Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15446 - Rechtbank Den Haag - 13 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1544613 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL23.40410

(gemachtigde: mr. M. Spapens),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Latul).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 3 juli 2025 een verweerschrift ingediend.

Op 4 en 8 juli 2025 heeft eiser nadere beroepsgronden ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1978 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 7 september 2022 in Nederland asiel aangevraagd.

2. Eiser heeft – samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is gevlucht voor de algemene veiligheidssituatie in Syrië, omdat zijn medische problemen in Syrië niet goed behandeld werden en vanwege invallen in zijn woning.

In beroep heeft eiser naar voren gebracht dat de algemene veiligheidssituatie in Syrië na de val van het regime van Assad zodanig onzeker en veranderlijk is dat het nog niet mogelijk is om te beoordelen of eiser bij terugkeer een risico loopt op ernstige schade. Daarnaast heeft de gewijzigde algemene situatie in Syrië tot gevolg dat eiser persoonlijk problemen zal ondervinden bij terugkeer. Eiser heeft zijn militaire dienstplicht vervuld bij de veiligheidsdienst van Assad. Zijn zoon is eind juni 2025 meegenomen en ondervraagd. Aan de zoon is gevraagd waar eiser is en de zoon is voorgehouden dat eiser voor de veiligheidsdienst heeft gewerkt. Verschillende familieleden van eiser hebben onder Assad voor de autoriteiten gewerkt, onder meer bij het parlement. Eisers achternaam is in Syrië een bekende naam en ook daardoor loopt hij risico’s bij terugkeer.

Het bestreden besluit en het standpunt van verweerder in beroep

3.1. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

3.2. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de (toenmalige) algemene oorlogssituatie in Syrië geloofwaardig geacht. Het gebrek aan medische voorzieningen en de invallen en de verdere problemen met de autoriteiten heeft verweerder niet geloofwaardig geacht.

3.3. Verweerder volgt eiser niet in zijn standpunt dat de algemene situatie in Syrië nog te onduidelijk is om te kunnen beoordelen of eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Eisers asielaanvraag is afgewezen en de algemene veiligheidssituatie in Syrië is nu beter dan onder Assad, zodat de algemene situatie in Syrië volgens verweerder niet in de weg staat aan terugkeer van eiser. Verweerder meent dat de gestelde problemen vanwege eisers militaire dienstplicht en de werkzaamheden van zijn familieleden niet betrokken moeten worden bij de beoordeling van het beroep. Als de rechtbank hierover anders oordeelt, ziet verweerder vooralsnog onvoldoende reden om nader onderzoek te doen naar deze problemen.

De beoordeling door de rechtbank

Algemene opmerkingen

4.1. Het is de taak van de bestuursrechter om de rechtmatigheid van het bestreden besluit te toetsen aan de hand van de daartegen aangevoerde beroepsgronden. Dat is niet anders in een asielzaak waarin de algemene situatie in het land van herkomst sterk is gewijzigd nadat het bestreden besluit is genomen. De rechtbank beoordeelt daarom eerst de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarna gaat de rechtbank in op wat eiser aanvoert over de risico’s bij terugkeer in de huidige situatie en de door verweerder opgeworpen vraag in hoeverre die argumenten bij de beoordeling van het beroep betrokken kunnen worden.

De algemene situatie in Syrië ten tijde van het bestreden besluit

4.2. Verweerder acht geloofwaardig dat eiser Syrië (onder meer) is ontvlucht vanwege de algemene oorlogssituatie. Ten tijde van het bestreden besluit kwamen asielzoekers uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, op enkele uitzonderingen na. Een van die uitzonderingen is vrijwillige terugkeer naar Syrië. Eiser heeft verklaard dat hij in 2018 naar Syrië is teruggekeerd vanuit Soedan. Eiser heeft niet onderbouwd gesteld dat deze terugkeer niet vrijwillig was of dat hij vanwege zijn terugkeer problemen heeft ondervonden van de (toenmalige) autoriteiten. Eiser voert aan dat dit niet relevant is voor zijn huidige vrees, omdat hij deze keer terugkeert vanuit het westen en vreest om als reservist te worden ingezet. Waarom de terugkeer vanuit het westen relevant is, heeft eiser niet nader toegelicht en ter zitting heeft hij verklaard dat hij niet vreest als reservist te worden ingezet. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat eiser ten tijde van het bestreden besluit aanspraak kon maken op een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vanwege de algemene situatie in Syrië.

