ECLI:NL:RBDHA:2025:16915 - Rechtbank Den Haag - 28 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5401
Zaaknummer: C/09/670134
Datum beschikking: 28 augustus 2025
Omgang
Beschikking op het op 16 juli 2024 ingekomen verzoek van:
[de oma] ,
de oma vaderszijde, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. I.T.L. Ubaghs te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. F. Arslan te Den Haag.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben in een gesprek met de kinderrechter hun mening gegeven over het verzoek.
Op 31 juli 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
Verzoek en verweer
De oma verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en haar kleinkinderen, waarbij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wekelijks op woensdagmiddag en om het weekend met een overnachting op zaterdag bij de oma verblijven, althans een zodanige regeling als de rechtbank juist en redelijk acht.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Feiten
-
Uit het huwelijk van de moeder en Rishi Renaldo Bonoo (hierna: de vader) zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
-
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] ,- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] .
Beoordeling
Het verzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van het eerste lid van dit artikel heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang ontzegt. Op grond van het derde lid van dit artikel ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
Ontvankelijkheid Met het oog op de ontvankelijkheid van de oma in haar verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling ligt op grond van artikel 1:377a, eerste lid, BW de vraag voor of zij in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] staat. Voor de invulling van het begrip nauwe persoonlijke betrekking wordt aangesloten bij family life als bedoeld in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).Op grond van vaste jurisprudentie is de enkele aanwezigheid van een familierechtelijke betrekking onvoldoende voor het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking, zodat sprake dient te zijn van bijzondere omstandigheden. Uit de vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat de band tussen een kind en (in casu) de oma in beginsel in aanmerking komt voor bescherming door artikel 8 EVRM, maar dat de rechter aan de hand van de concrete bijkomende omstandigheden zal moeten oordelen of de oma zich daadwerkelijk op deze bescherming kan beroepen.
Tussen de oma en de moeder bestaat verschil van mening over de betrokkenheid van de oma en de frequentie van het contact tussen de oma en haar kleinkinderen voor het overlijden van de vader. De rechtbank is op basis van de stukken en wat naar voren is gebracht gebleken dat de kinderen voor het overlijden van de vader regelmatig bij de oma – die in de buurt woonde en nog steeds woont – logeerden en dat de oma veel heeft opgepast. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit geval sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de oma en de kinderen. Dit betekent dat de oma in beginsel recht heeft op omgang met haar kleinkinderen, en zij zal de oma daarom ontvangen in haar verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen haar en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
Inhoudelijke beoordeling De moeder verzet zich tegen contact tussen de oma en de kinderen, en is van mening dat het verzoek van de oma moet worden afgewezen. Het vaststellen van een omgangsregeling tussen de oma en de kinderen is volgens de moeder in strijd met het zwaarwegend belang van de kinderen. De moeder heeft veel moeite met de manier waarop de familie vaderszijde met haar om is gegaan en nog steeds omgaat. De moeder ervaart de oma als een dominante vrouw die graag de controle uit wil oefenen en die haar in haar gezag ondermijnt. De moeder voelde zich door de oma niet gesteund, niet gewaardeerd en niet gerespecteerd. Zo werden de zorgen van de moeder over alcohol- en drugsverslavingen van de vader door de oma gebagatelliseerd. Daarnaast hebben de oma en tante vaderszijde de moeder in het bijzijn van de kinderen de schuld gegeven van het overlijden van de vader. Verder is [de minderjarige 1] ingezet om de laptop van de vader en zijn telefooncode af te geven, en heeft de oma samen met haar twee broers [de minderjarige 1] eens zonder toestemming van school gehaald en bij zich gehouden. De moeder is bang dat de oma en de tante vaderszijde zullen proberen [de minderjarige 1] tegen haar op te zetten. Volgens de moeder nemen zij al regelmatig contact op met [de minderjarige 1] , wat [de minderjarige 1] weer voor de moeder verbergt en wat spanningen tussen hen oplevert. Door alles wat er is gebeurd de afgelopen jaren is het vertrouwen bij de moeder weg en ontbreekt bij haar op dit moment de emotionele draagkracht om in contact te treden met de oma over een omgangsregeling. De moeder start binnenkort met een behandeling voor traumaverwerking en EMDR. Als de moeder in rust toe kan komen aan haar verwerking en zij erkenning krijgt van de familie vaderszijde voor haar rol als moeder, staat zij over een tijdje mogelijk wel open voor contact.
