Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 24/9730

[eiser] , uit [land] , eiser

en

het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Pors).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op het Woo-verzoek[1] van eiser.

1.1. Verweerder heeft met het besluit van 12 juli 2024 een beslissing genomen op het Woo-verzoek. Met het bestreden besluit van 30 oktober 2024 op het bezwaar van eiser heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.

1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser heeft op 28 juni 2024 verzocht om openbaarmaking van de vastgestelde complete jaarstukken over 2023 van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), inclusief accountantsverklaring, een doorzoekbare (pdf-)versie van de vergaderbundel voor de Algemene Ledenvergadering (ALV) op 18 juni 2024, het complete Jaarverslag Kwaliteitsfonds 2023, inclusief accountantsverklaring en eveneens doorzoekbaar, en de vastgestelde tekst van het verslag van de Algemene ledenvergadering (ALV) van 20 juni 2023 (zoals waarschijnlijk vastgesteld op 18 juni 2024) met boven- of onderschrift dat het om het verzochte stuk gaat. Na ontvangst van het verzoek heeft verweerder de accountantsverklaringen bij de jaarrekeningen over 2023 van de KNB en de Stichting Kwaliteitsfonds Notariaat (SKN) toegezonden op 1 juli 2024. Daarop heeft eiser op 6 juli 2024 verweerder in aanvulling op zijn eerdere verzoek verzocht om een stuk waaruit blijkt op welke datum de accountantsverklaring op het interne net (NotarisNet) is geplaatst.Bij de beslissing op het verzoek heeft verweerder erop gewezen dat de jaarstukken al openbaar zijn. Deze zijn vastgesteld conform de aan de ledenvergadering aangeboden concepten. Verder heeft verweerder erop gewezen dat het verslag van de ALV van 20 juni 2023 ongewijzigd is vastgesteld.

3. Het bezwaar is gedeeltelijk gegrond verklaard, voor zover eiser heeft aangevoerd dat geen besluit is genomen op het verzoek om toezending van een document waaruit blijkt wanneer de jaarstukken en de accountantsverklaring op NotarisNet zijn geplaatst. Verweerder heeft daarop een afdruk van de webpagina toegezonden waar bij ieder document staat vermeld op welke datum het desbetreffende document op NotarisNet is geplaatst.

Wat vindt eiser in beroep?

4. Eiser is het niet eens met de bestreden beslissing en met name met de wijze waarop verweerder informatie openbaar heeft gemaakt. Ook stelt eiser dat verweerder in het algemeen zijn bekendmakingsbeleid niet op orde heeft. Eiser meent dat het bestreden besluit inhoudelijk onjuist en onvolledig is, verweerder doet een onjuist beroep op de wetsartikelen van de Woo, en de voorstelling van zaken door verweerder is niet correct. Zo stelt verweerder ten onrechte dat de accountantsverklaring inzake de KNB op de openbare website bij de jaarstukken over 2023 is geplaatst. Dit geldt eveneens voor de jaarstukken en de accountantsverklaring inzake de SKN. Verweerder draagt de verantwoordelijkheid om de gevraagde informatie openbaar te maken en beroept zich volgens eiser ten onrechte op artikel 4.5, tweede lid, van de Woo. Verweerder stelt ook ten onrechte dat er geen verplichting is tot actieve openbaarmaking van de informatie. Weliswaar zijn artikel 3.3, eerste en tweede lid, van de Woo nog niet in werking getreden, maar verweerder gaat hier voorbij aan artikel 3.1, eerste lid, van de Woo, aldus eiser. Wat betreft het verslag van de ALV klaagt eiser dat niet duidelijk uit het stuk blijkt dat het om de vastgestelde versie gaat en op welke datum deze op de website is geplaatst. Eiser voert verder aan dat de verschillende stukken doorzoekbaar hadden moeten zijn. Verweerder stelt dat de eis van doorzoekbaarheid (nog) niet geldt, maar dit klopt niet. Eiser wijst op artikel 2.4 en artikel 3.1, eerste lid, van de Woo en op het Handboek van E. Daalder, derde druk.[2] Daarnaast voert eiser aan dat het Woobesluit van 12 juli 2024 in strijd met artikel 4.4, vijfde lid, van de Woo niet openbaar is gemaakt. Tot slot klaagt eiser dat de handelswijze van het bestuur van de KNB in strijd is met artikel 88a, derde lid, van de Wet op het notarisambt (Wna).

