Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15249 - Rechtbank Den Haag - 6 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:152496 augustus 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtGezondheidsrecht
BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Team Jeugd- en Zorgrecht

Zaak-/rekestnr.: C/09/689508 / FA RK 25-5864 Datum beschikking: 6 augustus 2025

Beschikkingnaar aanleiding van het op 4 augustus 2025 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

hierna te noemen: betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de accommodatie GGZ [accommodatie] afdeling HIC te [plaats] , advocaat: mr. H. van der Wal te Bergschenhoek.

Procesverloop

Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 3 augustus 2025 genomen crisismaatregel.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:

  • een uittreksel uit de justitiële documentatie;

  • een afschrift van de politiemutaties.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:

  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;

  • de verpleegkundige specialist, [naam 2] ;

  • de moeder van betrokkene.

Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting verzocht om het verzoek af te wijzen. Het ernstig nadeel dat bestond op het moment dat betrokkene werd opgenomen, is ten tijde van de zitting niet meer aanwezig. Er is wel sprake van een psychiatrische stoornis, maar betrokkene is hiervoor al jaren onder behandeling en ze slikt haar medicatie. Daarbij kan betrokkene in afwachting van een ambulant kader bij haar moeder wonen die al haar hele leven voor haar zorgt en bekend is met het psychiatrisch ziektebeeld van haar dochter. De verpleegkundige specialist heeft ter zitting naar voren gebracht dat het beeld sinds opname verbeterd is, maar dat er wel veel sprake is van labiliteit en dat betrokkene emotioneel is. Het advies is dus om betrokkene langer op te nemen zodat zij weer goed ingesteld kan worden op haar medicatie en zodat de zorg een ambulant kader kan opzetten omdat betrokkene is verhuisd. Daarbij geeft de verpleegkundige specialist aan dat betrokkene wisselend is in de wens om opgenomen te blijven of weg te gaan. Wel is de verpleegkundige specialist van mening dat het ernstig nadeel dat gezien werd bij opname nu niet meer aanwezig is en dat de verlening van de opname puur zou zijn zodat er tijd is om de ambulante zorg op te bouwen. De moeder heeft aangegeven dat betrokkene altijd trouw haar medicatie slikt en dat dit door omstandigheden nu niet is gebeurd. Betrokkene is welkom bij haar en intussen kan het ambulant kader worden vorm gegeven. Betrokkene zelf geeft aan gemotiveerd te zijn om de zorg in het ambulante kader te accepteren.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is geweest van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:

  • levensgevaar;

  • ernstig lichamelijk letsel;

  • ernstige psychische schade;

  • ernstige materiële schade;

  • ernstige verwaarlozing;

  • maatschappelijke teloorgang;

  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;

  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

Betrokkene liep naakt op straat waarbij ze ongewenst gedrag opwekte tegenover anderen. Bij opname bonkte ze op de deuren en schreeuwde ze. Ze duwde en sloeg zorgverleners van zich af en er viel geen contact met haar te maken.

Alhoewel betrokkene aangeeft dat zij in paniek was omdat zij was aangevallen door degene bij wie zij heeft overnacht, vermoedt de rechtbank toch dat dit nadeel is veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten een manisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire 1 stoornis.

Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is echter gebleken dat een voortzetting van de crisismaatregel niet noodzakelijk wordt geacht.

Immers, blijkens de verklaring van de verpleegkundige specialist is het psychotisch beeld voldoende verbleekt en zijn er goede afspraken met betrokkene te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat geen sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, zodat de zorg in het vrijwillige kader kan worden verleend.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de crisismaatregel. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek af.