ECLI:NL:RBDHA:2025:14856 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4564
Zaaknummer: C/09/687076
Datum beschikking: 24 juli 2025 (bij vervroeging)
Gezagsuitoefening
Beschikking op het op 19 juni 2025 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. H.E.M. Davidson in Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader] ,
de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. M.H. van den Berg in Zeist.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in een gesprek met de kinderrechter uitgelaten over de verzoeken.
Op 8 juli is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat, de vader bijgestaan door waarnemend advocaat mr. M.F. Schouten en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.
Na de zitting heeft de rechtbank op 9 juli 2025 – conform afspraak – het F9-formulier van de zijde van de moeder ontvangen.
Feiten
Verzoek en verweer
De moeder verzoekt:
€ 250,- per dag;
€ 250,- per dag;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de vader:
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover van belang – zal worden besproken.
De moeder heeft bij bericht van 9 juli 2025 haar verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming voor deelname aan [jeugdorganisatie] kampen ingetrokken.
Beoordeling
Opschorten zorgregeling Wettelijk kader Op grond van artikel 1:377a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in nauwe persoonlijke betrekking tot hem staan. De niet met de gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechtbank ontzegt het recht op omgang op grond van artikel 1:377a derde lid BW, slechts indien:
Inhoudelijke beoordeling De moeder verzoekt de zorgregeling op te schorten. Zij maakt zich ernstig zorgen om de veiligheid van de kinderen. In de nacht van 21 op 22 juni 2025 is de vader door de politie aangehouden voor rijden onder invloed terwijl de kinderen bij de vader in de auto zaten. De vader zou met hoge snelheid over de snelweg hebben gereden terwijl hij tegelijkertijd aan het drinken was. De moeder is door de politie gebeld en heeft de kinderen ‘s nachts moeten ophalen. Door de politie is vervolgens een Veilig Thuis melding gedaan. Het gaat volgens de moeder niet om een eenmalig incident. De vader heeft al twee keer eerder een rijontzetting gekregen in [land 5] en zou vaker rijden terwijl hij halve liters bier en wijn achter het stuur aan het drinken is terwijl de kinderen ook in de auto zitten. De moeder maakt zich dusdanig zorgen dat zij per 23 juni 2025 de zorgregeling (tijdelijk) heeft opgeschort. Zij is niet tegen contact tussen de vader en de kinderen, maar dit moet wel op een veilige manier plaatsvinden. De moeder heeft daarom voorgesteld dat het contact in de regio [regio] kan plaatsvinden en heeft als voorwaarde dat de vader hulpverlening gaat accepteren voor zijn alcoholmisbruik.
De vader voert verweer. Hij is op 21 juni 2025 met de kinderen naar [plaats 7] gegaan om met vrienden af te spreken. Zij hebben daar geluncht en zijn na het avondeten weer teruggereden. De vader geeft aan dat hij nog heeft geïnformeerd of er hotels beschikbaar waren in de omgeving van [plaats 7] , maar dat dit niet het geval was door de naderende NAVO top. Omdat de vader na de lunch tot aan het avondeten geen alcoholische versnaperingen meer had gedronken, was hij in de veronderstelling dat hij met de kinderen terug naar [plaats 8] kon rijden. De vader ontkent dat hij tijdens het autorijden nog alcohol heeft gedronken en met een te hoge snelheid reed. Hij dronk wel alcoholvrij bier met fruitsmaak uit blik, wat mogelijk tot verwarring kan hebben geleid. De vader is geschrokken van het te hoge alcoholpromillage in zijn bloed, gelet op de hoeveelheid alcohol die hij had genuttigd en de verstreken tijd die er zat tussen het nuttigen van de alcohol en het autorijden. In de periode na het incident is de vader daarom verschillende medische onderzoeken ondergaan. Uit de onderzoeken blijkt dat de vader leverschade heeft als gevolg van langdurig en te intensief medicijngebruik. Door enkele botbreuken in de jaren 2021 tot en met 2023, , die niet zijn behandeld, heeft de vader jarenlang dagelijks zelfmedicatie geslikt. De vader stelt dat uit een verklaring van de arts blijkt dat dit invloed van is op de verwerkingstijd van alcohol waardoor bij een geringe alcoholconsumptie toch een hoge promillage-waarde kan worden gemeten.