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

5.1. De Woo waarborgt dat eenieder recht heeft op toegang tot publieke informatie.[3] De Woo kent twee wijzen van openbaarmaking: uit eigen beweging (actief) en op verzoek (passief). Op grond van artikel 4.1 van de Woo kan eenieder een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Dit artikel ziet dus op openbaarmaking van publieke informatie op verzoek. De tekst van het Wooverzoek is leidend voor het antwoord op de vraag welke documenten binnen de reikwijdte van het verzoek vallen.[4] Deze zaak ziet op zo een verzoek.

Had verweerder informatie uit eigen beweging openbaar moeten maken? 6. De rechtbank overweegt dat voor zover eiser aanvoert dat verweerder gelet op artikel 3.1, eerste lid van de Woo informatie uit eigen beweging openbaar moet maken (op bijvoorbeeld de openbare website), verweerder terecht opmerkt dat dit artikel slechts een inspanningsverplichting behelst. Naleving van dit artikel is niet rechtens afdwingbaar. Heeft een bestuursorgaan (al dan niet terecht) informatie niet uit eigen beweging openbaar gemaakt, dan kan eenieder desgewenst een Woo-verzoek doen, wat eiser in dit geval ook heeft gedaan. In deze zaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of verweerder het Wooverzoek door eiser juist heeft beoordeeld. Of verweerder op voorhand informatie uit eigen beweging openbaar had moeten maken, is geen onderdeel van het geschil en ligt niet ter beoordeling voor. De rechtbank beoordeelt in deze zaak ook niet of het bekendmakingsbeleid dat verweerder in het algemeen hanteert bij het uit eigen beweging openbaar maken van informatie in lijn is met de Woo.

6.1. Eiser voert ook aan dat verweerder het Woo-besluit en de stukken die hij openbaart, actief openbaar moet maken. Op grond van artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder i, van de Woo maakt een bestuursorgaan in ieder geval uit eigen beweging de inhoud van de schriftelijke verzoeken op grond van artikel 4.1 (Woo-verzoeken), van de schriftelijke beslissingen op die verzoeken, […] en de daarbij verstrekte informatie openbaar. Dit onderdeel van artikel 3.3 is echter nog niet in werking getreden. Verweerder voert terecht aan dat hij op dit moment niet gehouden is om beslissingen op (eerdere) Wooverzoeken te publiceren. Overigens heeft verweerder verschillende Woo-besluiten al wel gepubliceerd op de website.[5]

Heeft verweerder het Woo-verzoek juist beoordeeld? 7. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling heeft de plicht tot openbaarmaking geen betrekking op informatie die al openbaar is. Documenten die al openbaar zijn gemaakt, kunnen niet nogmaals openbaar worden gemaakt.[6] De reactie door het bestuursorgaan op een verzoek om informatie die al openbaar is, is niet op rechtsgevolg gericht en daarom is die reactie geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het indienen van bezwaar en beroep is in dat geval niet mogelijk. Dit neemt niet weg dat als een verzoek wordt gedaan om informatie die reeds openbaar is, het bestuursorgaan de informatie wel aan verzoeker moet verstrekken. De verstrekking van die informatie is echter een feitelijke handeling, waartegen ook geen bezwaar of beroep openstaat.[7] Het is het bestuursorgaan toegestaan de reeds openbare informatie te verstrekken door te wijzen op de vindplaats van die informatie.