Het beroep van eiser op zijn medische situatie

4.3. Eiser kampt met diabetes en een hoge bloeddruk. Volgens verweerder is deze situatie geen grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel of uitstel van vertrek om medische redenen, omdat eiser heeft verklaard dat hij gedurende een bepaalde periode medicijnen kon krijgen (ook al waren die duur) en omdat eiser over een andere periode tegenstrijdig heeft verklaard over de (on)mogelijkheid van medische behandeling en het verkrijgen van medicijnen. Verweerder heeft dit duidelijk gemotiveerd in het voornemen en het bestreden besluit. In beroep heeft eiser opgemerkt dat hij bij zijn standpunt blijft en dat het van groot belang is dat de juiste hoeveelheid medicijnen beschikbaar is. Dat is geen weerlegging van verweerders argumentatie. Het beroep van eiser op zijn medische situatie slaagt dan ook niet.

Het beroep van eiser op de invallen in zijn huis

4.4. Volgens eiser heeft de veiligheidsdienst van Assad enkele invallen gedaan in zijn huis. Eiser vermoedt dat dit ermee te maken heeft dat zijn huis dichtbij een gebouw van de veiligheidsdienst ligt en dat de bewoners daarom extra in de gaten worden gehouden. Eiser heeft van zijn vrouw vernomen dat hij zich bij de veiligheidsdienst moet melden en hij heeft hier (kort voor het nemen van het bestreden besluit) ook een document van overgelegd. Verweerder acht deze verklaringen ongeloofwaardig, omdat eiser hier pas tijdens het aanvullend gehoor over is begonnen. Tijdens het nader gehoor heeft eiser alle gelegenheid gehad om naar voren te brengen wat hij van belang vindt en toen heeft hij over deze invallen niets gezegd. Dit betekent, zo begrijpt de rechtbank, dat ook de gestelde problemen als gevolg van deze invallen volgens verweerder niet geloofwaardig zijn. In beroep heeft eiser erkend dat hij hierover eerder had moeten verklaren, maar dat hij dat niet durfde uit vrees voor ‘de autoriteiten’. Deze verklaring hoefde verweerder niet te overtuigen. Van iemand die in Nederland asiel aanvraagt, mag in beginsel worden verwacht dat hij alle relevante feiten en omstandigheden tijdens het nader gehoor naar voren brengt, ook omdat verweerder pas na dat gehoor bepaalt of hij aanleiding ziet voor een aanvullend gehoor, wat meestal niet het geval is. Eiser heeft niet uitgelegd waarom dit niet voor hem zou gelden. De verklaring dat eiser erg moe was tijdens de eerdere gehoren hoefde verweerder evenmin te volgen. Daarbij is belang dat verweerder onweersproken opmerkt dat eiser tijdens eerdere gehoren specifiek is gevraagd of hij problemen heeft ondervonden van de zijde van de Syrische autoriteiten en dat was toen niet zo. De conclusie is dat verweerder dit element uit eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De hierop betrekking hebbende beroepsgrond slaagt niet.

Tussenconclusie

4.5. De beroepsgronden over de algemene situatie in Syrië ten tijde van het bestreden besluit en over eisers persoonlijke situatie ten tijde van dat besluit leiden niet tot gegrondverklaring van het beroep.

Het beroep van eiser op de risico’s die hij nu loopt bij terugkeer, bezien in het licht van de gewijzigde situatie in Syrië

4.6. Op grond van artikel 83 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) houdt de rechtbank bij de beoordeling van het beroep in asielzaken rekening met feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd en met wijzigingen van beleid die na het bestreden besluit zijn bekendgemaakt voor zover de goede procesorde zich daartegen niet verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

4.7 De rechtbank stelt voorop dat de vervulling van eisers militaire dienstplicht bij de veiligheidsdienst uiteraard dateert van voor het bestreden besluit. Eiser heeft hierover verklaard tijdens de gehoren en in beroep heeft hij schriftelijk een nadere toelichting gegeven. Verweerder heeft in het bestreden besluit geen standpunt ingenomen over de verklaringen die eiser hierover tijdens de gehoren heeft afgelegd, naar moet worden aangenomen omdat dat volgens verweerder niet relevant was voor de beslissing op eisers asielaanvraag. Na de machtswisseling in Syrië, die dateert van na het bestreden besluit, is dit aspect van de zaak mogelijk wel relevant geworden, ook omdat eiser stelt dat zijn zoon eind juni 2025 is meegenomen en ondervraagd in verband met deze werkzaamheden. Over de in beroep gegeven schriftelijke toelichting op eisers werkzaamheden en over het gestelde incident met eisers zoon, eind juni 2025, heeft verweerder geen expliciet standpunt ingenomen. Verweerder merkt terecht op dat de verklaringen van eiser over het incident summier zijn, maar daarmee stelt verweerder zich niet gemotiveerd op het standpunt dat deze gebeurtenis niet geloofwaardig is.

