ECLI:NL:RBDHA:2025:15934 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
NvE/b Zaaknummer: 11241797 \ RL EXPL 24-14641
Vonnis van 12 augustus 2025
in de zaak van
1 [passagier 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
3. [passagier 3],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
beiden wonende te [woonplaats 3] ,
beiden wonende te [woonplaats 4] ,
wonende te [woonplaats 5] ,
beiden wonende te [woonplaats 6] ,
wonende te [woonplaats 7] ,
beiden wonende te [woonplaats 8] , eisende partijen, hierna samen te noemen: de passagiers, gemachtigde: mr. R. Bos,
tegen
de besloten vennootschap TUI AIRLINES NEDERLAND B.V., statutair gevestigd te Rijswijk, gedaagde partij, hierna te noemen: TUI, gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 5 juli 2024 met producties,- de conclusie van antwoord met producties,
-
de conclusie van repliek met producties,
-
de conclusie van dupliek.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. De passagiers hadden voor 6 juli 2022 een boeking voor vlucht [vluchtnummer 1] van Bonaire (Flamingo International Airport) naar Amsterdam (Schiphol Airport). De geplande vertrektijd was om 21:25 uur en de geplande aankomsttijd was 13:15 uur de volgende dag.
2.2. Vlucht [vluchtnummer 1] is op 7 juli 2022 om 16:39 uur geland in Amsterdam. De vertraging is daarmee meer dan drie uur (namelijk 3:24 uur) ten opzichte van de geplande aankomsttijd.
2.3. Vlucht [vluchtnummer 1] was onderdeel van een zogenaamde ‘rotatievlucht’ van Amsterdam via Punta Cana en Bonaire weer terug naar Amsterdam.
3 Het geschil
3.1. De passagiers vorderen - samengevat - veroordeling van TUI tot betaling van € 5.405,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Aan hun vorderingen leggen de passagiers ten grondslag dat Europese regelgeving en jurisprudentie, meer in het bijzonder de EU-verordening 261/2004 (hierna; de Verordening) en de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie
3.3. TUI voert verweer. TUI concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de passagiers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van hen in de kosten van deze procedure. Kort gezegd stelt TUI dat de vertraging verschillende oorzaken heeft waarvan de eerste twee het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden.
De tijd van 1 en 2 mogen van de totale vertragingstijd worden afgetrokken volgens het Peskova arrest (C-315/15). Er blijft dan een vertraging over van minder dan drie uur, zodat TUI een beroep toekomt op buitengewone omstandigheden. Omdat de omstandigheden zich onverwachts voordoen heeft TUI geen mogelijkheid om de vlucht sneller uit te voeren.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Buitengewone omstandigheid
4.1. Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Dit betekent dat TUI de passagiers in beginsel moet compenseren. Dit is anders als TUI kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.2. De Verordening en de daarop gebaseerde jurisprudentie beoogt de passagier als consument van door een luchtvaartmaatschappij aangeboden diensten bescherming te bieden tegen annulering van vluchten en de met annulering gelijkgestelde vertragingen, die een bepaalde tijdsduur overschrijden. Deze bescherming vertaalt zich in bepaalde gefixeerde schadevergoedingen en andere verplichtingen, zoals verzorging en, indien aan de orde, overnachtingen. Als uitgangspunt is de luchtvaartmaatschappij gehouden een bepaalde aan de vluchtafstand gerelateerde vergoeding aan de passagier te betalen in geval van een annulering van een vlucht of een vertraging van meer dan drie uur. Deze verplichting lijdt uitzondering, indien de luchtvaartmaatschappij zich met succes op een bijzondere omstandigheid kan beroepen, die als oorzaak voor de vertraging heeft te gelden.