7.1. Is informatie waarom verzoeker verzoekt niet reeds openbaar, dan besluit het bestuursorgaan – behoudens de uitzonderingen uit de Woo – tot openbaarmaking en verstrekt hij de informatie aan verzoeker. Het besluit tot openbaarmaking is vatbaar voor bezwaar en beroep, de tenuitvoerlegging van een besluit tot openbaarmaking door het verstrekken van de betrokken documenten daarentegen is een feitelijke handeling en staat daarom niet ter beoordeling van de bestuursrechter. Dit is anders voor de vorm van de informatieverstrekking. De vorm van de verzochte informatie is onderdeel van het Wooverzoek en het besluit daarop en verzoeker kan hiertegen opkomen in het bezwaar en beroep dat is gericht tegen het Woo-besluit.[8] Dit neemt niet weg dat als de informatie reeds in een voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is, het bestuursorgaan de informatie niet hoeft te verstrekken, maar kan volstaan met de mededeling waar de informatie te vinden is. Dit volgt uit artikel 4.5, tweede lid, van de Woo.[9] Verweerder hoeft de informatie voorts niet in andere vorm aan verzoeker te verstrekken, als verzoeker daarom verzoekt.[10] Blijken de stukken waarom is verzocht reeds in het bezit van de verzoeker, dan neemt het bestuursorgaan wel een besluit tot openbaarmaking, maar hoeft hij de informatie niet meer feitelijk aan verzoeker te verstrekken. De informatie is immers al in het bezit van de verzoeker. Met het nemen van het Woo-besluit is de informatie in zo’n geval openbaar geworden.[11] De rechtbank merkt daarnaast nog op dat de Woo alleen ziet op openbaarmaking van al bestaande documenten (informatie). Er geldt in zoverre geen vervaardigingsplicht voor het bestuursorgaan.[12] Er geldt ook geen bewerkingsplicht.[13] Het bestuursorgaan hoeft daarnaast in beginsel niet in te staan voor de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie.[14]

7.2. Deze zaak ziet op het Woo-besluit in reactie op het Woo-verzoek door eiser. De rechtbank stelt vast dat verweerder de twee accountantsverklaringen over 2023 op 1 juli 2024 los heeft verstrekt aan eiser, en bij de beslissing op het bezwaar een afdruk heeft overgelegd waaruit blijkt op welke datum verschillende stukken op NotarisNet zijn geplaatst. Voor het overige heeft verweerder er in de primaire beslissing op gewezen dat de overige informatie waarom is verzocht reeds openbaar is.

7.3. De rechtbank overweegt dat voor zover de overige informatie waarom is verzocht reeds openbaar was op het moment dat eiser het Woo-verzoek deed, die informatie geen onderdeel vormt van de beoordeling door de rechtbank. Die informatie is dan immers reeds openbaar, verweerder hoeft informatie dan niet nogmaals openbaar te maken. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, moet verweerder de informatie dan wel nog feitelijk verstrekken aan eiser, maar die feitelijke verstrekking vormt dan geen onderdeel van het geding nu dit een feitelijke handeling betreft die niet vatbaar is voor bezwaar en beroep.

7.4. De informatie die volgens verweerder nog niet openbaar was en met het besluit op het Woo-verzoek openbaar is gemaakt betreft de twee accountantsverklaringen en de afdruk van de webpagina waar bij ieder document staat vermeld op welke datum het desbetreffende document op NotarisNet is geplaatst. Verweerder heeft deze aan eiser verstrekt door ze toe te zenden. Eiser voert in beroep niets aan tegen de afdruk van NotarisNet. Wat betreft de accountantsverklaringen heeft verweerder kunnen volstaan met het toesturen van de losse accountantsverklaringen. De rest van de jaarstukken en het jaarverslag was namelijk al openbaar. Verweerder heeft in het primaire besluit toegelicht dat de jaarstukken zijn vastgesteld conform de aan de ledenvergadering aangeboden concepten. Verder heeft hij in de e-mail van 30 oktober 2024 toegelicht dat de accountantsverklaring door de accountant technisch is beschermd en daarom niet als onderdeel van de stukken kan worden opgenomen. Verweerder heeft met het toesturen van de losse accountantsverklaringen en de afdruk van NotarisNet naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldaan aan het Wooverzoek.

7.5. De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat ten tijde van belang de in het Woo-verzoek genoemde informatie – voor zover nog nodig – door verweerder openbaar is gemaakt en is toegezonden aan eiser dan wel verstrekt door deze te publiceren op de openbare website. Verweerder heeft, in lijn met artikel 4.5, tweede lid, van de Woo, gewezen op de vindplaats.[15] Tijdens het onderzoek ter zitting heeft eiser ook onderkend dat hij alle informatie in zijn bezit heeft. Nu verweerder bij de beoordeling van het Wooverzoek geen beroep heeft gedaan op één van de uitzonderingsgronden van de Woo, alle informatie ook openbaar is, en (met uitzondering van de afdruk van NotarisNet) ook gepubliceerd op de openbare website, geldt dan ook dat verweerder voor wat betreft de openbaar te maken documenten geheel aan het verzoek van eiser tegemoet is gekomen.

