Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag
ECLI:NL:RBDHA:2025:15500 - Rechtbank Den Haag - 7 augustus 2025
Uitspraak
ECLI:NL:RBDHA:2025:15500•7 augustus 2025
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-3641
Zaaknummer: C/09/666760
Datum beschikking: 7 augustus 2025
Kinderalimentatie
Beschikking op het op 17 mei 2024 ingekomen verzoek van:
[de vader] ,
de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G. Alkilic te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
de moeder,
blijkens de Registratie Niet Ingezetenen (RNI) wonende te Polen.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
Op 17 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: - de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.
Verzoek
De vader verzoekt:
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.
Feiten - De vader en de moeder hebben de Poolse nationaliteit.
Beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek. Op het alimentatieverzoek zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Kinderalimentatie
Aan de moeder is op de bij de wet voorgeschreven wijze de inhoud van het verzoekschrift medegedeeld. De rechtbank heeft geen verweerschrift ontvangen binnen de daarvoor gestelde termijn.
Op 11 juli 2025 heeft een advocaat zich onder voorbehoud van toewijzing van haar aanhoudingsverzoek gesteld voor de moeder. Dat aanhoudingsverzoek is afgewezen, omdat de oproep op 27 mei 2025 aangetekend is verstuurd naar het door de moeder in het RNI bij emigratie opgegeven adres in Polen. Omdat het aangetekende stuk is teruggekomen, is een nieuwe oproep verstuurd aan een door de vader bij brief van 10 juni 2025 opgegeven mogelijk adres van de moeder in Leiden, en is voor de volledigheid ook per e-mail een oproep naar de moeder verstuurd. Bij deze stand van zaken bestond naar het oordeel van de aanhoudingenrechter geen aanleiding om een verzoek om een nieuwe zittingsdatum toe te wijzen.
Het voorgaande brengt met zich dat het verzoek van de vader tot vaststelling van een door de moeder aan de vader te betalen kinderalimentatie van € 287, - per maand, voor de eerste van iedere maand, als niet weersproken en op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Als ingangsdatum zal de rechtbank in redelijkheid de datum van de beschikking vaststellen.
Kinderbijslag
De kinderen staan sinds derde kwartaal van 2022 ingeschreven bij de vader. De moeder heeft volgens de vader de kinderbijslag zelf geïnd in het vierde kwartaal van 2022 en over de eerste drie kwartalen 2023. De kinderen verbleven toen niet bij de moeder. De vader stelt dat de moeder de kinderbijslag voor eigen gebruik heeft uitgegeven. In totaal gaat het om € 2.675,63. De vader verzoekt te bepalen dat de moeder dit binnen drie dagen na de beschikking overmaakt naar de vader, op grond van geschillenregeling van 1:253a van het Burgerlijk Wetboek.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen juridische grondslag voor toewijzing van dit verzoek met betrekking tot de terugbetaling van de kinderbijslag. De vader moet dit of regelen via de Sociale Verzekeringsbank of een vordering indienen. Deze vordering kan niet worden gedaan in de verzoekschriftprocedure. De rechtbank zal het verzoek van de vader op dit punt daarom afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt de door de moeder met ingang van heden te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen:
op € 287, - per maand, telkens voor de eerste van de maand aan de vader te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 augustus 2025.