Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16157 - Rechtbank Den Haag - 24 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1615724 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 24-941

Zaaknummer: C/09/661098

Datum beschikking: 24 juli 2025

Gezag

Beschikking op het op 1 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. S. van Donk te Rijswijk.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

De minderjarige [minderjarige 1] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.

Op 26 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat, alsmede mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna; de Raad).

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad tot eind mei 2023.

  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats] .

  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen belast.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt nu nog hem mede te belasten met het gezag over de kinderen, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig:

een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De vader voert verweer tegen het zelfstandige verzoek onder 2.

Beoordeling

Stukken kinderalimentatie Namens de moeder zijn bij bericht van 23 juni 2025 onder meer financiële stukken overgelegd (bijlagen 3 tot en met 6). Kennelijk was het de bedoeling van de moeder om een door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie te laten vaststellen door de rechtbank. Zoals reeds op de zitting met partijen besproken, zal de rechtbank de betreffende stukken buiten beschouwing laten nu zij kennisname daarvan – gelet op het late tijdstip van indiening – in strijd acht met de goede procesorde.

Opname ouderschapsplan Gedurende de procedure hebben partijen een mediationtraject gevolgd en in dat kader hebben zij een ouderschapsplan ondertekend. De moeder verzoekt de afspraken in het ouderschapsplan op te nemen in de beschikking. Op de zitting heeft de vader ingestemd met opname van het ouderschapsplan in de beschikking, zodat de rechtbank het verzoek van de moeder zal toewijzen.

Gezag De vader verzoekt hem mede te belasten met het gezag over de kinderen. De moeder verzet zich hiertegen.

De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 1:253c, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. Dit verzoek wordt, indien de andere ouder hiermee niet instemt, slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Het uitgangspunt van de wet is dus dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen. Aangezien de vader intensief betrokken is bij de kinderen en de kinderen veel bij de vader zijn (de ene week van donderdag uit school tot maandag naar school en de andere week van woensdag uit school tot vrijdag naar school) zou gezamenlijk gezag ook zeker in de rede liggen. Van belang is echter wel dat het gezamenlijk gezag uitvoerbaar is en dat de belangen van de kinderen hierdoor niet worden geschaad. De rechtbank is gebleken dat er aan de zijde van de moeder veel weerstand is tegen gezamenlijk gezag. De vader heeft vaak haar vertrouwen geschaad. Volgens de moeder verschillen partijen op essentiële punten van mening en kunnen zij niet constructief met elkaar overleggen over belangrijke zaken die de opvoeding betreffen, zoals medische behandelingen. Daarover zij de ouders het vaak niet eens. Zij zijn er uiteindelijk in geslaagd om een ouderschapsplan te maken, maar veel communicatie loopt nu nog via de advocaten. Ook de laatste maanden is weer gebleken dat de vader de zorgen van de moeder over de kinderen niet serieus neemt, waardoor

Zoals ook de Raad ter zitting heeft aangegeven ontbreekt het vertrouwen van de moeder in de vader en wel zodanig dat het de vraag is of partijen in staat zullen zijn om samen belangrijke beslissingen over de kinderen te nemen en de belangen van de kinderen niet geschaad worden. Gelet daarop acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om over het gezag te kunnen beslissen. Zij zal daarom de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzoeken een onderzoek te doen en daarover rapport en advies uit te brengen. Dit onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen:

In afwachting van het rapport en advies van de Raad zal de rechtbank iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag pro forma aanhouden tot na te noemen datum. Vanzelfsprekend wordt van de moeder verwacht dat zij in de tussenliggende periode de vader blijft informeren over de kinderen en hem blijft betrekken bij beslissingen.

Gecombineerde geslachtsnaam De moeder verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen bij alle noodzakelijke stappen om haar achternaam toe te voegen aan de achternaam van de kinderen. De vader voert verweer tegen dit verzoek.

Artikel 1:5 BW geeft regels over de wijze waarop een kind zijn geslachtsnaam verkrijgt. Als een kind twee (juridische) ouders heeft, geeft de wet ten aanzien van de geslachtsnaam van dat kind verschillende mogelijkheden. Het is aan de (juridische) ouders om daarin een keuze te maken, die zij tot uitdrukking brengen door daarover gezamenlijk een verklaring af te leggen op specifieke door de wet genoemde momenten, zoals bij de aangifte van de geboorte van een kind, bij de erkenning van een kind of bij de adoptie van een kind. Indien de ouders geen keuze maken, dan bepaalt artikel 1:5 BW welke geslachtsnaam het kind zal dragen door middel van een zogenaamde vangnetnorm. Op 1 januari 2024 is de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG) in werking getreden. Door deze wet is artikel 1:5 BW gewijzigd en hebben ouders nu ook de keuze om hun kind een gecombineerde geslachtsnaam te geven, bestaande uit een combinatie van (een van) de geslachtsnamen van de beide ouders.

De WIGG voorziet ook in mogelijkheden om kinderen die vóór de inwerkingtreding van de wet zijn geboren, erkend of geadopteerd en voor wie dus al een geslachtsnaamkeuze is gemaakt, alsnog een gecombineerde geslachtsnaam te laten verkrijgen. Zo volgt uit artikel IIIB lid 1 van de WIGG dat tot 1 januari 2025 kinderen van dezelfde (juridische) ouders een gecombineerde geslachtsnaam kunnen verkrijgen als voldaan is aan de volgende drie voorwaarden: (a) de ouders verklaren gezamenlijk dat hun kind een gecombineerde geslachtsnaam behoort te krijgen en hoe die gecombineerde geslachtsnaam zal luiden;

( b) het oudste kind van de ouders is geboren op of na 1 januari 2016 maar vóór 1 januari 2024, en (c) de door de ouders afgelegde verklaring betreft al hun kinderen.

Aangezien de overgangsregeling voor kinderen geboren op of na 1 januari 2016 maar vóór 1 januari 2024 is vervallen per 1 januari 2025, kan hiervan geen gebruik meer worden gemaakt. De geslachtsnaam van de kinderen kan nu nog slechts op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger door de Koning worden gewijzigd (artikel 1:7 BW). Een verzoek daartoe moet worden ingediend bij de dienst Justis van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Justis beoordeelt het verzoek tot geslachtsnaamwijziging aan de hand van het Besluit Geslachtsnaamwijziging, waarin de voorwaarden zijn opgenomen waaronder een verzoek mogelijk is. Nu de moeder alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen is belast, heeft zij voor de aanvraag tot geslachtsnaamwijziging bij de dienst Justis geen toestemming nodig van de vader. Het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen bij alle noodzakelijke stappen om haar achternaam toe te voegen aan de achternaam van de kinderen zal dan ook worden afgewezen.

BeslissingDe rechtbank:

neemt op de door partijen gemaakte afspraken, zoals neergelegd in het (in kopie) aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer 1] (advocaat vader) en [telefoonnummer 2] (advocaat moeder);

bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;

houdt de behandeling aan tot 1 januari 2026 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;

bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;

wijst af het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen bij alle noodzakelijke stappen om haar achternaam toe te voegen aan de achternaam van de kinderen;

houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag aan. Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, bijgestaan door mr. C.P.E. van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2025.