De oma herkent zich niet in het beeld dat de moeder van haar schetst. Zij geeft aan dat bij de uitvaart van de vader is aangegeven dat de moeder de kinderen zelf zou gaan opvoeden en dat de oma geen contact meer met hen mocht hebben. Er is volgens de oma na het overlijden van de vader veel gezegd en het kan zijn dat de oma in een moment van emotie de moeder de schuld heeft gegeven van het overlijden van de vader. Er zijn woorden gesproken die niet gezegd hadden moeten worden. Volgens de oma was het contact tussen haar en de moeder voor het overlijden van de vader goed, en heeft zij – buiten misschien een enkele keer om – nooit iets negatiefs over haar gezegd. De oma heeft altijd een sterke band gehad met beide kinderen, zij kwamen regelmatig logeren en ze paste vaak op. Ze heeft er veel verdriet van dat zij de kinderen niet meer ziet. Volgens de oma kan het ook niet goed zijn voor de kinderen dat zij geen contact meer hebben met de familie vaderszijde. De oma zoekt zelf geen contact met [de minderjarige 1] , maar [de minderjarige 1] zoekt de familie vaderszijde zelf op en vraagt dan om het niet aan haar moeder te vertellen. De oma zou graag met de moeder overleggen om afspraken te maken over omgang, maar de moeder blokkeert ieder contact. De oma wil graag dat het contact hersteld wordt en staat voor alles open om dit te bereiken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de oma recht heeft op omgang met haar kleinkinderen, en dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ook recht op omgang en contact hebben met de familie van de vader. De rechtbank overweegt dat het in het algemeen in het belang van een minderjarig kind is om omgang te hebben met al zijn familieleden, als zij dat zelf ook graag willen. Er kunnen echter redenen zijn om omgang te ontzeggen, bijvoorbeeld als omgang ernstig nadeel oplevert voor de kinderen of omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen.
Uit de stukken en wat op de zitting is besproken, is gebleken dat in ieder geval sinds het onverwachte overlijden van de vader op [datum] 2022 de band tussen de moeder en de familie vaderszijde ernstig is verslechterd. De kinderen hebben hierdoor niet alleen hun vader maar ook het contact met de familie van hun vader abrupt verloren. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is betrokken geweest, vanwege de moeilijke tijd waar het gezin doorheen ging. Dit traject is op 11 april 2023 beëindigd. Veilig Thuis is vervolgens betrokken geraakt na een anonieme zorgmelding over de thuissituatie bij de moeder. Veilig Thuis heeft in het afrondende verslag van het onderzoek op 11 december 2024 laten weten dat zij geen zorgen hebben over de veiligheid van de kinderen, maar wel over de boosheid van de moeder en het verdriet van [de minderjarige 1] rondom de familie van de vader. Veilig Thuis is bezorgd dat de strijd tussen de moeder en de familie van de vader tussen haar en [de minderjarige 1] in komt te staan. Veilig Thuis heeft de moeder daarom geadviseerd om samen met [de minderjarige 1] in gesprek te gaan bij de huisarts (POH) of gesprekken te starten bij Synthese om te kijken wat de moeder en [de minderjarige 1] nodig hebben en of er een vorm van contact mogelijk is tussen [de minderjarige 1] en de familie van de vader die voor de moeder prettig en veilig genoeg is.
