ECLI:NL:RBDHA:2025:16345 - Rechtbank Den Haag - 4 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5992
(gemachtigde: [naam 1] ),
en
(gemachtigde: [naam 2] ).
- Deze uitspraak gaat over de vraag of eiser verzekerd is voor de Wet langdurige zorg (Wlz). De Svb stelt zich op het standpunt dat eiser niet verzekerd is voor de Wlz. Eiser is het daar niet mee eens.
Procesverloop
- In het besluit van 1 februari 2024 (het primaire besluit) acht de Svb eiser niet verzekerd voor de Wlz per 1 juli 2020. Met het bestreden besluit van 31 mei 2024 op het bezwaar van eiser is de Svb bij dat besluit gebleven.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de Svb.
Wat aan de procedure vooraf ging
- Eiser is geboren op [geboortedatum] 1936 en heeft de Britse nationaliteit. Hij was vanaf 1966 tot zijn pensioen in dienst bij het European Space Agency (ESA) in Noordwijk, een volkenrechtelijke organisatie. Hij ontvangt sinds 2001 pensioen van het ESA. Eiser is sinds aanvang van zijn dienstverband bij ESA verzekerd voor ziektekosten en langdurige zorg bij een collectieve ziektekostenverzekering van het ESA, waarvan Cigna de administratie doet (ESA-verzekering). Eiser is sinds december 1999 hulpbehoevend vanwege de gevolgen van een beroerte (CVA).
3.1. Naar aanleiding van een verzoek van eiser heeft de Svb onderzocht of eiser verzekerd is voor de Wlz. Met het primaire besluit heeft de Svb eiser meegedeeld dat hij sinds 1 juli 2020 niet verzekerd is voor de Wlz. Bij het bestreden besluit heeft de Svb het primaire standpunt gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat eiser niet verzekerd is op grond van de Wlz, omdat hij onder het stelsel van het ESA valt en vanuit dit stelsel recht heeft op vergoeding van zijn zorgkosten. Niet is gebleken dat stelsel van het ESA niet zou voldoen aan de minimumeisen die door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden gesteld aan de regelingen voor zorgkostenvergoeding. Ook is niet is gebleken dat er sprake is van een situatie die dusdanig schrijnend is, dat de Svb moet afwijken van de regelgeving die bepaalt dat eiser niet verzekerd is voor de Wlz, aldus de Svb.
3.2. De Svb heeft in het verweerschrift van 12 februari 2025, met verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 januari 2025
Wat vindt eiser?
3.3. De rechtbank heeft eiser voorafgaand aan de zitting verzocht zijn zienswijze te geven op de uitspraken van de CRvB van 16 januari 2025.
Beoordeling door de rechtbank
- De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het geding
- De rechtbank ziet in hetgeen eiser in deze procedure naar voren heeft gebracht aanleiding om allereerst te overwegen dat zij in deze procedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) slechts een oordeel kan geven over het bestreden besluit. Dit betekent dat alleen de vraag beoordeeld wordt of de Svb eiser terecht vanaf 1 juli 2020 niet verzekerd acht voor de Wlz. De te beoordelen periode is 1 juli 2020 tot en met 31 mei 2024 (datum van het bestreden besluit). Voor zover eiser een herbeoordeling van het ESA-stelsel (door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) nastreeft, kan de rechtbank daar niet over beslissen. Dit geldt ook voor het verzoek tot structurele erkenning. Daarbij komt dat elk besluit van de Svb een eigen rechtsgevolg heeft, dat zelfstandig en op eigen merites door de belanghebbende kan worden aangevochten. De rechtbank kan in dit geschil geen oordeel geven over mogelijk vergelijkbare toekomstige besluiten van de Svb.
5.1. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen dan de CRvB in de uitspraak van 16 januari 2025
5.2. Eiser kan ook niet met succes een beroep doen op de hardheidsclause neergelegd in artikel 24 van KB 746 en uitgewerkt in de Beleidsregel SB1039 (beleid) van de Svb. Eiser stelt weliswaar dat hij sinds 2020 in totaal € 440.000,- aan zorgkosten heeft moeten uitgeven uit eigen middelen maar van een financiële noodsituatie is niet gebleken. Ter zitting is namens eiser toegelicht dat hij sinds maart 2025 in een Wlz-instelling verblijft en de kosten daarvan maandelijks € 17.000,- bedragen. Hij krijgt slechts een deel van de kosten vergoed vanuit de LTC+ regeling. Hij heeft echter niet gesteld dat er sprake is van een financiële noodsituatie. De Svb heeft ter zitting toegelicht dat eiser eventueel een beroep kan doen op de hardheidsclausule indien er geen vermogen meer is en de zorgkosten niet of niet geheel gedekt kunnen worden vanuit het inkomen (pensioen).
