekening ten name van de man ( [rekeningnummer 2] ) wordt – zonder verdeling of verrekening van het saldo – toegedeeld aan de man en door hem voortgezet;
-
( (het saldo op) de gezamenlijke bankrekening ( [rekeningnummer 1] ) wordt – zonder verdeling of verrekening van het saldo – toegedeeld aan de man en na wijziging van de tenaamstelling door hem voortgezet;
-
de inboedel wordt in onderling overleg verdeeld;
-
de Mazda 2 (kenteken [kenteken] ) wordt – zonder verdeling van de waarde – toegedeeld aan de man;
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.