4.3. De eerste vertraging van 1 uur en 7 minuten zou zijn ontstaan door een 100% controle op de voorgaande vlucht ( [vluchtnummer 2] ) die alleen aan gate G8 op Schiphol kon worden uitgevoerd. Dat deze controle heeft plaatsgevonden heeft TUI voldoende onderbouwd met de verklaring van de medewerker die als productie 2 bij de conclusie van antwoord is overgelegd. De passagiers hebben niet weersproken dat deze omstandigheid als buitengewoon kan worden aangemerkt. Zij hebben gesteld dat die controle twee dagen eerder heeft plaatsgevonden en daarom geen doorwerking meer heeft en dat het toestel de hele maand juli steeds te laat vertrokken is. Dat het toestel in de voorgaande vluchten steeds te laat is vertrokken, is voor deze zaak niet relevant, omdat volgens het Peskova-arrest TUI de tijd die gemoeid is met de buitengewone omstandigheid, die in rechtstreeks verband staat met de rotatievlucht, van de totale vertragingstijd mag aftrekken.
4.4. De vraag is echter of er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen beide vluchten. Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert kan immers een beroep doen op een buitengewone omstandigheid waardoor niet de vertraagde vlucht is getroffen, maar een eerdere vlucht die zijzelf met hetzelfde luchtvaartuig
4.5. De passagiers hebben gesteld dat de 100% controle twee dagen eerder heeft plaatsgevonden, maar waarop zij dat hebben gebaseerd is niet duidelijk gemaakt. De rotatievlucht [vluchtnummer 2] is op 5 juli 2022 vertrokken uit Bonaire, op 6 juli 2022 geland in Amsterdam en onderworpen aan een 100% controle om vervolgens de onderhavige rotatievlucht [vluchtnummer 1] te maken. Hierbij is weliswaar niet de onderhavige vlucht getroffen door de buitengewone omstandigheid, maar wel hetzelfde toestel tijdens een eerdere vlucht op dezelfde dag die direct aansluit op de onderhavige vlucht en onderdeel uitmaakt van de standaard rotatievlucht Amsterdam – Punta Cana – Bonaire – Amsterdam. Hieruit concludeert de kantonrechter dat die controle op 6 juli 2022 van [vluchtnummer 2] dan ook in voldoende causaal verband staat met de vertraagde vlucht [vluchtnummer 1] van 6 juli 2022.
4.6. De passagiers hebben weliswaar betoogd dat de vlucht op tijd zou zijn geweest als het oorspronkelijk geplande toestel met registratienummer [nummer] de vlucht had uitgevoerd, maar TUI heeft betwist dat eerst een ander toestel ingepland stond voor de rotatievlucht. Gelet op die betwisting en het niet onderbouwde betoog van de passagiers zal hieraan voorbij worden gegaan.
Redelijke maatregelen
4.7. Resteert de vraag of TUI alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen. De kantonrechter is met TUI van oordeel dat zij gelet op het moment dat de buitengewone omstandigheid zich voordoet weinig mogelijkheden heeft die vertraging op te vangen dan wel om die situatie te bespoedigen.
4.8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep van TUI op buitengewone omstandigheden slaagt. Met 1 uur en 7 minuten in mindering op de vertraging komt de totale vertraging onder drie uur uit, zodat de passagiers geen recht hebben op enige vergoeding en hun vorderingen (inclusief de nevenvorderingen) daarom zullen worden afgewezen.
4.9. De passagiers zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van TUI worden begroot op:
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst de vorderingen van de passagiers af,
5.2. veroordeelt de passagiers in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de passagiers niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.F.H. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.
Het Wallentin-Hermann arrest (HvJ EU 22 december 2008, C-549/07), het Sturgeon-arrest (HvJ EU 19 november 2009, C-402/07) en het Folkerts-arrest (HvJ EU 26 februari 2013, C-11/11).
Zaak C-74/19, Transportes Aéreos Portugueses, EU:C:2020:460, punt 55.
Zaak C-826/19, Austrian Airlines, ECLI:EU:C:2021:318, punt 57.