De rechtbank heeft de huidige situatie uitvoerig met de ouders besproken. De rechtbank heeft lange tijd met de vader stilgestaan bij het incident van 21 op 22 juni en de impact daarvan op de kinderen. Daarbij heeft de rechtbank aangegeven zich de zorgen van de moeder goed te kunnen voorstellen. Ook heeft de rechtbank vraagtekens geplaatst bij het verhaal van de vader dat hij leverschade heeft als gevolg van medicijnengebruik, nu ook de kinderen hebben gezegd dat hun vader alcohol gebruikte achter het stuur en niet 0,0% alcohol nuttigde. De vader heeft dan ook de schijn tegen waar het de vraag betreft of hij een alcoholprobleem heeft. Daarnaast is het van belang dat de vader inziet dat niet alleen de moeder, maar ook de kinderen deze gebeurtenis als heftig hebben ervaren, waarna zij ook geen contact meer hebben gehad met de vader. Aan de andere kant is het ontbreken van contact met hun vader ook niet in het belang van de kinderen en dat moet weer worden hervat op een veilige manier die werkend is voor zowel beide ouders als de kinderen. Voordat het contact weer kan plaatsvinden dient er tussen de vader en de kinderen een herstelgesprek te volgen. Verder is het van belang dat de vader de komende periode zijn best gaat doen om het vertrouwen van de moeder (weer terug) te krijgen.
Het is de ouders uiteindelijk gelukt om afspraken te maken over het hervatten van het contact. Zij hebben daartoe afgesproken dat op zaterdag 12 juli 2025 van 12:00 uur tot 15:00 uur een herstelgesprek zal plaatsvinden tussen de vader en de kinderen, met als overdrachtslocatie [treinstation] . De rechtbank gaat ervan uit dat dit heeft plaatsgevonden. Verder zullen de kinderen – na de zomervakantie weken van de moeder – van zaterdag 30 augustus 2025 16:00 uur tot zondag 31 augustus 2025 16:00 uur in de regio [regio] contact hebben met hun vader, met als overdrachtslocatie [treinstation] . Na dit weekend zullen de kinderen een keer per drie weken bij de vader zijn van vrijdag 16:00 uur tot zondag 16:00 uur in de regio van [regio] , met als overdrachtslocatie [treinstation] , waarbij het eerste weekend zal zijn van vrijdag 26 september tot en met zondag 28 september 2025. De rechtbank zal de tussen de ouders gemaakt afspraken opnemen in het dictum. De rechtbank is van oordeel dat met deze voorlopige regeling iedereen weet waar hij of zij aan toe is, het zorgt voor meer rust en de gebeurtenis verwerkt kan worden.
Verder hebben de ouders afgesproken dat de vader – op advies van de Raad – een leefstijltraining gaat volgen en gesprekken zal voeren bij de verslavingszorg, waarvan hij de evaluatieverslagen van de hulpverlening zal verstrekken aan de moeder. Daarnaast hebben de ouders afgesproken dat de kinderen met de vader één keer per week (video)bellen, waarbij de moeder de kinderen zal stimuleren om zelf contact op te nemen met de vader. De vader vindt het belangrijk dat de kinderen zelf bellen in plaats van gedwongen worden op een vast moment te bellen.
De rechtbank zal de beslissing voor het overige pro forma aanhouden voor zes maanden. In deze maanden moet de vader aan de moeder laten zien dat hij aan de slag gaat met de hulpverlening, zodat het vertrouwen bij de moeder weer kan worden hersteld.
Vervangende toestemming vakantie [land 1] Wettelijk kader Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen daaromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd.
Inhoudelijke beoordeling De moeder wil met de kinderen op vakantie naar [land 1] van 12 augustus 2025 tot en met 29 augustus 2025. Deze vakantie is overeenkomstig de vakantieregeling die is vastgelegd in de beschikking van 2 november 2022 van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de kinderen in de zomervakantie 2025 de laatste drie weken aaneengesloten bij de moeder zijn. De moeder heeft zelf en via haar advocaat meerdere pogingen gedaan om toestemming te krijgen van de vader, maar dit is niet gelukt. De vader wilde eerst meer details over de vakantie en heeft vervolgens op 11 juni 2025 via zijn advocaat laten weten dat hij geen toestemming geeft vanwege de periode.