7.6. Het (proces)belang van eiser ziet dan ook ten aanzien van de openbaar gemaakte documenten met name op beoordeling van zijn stellingen over de toegepaste vorm van openbaarmaking. Eiser heeft in dit verband benadrukt dat hij het van groot belang acht dat alle stukken op de openbare website worden gepubliceerd en daar makkelijk te vinden zijn. Publieke informatie moet immers voor eenieder toegankelijk en vindbaar zijn. Het zou volgens eiser niet zo moeten zijn dat informatie die openbaar wordt gemaakt alleen wordt verstrekt aan de Wooverzoeker. De informatie is dan weliswaar openbaar gemaakt, maar alsnog niet toegankelijk voor het publiek. Eiser merkt op dat geïnteresseerden in dat geval het bestuursorgaan steeds moeten vragen om informatie – die reeds openbaar is – ook feitelijk verstrekt te krijgen. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de onderhavige zaak eiser op dit punt grotendeels tegemoet is gekomen. Buiten de afdruk van NotarisNet zijn alle documenten immers niet alleen verstrekt aan eiser, maar ook door verweerder gepubliceerd op de openbare website zodat deze voor eenieder toegankelijk zijn.

7.7. Verder merkt de rechtbank op dat eiser in dit verband op zichzelf nuttige punten heeft aangevoerd die eraan kunnen bijdragen dat openbaar gemaakte informatie de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk bereikt en inzichtelijk is.[16] De rechtbank onderschrijft dat het in algemene zin bijvoorbeeld nuttig kan zijn voor de burger wanneer het bestuursorgaan bij gepubliceerde stukken de datum vermeldt dat het stuk is opgesteld en/of vastgesteld, en tevens de datum dat het stuk is gepubliceerd. Zo kan het voor bepaalde stukken ook nuttig zijn om te vermelden of het een conceptversie of een definitieve versie betreft. Dit wil echter niet zeggen dat een bestuursorgaan daartoe op grond van de Woo ook steeds gehouden is. Artikel 2.4 van de Woo en in het bijzonder het derde lid van dat artikel geeft invulling aan de vorm en wijze van openbaarmaking van informatie. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het daarbij evenwel om een inspanningsverplichting voor het bestuursorgaan om informatie op een zo toegankelijk mogelijke wijze openbaar te maken. Het strekt niet zo ver dat een Woo-verzoeker steeds zonder meer (en tot op detailniveau) kan eisen en in rechte kan afdwingen dat openbaarmaking op een bepaalde wijze plaatsvindt. Verder geldt dat een bestuursorgaan, zoals hiervoor al overwogen, geen vervaardigings- of bewerkingsplicht heeft en er dus ook vanuit die bepaling een grens wordt gesteld aan hetgeen van een bestuursorgaan verwacht mag worden op het gebied van het toegankelijk maken van informatie.

7.8. Het voorgaande betekent dat in een procedure over een Woo-besluit als het onderhavige algemene op- of aanmerkingen over de wijze van openbaarmaking niet snel tot vernietiging van dat besluit kunnen leiden, temeer niet als daarbij niet aannemelijk is dat de Woo-verzoeker door die wijze van openbaarmaking in zijn belangen is geschaad. Hieruit volgt dat de gronden van eiser die zien op de vindbaarheid van de webpagina’s met openbaargemaakte informatie, op de aanduiding daarvan en op de mate waarin bepaalde digitale bestanden doorzoekbaar zijn, niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden. Niet aannemelijk is dat verweerder zijn zorgplicht in dit verband heeft geschonden dan wel zich onvoldoende heeft ingespannen om de documenten op een zo toegankelijk mogelijke wijze openbaar te maken. Evenmin is aannemelijk dat eiser in dit verband in zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft daarbij ter zitting toegelicht dat de toegankelijkheid van de website en de mate waarin de digitale bestanden doorzoekbaar zijn, de aandacht heeft en waar mogelijk verder verbeterd zal worden. De rechtbank heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen.

