Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17127 - Rechtbank Den Haag - 29 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1712729 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Jeugd- en Zorgrecht

Zaaknummer: C/09/687663 / JE RK 25-1154 Datum uitspraak: 29 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

over

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ;

[de pleegmoeder], hierna te noemen: de pleegmoeder, en [de pleegvader], hierna te noemen: de pleegvader, hierna ook gezamenlijk te noemen: de pleegouders, beide wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 juli 2025.

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:

1.3. De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2 De feiten

2.1. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

2.2. [de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 maart 2025 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 14 september 2025, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

3 Het verzoek

3.1. De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2 De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd en ter zitting nader toegelicht. [de minderjarige] woont sinds zijn tweede in zijn huidige pleeggezin. De gecertificeerde instelling maakt zich zorgen over de strijd tussen de moeder en de pleegouders. De gecertificeerde instelling wil voorkomen dat hij tussen hen in komt te zitten. Kort geleden is er nog onenigheid geweest over het niet verlenen van toestemming door de moeder voor een paspoort voor [de minderjarige] . De moeder respecteert de wens van [de minderjarige] om in het pleeggezin te blijven wonen, maar uit regelmatig zorgen over hem en zijn ontwikkeling. Het contact tussen [de minderjarige] en de moeder verloopt daarnaast wisselend. In december 2024 leek het een periode beter te gaan, maar sinds april 2025 is dit wederom verslechterd. Er zou gestart worden met een behandeling bij de Viersprong. Dit is echter vroegtijdig beëindigd, omdat de gezinsleden niet naar de afspraken kwamen of hebben afgezegd. Ook is er nog geen individuele hulpverlening voor [de minderjarige] opgestart. Hiervoor ligt een aanvraag bij Rondom Jou. [de minderjarige] heeft wel een persoonlijk begeleider waar hij het goed mee kan vinden en zijn verhaal bij kwijt kan. De gecertificeerde instelling vindt het noodzakelijk om de komende periode betrokken te blijven, omdat de hulpverlening in het vrijwillig kader nog minder zal binnenkomen in beide huishoudens. Ook is de gecertificeerde instelling voornemens om een opvoedvisie op te stellen.

4 De standpunten

4.1. Door de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het aanvragen van een paspoort voor [de minderjarige] . De moeder had als voorwaarde gesteld dat zij mee wilde naar Engeland. De moeder staat achter de plaatsing van [de minderjarige] in het pleeggezin, maar ze vindt het vervelend dat bepaalde dingen niet met haar besproken worden. Ook heeft zij het idee dat [de minderjarige] een onjuist verhaal krijgt van de pleegouders over hetgeen de pleegouders met haar bespreken. De moeder wil graag dat [de minderjarige] individuele hulpverlening krijgt zodat hij aan zijn ontwikkeling kan werken. Daarnaast ervaart de moeder de ondersteuning vanuit de gecertificeerde instelling als prettig en ziet graag dat dit de komende periode blijft.

4.2. Door de pleegouders is ingestemd met het verzochte. De pleegvader heeft ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] een paspoort nodig had voor een voetbaltrail in Engeland. Dit is belangrijk voor zijn toekomst en de mogelijkheid om later op professioneel niveau te voetballen.

5 De beoordeling

5.1. De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan.[1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding.[2] De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.

5.2. Er is nog altijd sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] . [de minderjarige] woont al jaren in het pleeggezin en heeft het daar naar zijn zin. Hij ontwikkelt zich goed en voelt zich onderdeel van het gezin. De moeder staat hier ook achter. Het is echter zorgelijk dat [de minderjarige] last heeft van de strijd tussen de moeder en de pleegouders. Deze strijd lijkt zelfs invloed te hebben op zijn droom om professioneel voetballer te worden. De kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is dat [de minderjarige] zowel door de moeder als door de pleegouders gestimuleerd en gemotiveerd wordt bij het achtervolgen van zijn droom om op professioneel niveau te voetballen. Het is van belang dat [de minderjarige] niet de dupe wordt van de strijd tussen de moeder en de pleegouders. Hierom is het wenselijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft zodat er ingegrepen kan worden indien dit nodig is. Daarnaast zijn er zorgen over het onderling contact tussen [de minderjarige] en de moeder. Het is noodzakelijk dat de komende periode gewerkt wordt aan het verbeteren van dit contact. Indien nodig zal hiervoor hulpverlening worden ingezet door de gecertificeerde instelling.

5.3. Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar passend en geboden.

5.4. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 14 september 2026;

6.2. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 september 2026;

6.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:260 BW.

Artikel 1:265c, tweede lid, BW.


Voetnoten

Artikel 1:260 BW.

Artikel 1:265c, tweede lid, BW.