Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15995 - Rechtbank Den Haag - 27 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1599527 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: NL25.30165 en NL25.30166 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 27 augustus 2025 in de zaak tussen

geboren op [datum] , van Afghaanse nationaliteit, V-nummer: [nummer] , (gemachtigde: mr. H. Postma),

en

(gemachtigde: mr. M. Dalhuizen).

Procesverloop

Eiser heeft op 11 november 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 1 juli 2025 buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a Vw[1].

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

De rechtbank/voorzieningenrechter heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening[2], op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Er is ook een tolk verschenen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank/voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:- verklaart het beroep gegrond;- vernietigt het bestreden besluit;- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

De voorzieningenrechter:- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. De minister heeft de asielaanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. In dit artikel is opgenomen dat een asielaanvraag buiten behandeling kan worden gesteld als de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag. In artikel 3.45b, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) is bepaald dat de minister een aanvraag buiten behandeling kan stellen als een vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over de elementen ter staving van zijn aanvraag.

3. De rechtbank stelt vast dat eiser, ondanks meerdere adviezen om mee te werken aan het gehoor, niet heeft meegewerkt aan het gehoor. Dat de hoormedewerker had moeten stoppen met het gehoor toen eiser aangaf dat hij de tolk niet goed kon verstaan, volgt de rechtbank niet. Uit het nader gehoor blijkt namelijk dat eiser direct daarna heeft aangegeven dat hij de tolk tot zover goed had verstaan, maar dat hij zich afvroeg wat er zou gebeuren op het moment dat hij de tolk niet goed zou begrijpen. Uit het gehoor blijkt dan ook niet dat eiser de tolk op enig moment daadwerkelijk niet heeft kunnen verstaan. Ook is niet gebleken dat de tolk eiser niet heeft kunnen verstaan. De rechtbank stelt verder vast dat eiser heeft verzocht om een Dari tolk. Uit het proces-verbaal van het verhoor op 11 november 2023 en uit het verslag van het aanmeldgehoor blijkt dat eiser ook gebruik heeft gemaakt van een Dari tolk. Uit de verslagen blijkt niet dat eiser de tolk niet heeft kunnen verstaan. Dit blijkt ook niet uit de correcties en aanvullingen. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in de enkele stelling dat hij eerder ook problemen heeft gehad met de tolk. De rechtbank ziet daarom geen verschoonbare reden voor het niet meewerken aan het nader gehoor.

4. Voor wat betreft de vraag of de minister de aanvraag buiten behandeling kon stellen, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het nader gehoor meerdere malen in de gelegenheid is gesteld om te verklaren over zijn redenen voor de asielaanvraag. Ook stelt de rechtbank vast dat het nader gehoor is onderbroken en vervolgens hervat. In tegenstelling tot de minister merkt de rechtbank het nader gehoor aan als één geheel en daarom ook als één informatieverzoek als bedoeld in artikel 3.45b, eerste lid, van het VV. Dat het gehoor is onderbroken en hervat, leidt daarom niet tot een ander oordeel. Het betreft immers hetzelfde nader gehoor en dus hetzelfde informatieverzoek.. Van een tweede informatieverzoek is de rechtbank niet gebleken, zodat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.45b, eerste lid, van het VV.

6. Gelet op het voorgaande is het beroep reeds gegrond, omdat de minister de asielaanvraag van eiser ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen verdere bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat de minister opnieuw op de aanvraag moet beslissen.

7. Nu met de uitspraak op het beroep van eiser is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.

8. Eiser krijgt een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep en in het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht door de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025 door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra - Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Vreemdelingenwet 2000.

NL25.30166.


Voetnoten

Vreemdelingenwet 2000.

NL25.30166.