Schending van artikel 88a, derde lid, van de Wet op het Notarisambt (Wna) 8. Eiser voert tot slot aan dat verweerder in strijd handelt met artikel 88a, derde lid, van de Wna. Het bestuur van de KNB dient er zorg voor te dragen dat de werkwijze van het in dat artikel genoemde fonds voor de leden van de KNB controleerbaar is. Dat is volgens eiser niet het geval. Eiser stelt dat hij niet alleen naleving van de openbaarmakingsplicht kan vragen, maar ook openbare verantwoording ten aanzien van dit fonds, dat met publieke gelden wordt gevuld. Hij wijst op de uitspraak van deze rechtbank van 13 september 2024.[17]

8.1. Zoals de rechtbank in die uitspraak heeft overwogen, kent de Wna geen uitputtende regeling van openbaarmaking die voorgaat op de Woo. De Woo is niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt, die is opgenomen in de bijlage bij de Woo.[18] De Wna staat weliswaar genoemd in deze bijlage, maar in de bijlage gaat het alleen om artikel 5 van de Wna. Artikel 5 van de Wna gaat over het register voor het notariaat. Het verzoek van eiser ziet niet op dit register. Verweerder moest daarom het verzoek om informatie door eiser beoordelen aan de hand van de Woo. Dit betekent evenwel niet dat door middel van een Wooverzoek kan worden getoetst of verweerder andere wet- en regelgeving naleeft, zoals het bepaalde in artikel 88a, derde lid, van de Wna. De Woo ziet uitsluitend op het individuele verzoek door eiser om openbaarmaking van informatie over publieke aangelegenheden. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, kan de rechtbank in deze zaak uitsluitend beoordelen of verweerder het Woo-verzoek op de juiste wijze heeft behandeld. De rechtbank kan daarom in deze procedure niet treden in de vraag of verweerder al dan niet in strijd met artikel 88a, derde lid, van de Wna handelt of heeft gehandeld.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid

Artikel 2.4

1. Een bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.

2. Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.

3. Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:

a. in een voor hergebruik beschikbare vorm die voldoet aan de voorwaarden van de Wet hergebruik van overheidsinformatie;

b. of, indien verstrekking in een machinaal leesbaar open formaat redelijkerwijs niet gevergd kan worden, in andere elektronisch doorzoekbare vorm;

c. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;

d. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.

4. Een bestuursorgaan is niet verantwoordelijk voor de juistheid of de volledigheid van door derden opgestelde informatie.

5. Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.

6. Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.

[…]

Artikel 3.1

1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging de bij het bestuursorgaan berustende informatie neergelegd in documenten voor eenieder openbaar, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is, behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 aan openbaarmaking in de weg staan of met de openbaarmaking geen redelijk belang wordt gediend. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie.

2. Het bestuursorgaan doet bij een gedeeltelijke niet-openbaarmaking hiervan mededeling gelijktijdig met de openbaarmaking.

3. Documenten als bedoeld in het eerste lid worden niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn hun zienswijze naar voren te brengen.

4. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.

[…]

Artikel 3.3

1. Een bestuursorgaan maakt in ieder geval uit eigen beweging openbaar:

a. wetten en andere algemeen verbindende voorschriften;

b. overige besluiten van algemene strekking;

c. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

d. inzicht in zijn organisatie en werkwijze, waaronder de taken en bevoegdheden van de organisatieonderdelen;

e. de bereikbaarheid van het bestuursorgaan en zijn organisatieonderdelen en de wijze waarop een verzoek om informatie kan worden ingediend.

2. Behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 daaraan in de weg staan, maakt het bestuursorgaan voorts uit eigen beweging openbaar:

a. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

b. vergaderstukken en verslagen van de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal en hun commissies, tenzij deze betrekking hebben op door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie;

c. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

e. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

f. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

g. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

h. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

i. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

j. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

k. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

l. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden.]

[…]

Artikel 4.1

1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.

[…]

Artikel 4.4 […]

5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daartegen heeft, in welk geval de informatie wordt verstrekt twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.

[…]

Artikel 4.5

1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door verzoeker verzochte vorm of, indien dit redelijkerwijs niet gevergd kan worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.4, derde lid.

