Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15884 - Rechtbank Den Haag - 22 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1588422 augustus 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 25/4870

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

1.1. Verzoekster heeft een geschil met de gemeente Nieuwkoop in het kader van de specifieke uitkeringen (SPUK) in verband met de hersteloperatie Toeslagen. Het bericht door verzoekster aan de rechtbank van 23 juli 2025 is aangemerkt als een verzoek om een voorlopige voorziening.

1.2. Verweerder heeft op 4 augustus 2025 schriftelijk een reactie gegeven. De voorzieningenrechter heeft verzoekster gevraagd of zij hierin aanleiding ziet om het verzoek in te trekken. Op 13 augustus 2025 heeft verzoekster laten weten dat zij deze zaak en de zaak bekend onder nummer 25/4682 wil aanhouden in verband met een poging om door middel van gesprekken of mediation met de gemeente tot een oplossing voor het geschil te komen.

1.3. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader 2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen.[1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?

2.1. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 25 juli 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 29 juli 2025 om 11:35 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.

Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?

2.2. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.


Voetnoten

Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.