4.8. De werkzaamheden van familieleden van eiser onder Assad zijn niet aan de orde gekomen tijdens de gehoren en in het bestreden besluit. Dat is logisch verklaarbaar, omdat deze werkzaamheden op dat moment niet relevant waren voor de beoordeling van eisers asielaanvraag. Ook dat is volgens eiser nu anders in het licht van de gewijzigde algemene situatie in Syrië. Eisers familie wordt volgens hem gezien als een familie die verbonden was aan het regime van Assad en er zit al een familielid van eiser gevangen.

4.9. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat de gestelde risico’s die eiser bij terugkeer naar Syrië loopt in verband met de vervulling van zijn militaire dienstplicht bij de veiligheidsdienst en vanwege de werkzaamheden van zijn familieleden onder Assad niet betrokken moeten worden bij de beoordeling van het beroep. Artikel 83 van de Vw verzet zich er niet tegen om deze risico’s bij de beoordeling te betrekken en dat zal naar valt aan te nemen uiteindelijk minder tijd kosten dan het voeren van een nieuwe asielprocedure.

4.10. Het is niet op voorhand duidelijk of deze gestelde risico’s, waarover eiser nog niet is gehoord en waarover op dit moment (dus) nog weinig bekend is, moeten leiden tot een andere beslissing op eisers asielaanvraag. Het ligt daarom in de rede dat verweerder eiser aanvullend hoort over deze aspecten en daarover vervolgens een aanvullend besluit neemt. De rechtbank zal met het oog daarop een tussenuitspraak doen. Het ligt in de rede dat verweerder eiser tijdens een aanvullend gehoor over de in 4.9 vermelde aspecten ook vraagt wat hij verder nog naar voren wil brengen. Verweerder is – anders dan eiser aanvoert – niet verplicht om eiser vragen te stellen over de huidige algemene veiligheidssituatie in Syrië als zodanig, ook al staat het verweerder uiteraard vrij om dat wel te doen. Als eiser meent dat de algemene veiligheidssituatie in Syrië reden moet zijn om hem alsnog asiel te verlenen, kan hij dat tijdens het aanvullend gehoor zelf naar voren brengen en nader toelichten. Daarna kan zijn gemachtigde hierover desgewenst nog zaken naar voren brengen in de correcties en aanvullingen op het rapport van het aanvullende gehoor.

4.11. Omdat een aanvullend besluit naar verwachting een aantal maanden op zich zal laten wachten en er in die periode het nodige kan gebeuren, zal de rechtbank het beroep van eiser op de algemene veiligheidssituatie in Syrië om redenen van proceseconomie nu niet inhoudelijk beoordelen.

Het vervolg van de procedure

4.12. Verweerder wordt verzocht binnen twee weken (uiterlijk op 27 augustus 2025) schriftelijk kenbaar te maken of hij gebruik wil maken van de gelegenheid om een aanvullend besluit te nemen.

4.13. Als verweerder gebruik maakt van de gelegenheid om een aanvullend besluit te nemen, verzoekt de rechtbank partijen te handelen zoals hieronder vermeld. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij de afspraken die ter zitting van 10 juli 2025 met dezelfde gemachtigden zijn gemaakt over het vervolg van een andere Syrische asielprocedure.

4.14. Mocht op enig moment een termijn niet gehaald worden, dan vragen partijen om uitstel via het elektronische dossier. Als uitstel wordt verleend, schuiven de genoemde data op. Als een partij sneller handelt dan vermeld in 4.12 of 4.13, blijft de lengte van de termijn voor de volgende stap gelijk. Als het aanvullend gehoor bijvoorbeeld plaatsvindt op 16 oktober 2025, wordt de uiterste datum voor toezending van het rapport van dat gehoor 23 oktober 2025.

4.15. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden. Dit betekent dat zij ook over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt. Beslissing

De rechtbank:

  • heropent het onderzoek;

  • verzoekt verweerder om binnen twee weken schriftelijk mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om een aanvullend besluit te nemen;

  • verzoekt partijen om, als verweerder van deze gelegenheid gebruik maakt, te handelen zoals vermeld in 4.13 en 4.14;

  • houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.