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet langdurige zorg
Artikel 2.1.1
- Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die:
a. ingezetene is;
(…)
- Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.
(…).
Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746)
Artikel 14
-
Niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon die in dienst is van een volkenrechtelijke organisatie en op wie de regeling inzake sociale zekerheid van die organisatie van toepassing is, tenzij hij:
-
De volkenrechtelijke organisaties, bedoeld in het eerste lid, worden door Onze Ministers, in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken, aangewezen.
-
De in Nederland wonende echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen, indien de zetelovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de volkenrechtelijke organisatie zulks bepaalt, tenzij zij:
-
De echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden die op grond van het derde lid niet zijn verzekerd, blijven van de verzekering op grond van de volksverzekeringen uitgesloten gedurende de periode van een jaar, te rekenen vanaf de datum van overlijden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, tenzij zij:
(…)
Artikel 21 (…)
-
Niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg is de persoon die in Nederland woont en die recht heeft op een uitkering of pensioen ingevolge een regeling van een op grond van artikel 3, eerste lid, onder d, dan wel artikel 14, tweede lid, aangewezen volkenrechtelijke organisatie, indien hij op grond van een regeling van die organisatie in Nederland aanspraak heeft op zorg, of op vergoeding voor de kosten daarvan, tenzij hij in Nederland arbeid verricht. De aanspraak, bedoeld in de vorige volzin, omvat in ieder geval opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging.
-
Indien het totale bedrag van de vergoedingen bedoeld in het tweede lid, ingevolge de regeling van de betreffende volkenrechtelijke organisatie is gemaximeerd, dient de omvang daarvan ten minste een door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vast te stellen minimum bedrag per persoon per jaar bedragen.
-
De in Nederland wonende echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden van de in het tweede lid bedoelde persoon, zijn eveneens niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg indien zij ingevolge een regeling van de desbetreffende volkenrechtelijke organisatie in Nederland aanspraak hebben op zorg of op vergoeding voor de kosten daarvan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede en derde lid.
-
De echtgenoot, de kinderen en overige inwonende gezinsleden die op grond van het derde lid niet verzekerd zijn op grond van de Wet langdurige zorg, blijven van de verzekering op grond van die wet uitgesloten vanaf de datum van overlijden van de persoon die als niet verzekerd werd aangemerkt op grond van het tweede lid, zolang voornoemde aanspraak op zorg of op vergoeding van de kosten daarvan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede en derde lid, bestaat.
-
Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op personen die in Nederland arbeid verrichten of die een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
-
De Sociale verzekeringsbank geeft op aanvraag van de persoon, bedoeld in het eerste, tweede, vierde of vijfde lid, een verklaring af dat hij niet verzekerd is.
Artikel 21a
-
In afwijking van artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel b, is niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg de persoon die op grond van een regeling van de in dat lid bedoelde organisatie aanspraken heeft op zorg of vergoeding van de kosten daarvan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 21, tweede en derde lid, die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangt en aan wie de Sociale verzekeringsbank op zijn verzoek een ontheffing van de verzekering op grond van de Wet langdurige zorg heeft verleend, tenzij hij in Nederland arbeid verricht.
-
Artikel 21, zesde lid, is niet van toepassing op de persoon die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangt en aan wie de Sociale verzekeringsbank op zijn verzoek een ontheffing van de verzekering op grond van de Wet langdurige zorg heeft verleend, tenzij hij in Nederland arbeid verricht.
-
De Sociale verzekeringsbank verleent de ontheffing indien en voor zolang wordt voldaan aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden.
(…)
Artikel 24 De Sociale verzekeringsbank kan, met uitzondering van artikel 22, derde lid, artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, die uitsluitend voortvloeit uit de verzekeringsplicht of de uitsluiting daarvan krachtens dit besluit.
Regeling langdurige zorg
Artikel 10.1 Het bedrag bedoeld in artikel 21, derde lid, van KB746 bedraagt € 250.000,-
Verdrag Koninkrijk der Nederlanden met ESA
Artikel 21 As long as the Agency has its own social security system or adheres to a social security system offering comparable coverage to the coverage under the legislation of the Netherlands, the Agency and its staff members shall be exempt from social security provisions in the Netherlands, except if a staff member takes up gainful employment in the Netherlands other than employment with the Agency.