2. Indien de informatie reeds in een voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is, wijst het bestuursorgaan de verzoeker daarop.

Wet hergebruik van overheidsinformatie

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…] –machinaal leesbaar formaat: bestandsformaat dat zodanig is gestructureerd dat computerprogramma’s specifieke gegevens met inbegrip van individuele feitenbeschrijvingen en hun interne structuur gemakkelijk kunnen identificeren, herkennen en extraheren; […]

Wet op het notarisambt

Artikel 88a

1. Het bestuur van de KNB richt een fonds in voor de vergoeding van kosten die verband houden met een overname als bedoeld in artikel 15 of waarneming als bedoeld in artikel 29a. Uit dit fonds worden in ieder geval kosten vergoed die in redelijkheid niet ten laste behoren te komen van de waarnemer of de notaris die het protocol toegewezen heeft gekregen en noodzakelijk zijn voor een goede ambtsuitoefening met betrekking tot het protocol, waarvoor de waargenomen onderscheidenlijk gewezen notaris geen verhaal biedt. Uit het fonds worden voorts tekorten op bijzondere rekeningen als bedoeld in artikel 25 vergoed.

2. Ter financiering van het fonds kan het bestuur van de KNB een bijdrage aan de leden van de KNB opleggen.

3. Het bestuur van de KNB stelt een reglement op met de werkwijze van het fonds en de voorwaarden waaronder uitkeringen uit het fonds plaatsvinden. In dit reglement wordt in ieder geval bepaald dat het fonds altijd over voldoende middelen moet beschikken om aan de gestelde doelen te kunnen voldoen. Bij de inrichting van het fonds draagt het bestuur van de KNB er zorg voor dat de werkwijze van het fonds voor de leden van de KNB controleerbaar is.

Verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).

E.J. Daalder, Handboek openbaarheid van bestuur, Den Haag, Boom juridisch 2023.

Artikel 1.1 van de Woo.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:98, r.o. 3.1, met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Weblink: https://www.knb.nl/over-knb/organisatie/besluiten-op-woo-verzoeken.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1852, r.o. 5.1.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2055, r.o. 7.1, met betrekking tot de Wob.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2867, r.o. 4.1.1, met betrekking tot de Wob.

Artikel 4.5, tweede lid, van de Woo ziet niet op reeds openbare informatie. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1863, r.o. 4.1, met betrekking tot artikel 7, tweede lid, van de Wob.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 79.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1583, r.o. 4.2, met betrekking tot de Wob.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1066 r.o. 9.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 69.

Zie in dit kader artikel 2.4, vierde en vijfde lid, van de Woo, en de toelichting daarop, Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 70.

Weblink: https://www.knb.nl/over-knb/organisatie/openbare-documenten-algemene-ledenvergadering-knb.

Zie artikel 2.4, derde lid, van de Woo dat van toepassing is wanneer het bestuursorgaan informatie overeenkomstig de Woo verstrekt.

Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:15778.

Artikel 8.8 van de Woo.


Voetnoten

Verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).

E.J. Daalder, Handboek openbaarheid van bestuur, Den Haag, Boom juridisch 2023.

Artikel 1.1 van de Woo.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:98, r.o. 3.1, met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Weblink: https://www.knb.nl/over-knb/organisatie/besluiten-op-woo-verzoeken.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1852, r.o. 5.1.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2055, r.o. 7.1, met betrekking tot de Wob.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2867, r.o. 4.1.1, met betrekking tot de Wob.

Artikel 4.5, tweede lid, van de Woo ziet niet op reeds openbare informatie. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1863, r.o. 4.1, met betrekking tot artikel 7, tweede lid, van de Wob.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 79.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1583, r.o. 4.2, met betrekking tot de Wob.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1066 r.o. 9.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 69.

Zie in dit kader artikel 2.4, vierde en vijfde lid, van de Woo, en de toelichting daarop, Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 70.

Weblink: https://www.knb.nl/over-knb/organisatie/openbare-documenten-algemene-ledenvergadering-knb.

Zie artikel 2.4, derde lid, van de Woo dat van toepassing is wanneer het bestuursorgaan informatie overeenkomstig de Woo verstrekt.

Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:15778.

Artikel 8.8 van de Woo.