ECLI:NL:RBDHA:2025:16536 - Rechtbank Den Haag - 4 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33241
(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en
Procesverloop
- De minister heeft met het besluit van 10 juli 2025 een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd. Verzoeker heeft op 21 juli 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit
[1] en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
-
Na daartoe op 4 juni 2025 een voornemen te hebben uitgebracht, heeft de minister met het besluit van 10 juli 2025 een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd. Hiermee is vastgesteld dat verzoeker op dat moment niet (langer) rechtmatig in Nederland verblijft. Het gevolg van dit terugkeerbesluit is dat verzoeker moet terugkeren naar Turkije en dat hij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken moet verlaten. Doet verzoeker dat niet, dan kan hij worden verwijderd. Ook wordt verzoeker gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem. Hoewel verzoeker nu nog valt onder de zogenoemde bevriezingsmaatregel, stopt die maatregel op 4 september 2025.
[3] Omdat verzoeker geen beroepszaak heeft openstaan tegen de beëindiging van zijn recht op tijdelijke bescherming onder Richtlijn 2001/55/EG,[4] heeft hij vanaf 4 september 2025 vier weken de tijd om de opvang en Nederland te verlaten en mag hij vanaf 4 september 2025 niet meer werken. -
Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit worden opgeschort tot dat op het beroep is beslist. Hij verzoekt de voorzieningenrechter zo snel mogelijk op dat verzoek te beslissen.
-
Omdat het niet mogelijk is om vóór 4 september 2025 een uitspraak te doen op het beroep en/of het verzoek om een voorlopige voorziening, terwijl daarna al rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit van 10 juli 2025 intreden, en om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het terugkeerbesluit bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een verdere beoordeling van het verzoek vergt namelijk nader onderzoek. Dat betekent concreet dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat hij gedurende die tijd recht houdt op opvang en verstrekkingen en dat het hem gedurende die periode toegestaan blijft werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
Conclusie en gevolgen
- De voorzieningenrechter treft de ordemaatregel dat het besluit van 10 juli 2025 wordt geschorst tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een beslissing over de proceskosten volgt in de einduitspraak.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL25.33240.
Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
Verwezen wordt naar de brief van de (toenmalig) minister van Asiel en Migratie aan de Tweede Kamer van 3 juni 2025, 19 637, nr. 3434.
Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.