NvT bij het Besluit van 2 januari 2001 (Staatsblad 2001, 27) Artikel I voorziet in de uitzondering van de verzekeringsplicht ingevolge de AWBZ van in Nederland wonende rechthebbenden op een uitkering of pensioen van een volkenrechtelijke organisatie, alsmede van hun gezinsleden en nabestaanden. Voorwaarde is dat betrokkenen ingevolge een regeling van de desbetreffende organisatie aanspraak hebben op zorg of op een vergoeding voor de kosten daarvan, op voorwaarde dat tot die aanspraak opname in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging behoren. Tot 1999 was men al van de AWBZ uitgesloten indien men recht had op «medische zorg», derhalve ongeacht of hieronder ook de kosten van kostbare langdurige zorg waren begrepen. Uitzondering van de verzekeringsplicht ingevolge de AWBZ ten behoeve van de voormalige werknemers van volkenrechtelijke organisaties is alleen dan gerechtvaardigd indien die regeling de vergelijking met de AWBZ grosso modo kan doorstaan. Grosso modo, omdat de regelingen van internationale organisaties betrekking kunnen hebben op stelsels van gezondheidszorg in meerdere staten. In het besluit wordt een minimale omvang van het recht op zorg, dan wel op vergoeding voor de kosten daarvan, uit hoofde van de regeling van de organisatie verlangd om uitgezonderd te zijn van de AWBZ-verzekering. Hierdoor wordt zoveel mogelijk voorkomen dat betrokkenen, indien zij komen te staan voor niet-gedekte kosten van zorg, in financiële problemen geraken.
NvT bij het Besluit van 1 januari 2015 (Staatblad 2014, 514 ) bij invoering artikel 21 lid 3 In de artikelen 21, tweede en derde lid, 21a, eerste lid, en 21b, eerste lid, is bepaald dat de persoon die werkzaam is bij een in Nederland gevestigde volkenrechtelijke organisatie of de in Nederland wonende echtgenoot, kinderen of overige inwonende gezinsleden van deze persoon niet verzekerd zijn voor de AWBZ of worden ontheven van de verzekeringsplicht op grond van de volksverzekeringen wanneer zij op grond van een regeling van deze volkenrechtelijke organisatie aanspraak kunnen maken op zorg, waaronder in ieder geval opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging, of op vergoeding voor de kosten daarvan. Deze artikelen worden zodanig gewijzigd dat, indien op grond van de desbetreffende ziektekostenregeling de totale vergoeding per jaar per persoon is gemaximeerd, ten aanzien van de vergoeding van deze kosten de minister van VWS een minimumbedrag vaststelt. Dit is gedaan om te voorkomen dat de verzekeringsdekking van betrokkene te gering is om de kosten van bijvoorbeeld langdurige verpleging en verzorging te kunnen betalen.
Toelichting bij artikel 10.1 van de Rlz (Stcrt 2014, 36917) Werknemers van aangewezen volkenrechtelijke organisaties, hun gezinsleden en, in voorkomende gevallen, gepensioneerde werknemers en hun gezinsleden, kunnen ingevolge artikel 21, 21a of 21b van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (verder ook BUB volksverzekeringen) buiten de kring van Wlzverzekerden vallen indien ze aan een aantal voorwaarden voldoen. Eén van die voorwaarden is dat de volkenrechtelijke organisatie een regeling heeft die in Nederland aanspraak geeft op opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging, of op vergoeding voor de kosten daarvan. Voor het geval zo’n regeling de kosten daarvan niet ongelimiteerd dekt maar in plaats daarvan een maximumbedrag per persoon per jaar dekt, stelt de de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingevolge het derde lid van artikel 21 BUB volksverzekeringen de minimumdekking vast. Deze wordt met voorliggend artikel op € 250.000 bepaald. Gebleken is dat een dekking van € 250.000 per persoon per jaar voor opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging geen onoverkomenlijke problemen zal hoeven opleveren voor al bestaande collectieve verzekeringen van de verschillende internationale organisaties.
ECLI:NL:CRVB:2025:120
ECLI:NL:CRVB:2025:119 en ECLI:NL:CRVB:2025:120
AOW = Algemene Ouderdomswet
ECLI:NL:CRVB:2024:120.
Rlz = Regeling langdurige zorg.