De rechtbank maakt zich ook zorgen over de situatie waarin de kinderen klem lijken te zitten tussen de moeder en de familie van de vader, waar met name [de minderjarige 1] last van lijkt te hebben omdat zij zelf wel graag contact met de familie vaderszijde wil. [de minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter duidelijk gemaakt dat zij haar oma graag wil kunnen zien als ze daar zelf behoefte aan heeft. Ze heeft daarbij echter ook aangegeven dat zij niet wil dat er een vaste regeling komt. [de minderjarige 2] heeft de behoefte aan contact niet met zoveel woorden geuit. Beide kinderen hebben in hun gesprekken met de kinderrechter wel benadrukt dat zij willen dat de strijd tussen de moeder en de familie vaderszijde stopt. Voor beide kinderen is het heel belangrijk dat zij niet worden belast met de problematiek die tussen de moeder en de oma speelt. Dat geldt voor de moeder, maar zeker ook voor de oma en de rest van de familie van de vader. Hiervoor is in ieder geval nodig dat zowel de moeder als de oma niet negatief over elkaar spreken in het bijzijn van de kinderen.
Gelet op de verhoudingen tussen de moeder en de oma en het gebrek aan vertrouwen en draagvlak bij de moeder, ziet de rechtbank op dit moment geen mogelijkheid om een basis te leggen voor een vaste omgangsregeling tussen de oma en de kinderen. De moeder heeft op de zitting heel duidelijk aangegeven dat zij daarvoor op dit moment geen enkele ruimte voelt. De rechtbank acht een vaste omgangsregeling nu ook niet in het belang van de kinderen. Er is ontzettend veel gebeurd tussen de moeder en de oma (en de rest van de familie van de vader), en de moeder zal eerst met de verwerking aan de slag moeten gaan voordat zij in staat zal zijn om contact te onderhouden met de oma. De rechtbank hoopt dat de traumabehandeling van de moeder hierbij helpend zal zijn. Verder zal de oma moeten nagaan wat zij zelf zou kunnen doen om de relatie met de moeder weer enigszins te herstellen en daarvoor eventueel ook hulp van een derde kunnen inroepen.
De rechtbank doet daarnaast een dringend beroep op de moeder om het advies van Veilig Thuis ter harte te nemen en het gesprek met [de minderjarige 1] aan te gaan bij de huisarts (POH) of Synthese. Daarbij merkt de rechtbank op dat het belangrijk is dat de moeder beide kinderen wel de vrijheid zal geven om zo nu en dan contact te hebben met de oma en de overige familieleden van hun vader. Duidelijk is dat [de minderjarige 1] daar in ieder geval veel behoefte aan heeft. Zoals door Veilig Thuis in het verslag is genoemd en door de Raad op zitting is bevestigd, is het contact met de familie van de vader ook voor de rouwverwerking van de kinderen belangrijk.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal de rechtbank het verzoek van de oma om een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] afwijzen.
Brief aan [de minderjarige 1] De rechtbank heeft [de minderjarige 1] op haar uitdrukkelijk verzoek een brief geschreven om haar te laten weten wat zij heeft beslist. Volledigheidshalve neemt de rechtbank de inhoud van die brief op in deze beschikking, zodat de moeder en de oma daarvan op de hoogte zijn.
Beste [de minderjarige 1] ,
Op 30 juli 2025 heb ik met jou gesproken over het contact tussen jou en je oma. Jij wilde graag zelf van mij horen wat ik heb besloten, daarom schrijf ik je deze brief.
Na ons gesprek heb ik op 31 juli 2025 met jouw moeder en jouw oma gesproken. Ik heb ze verteld dat jij graag de vrijheid wil hebben om naar je oma te gaan wanneer jij dat wil, en dat je wil dat het goed gaat tussen jouw moeder en jouw oma. Jouw moeder heeft verteld dat ze jou die vrijheid wel wil geven, maar dat het voor haar nog te moeilijk is. Zij krijgt daar hulp voor.
Ik heb besloten dat jij niet op een vast moment in de week naar je oma toe gaat, maar ik heb jouw moeder en jouw oma wel verteld dat ik het heel belangrijk vindt dat jij de vrijheid gaat krijgen om naar je oma en andere familie van je vader toe te gaan als jij dat graag wilt. Ik vind het ook belangrijk dat jij en met je moeder hierover met elkaar zullen gaan praten, met iemand erbij zoals de huisarts of een andere hulpverlener.
Ik hoop dat deze brief jou wat meer duidelijkheid en rust geeft. Ik zal de brief ook in de beslissing voor je moeder en je oma opnemen, zodat zij weten wat ik jou heb geschreven.
Met vriendelijke groet, De kinderrechter
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.