De vader voert verweer. Hij stelt dat de vakantieverdeling moet worden aangepast omdat de kinderen in de eerste week van zijn vakantie op [jeugdorganisatie] kamp gaan, waardoor hij maar twee weken met de kinderen heeft. De vader voert aan dat dit zonder overleg is gepland in zijn vakantie waardoor hij nu de kinderen minder ziet. Dit is niet conform het uitgangspunt dat de vakantie bij helfte moet worden verdeeld. Om deze week te compenseren stelt de vader voor dat de overige vijf weken van de zomervakantie bij helfte moeten worden verdeeld. Nu de geplande vakantie van de moeder naar [land 1] daarmee deels in zijn vakantie valt, kan de vader geen toestemming geven voor deze vakantie.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdeling van de zomervakantie aan te passen. Voor zover het verzoek van de vader nog staat, wijst de rechtbank dit af, omdat al vanaf het begin duidelijk is dat de [jeugdorganisatie] kampen mogelijk vallen in een week van de vader. Nu de kinderen als voorkeur zelf deze week hebben opgegeven, zodat zij met vriendjes op kamp konden gaan, en de indeling via loting is verlopen, zal de rechtbank de reeds vastgelegde vakantieverdeling in stand laten. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat de vader al in januari van de vader van [naam 2] , een vriendin van [minderjarige 1] , had gehoord dat de kinderen deze week hadden uitgekozen voor het kamp. De moeder heeft vervolgens op 18 februari al toestemming gevraagd aan de vader voor haar vakantie met de kinderen naar [land 1] en pas op 14 maart start de vader de discussie over de aanpassing van de zomervakantie. Concreet betekent dit voor de zomervakantie dat de kinderen de eerste drie weken van de vakantie bij de vader zijn, waarvan één week op kamp, en de laatste drie weken van de zomer bij de moeder. Gelet hierop, zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om te reizen naar [land 1] toewijzen. Door de vader zijn geen andere bezwaren geuit tegen de voorgenomen vakantie, en de rechtbank is van oordeel dat de vakantie in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is.
Vervangende toestemming vakantie [land 3] en [land 4] Wettelijk kader Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen daaromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd.
Inhoudelijke beoordeling De vader wil graag in de periode van 27 juli 2025 tot en met 9 augustus 2025 op vakantie met de kinderen naar [plaats 5] met zijn huidige vriendin, en naar [plaats 6] voor een bergtocht met familie. Omdat de moeder geen toestemming wil geven, verzoekt hij vervangende tostemming aan hem te verlenen.
De moeder heeft bezwaar tegen deze vakanties. Door de gebeurtenissen heeft zij – nog meer in het buitenland – de vrees dat de vader opnieuw met alcohol achter het stuur gaat rijden in het bijzijn van de kinderen. Zij heeft er momenteel geen vertrouwen in dat de vader dit niet zal doen. Daarnaast voelt het voor haar niet goed om de kinderen wel meerdere dagen op vakantie te laten gaan met de vader, terwijl zij in het kader van de zorgregeling hebben afgesproken dat de kinderen en de vader elkaar zien in de regio [regio] , waar de moeder in de buurt woont.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de zitting heeft de vader een aantal randvoorwaarden voor zichzelf gesteld om zo de moeder ervan te overtuigen dat de kinderen veilig bij hem zijn tijdens de zomervakantie, zodat zij hiervoor toestemming zou geven. Zo zal de vader geen alcohol nuttigen, is er altijd een andere volwassene aanwezig, zal hij geen auto of ander motorvoertuig besturen, zal de locatie op de telefoon van [minderjarige 1] worden aangezet en kunnen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] iedere dag (video)bellen met de moeder. De rechtbank heeft begrip voor de zorgen en angsten van de moeder en begrijpt dat het voor haar dubbel voelt om de reguliere zorgregeling langzaam te hervatten, maar de kinderen al wel met hun vader op vakantie te laten gaan. Echter, gelet op toegezegde randvoorwaarden van de vader, acht de rechtbank – ondanks de zorgen van de moeder – deze waarborgen voldoende om de kinderen met hem op vakantie te laten gaan. De rechtbank neemt daarbij mee dat de vader weet wat er op het spel staat en gaat ervan uit dat hij zich nauwgezet aan deze voorwaarden zal houden. Daarnaast gaat naar [plaats 5] zijn vriendin mee en naar [plaats 6] gaat hij onder andere op familiebezoek bij een neef. De rechtbank zal de verzoeken van de vader daarom toewijzen onder de hiervoor genoemde voorwaarden. De vader moet daarnaast de moeder informeren waar precies hij in [plaats 5] en [plaats 6] verblijft en wat de vliegtijden en vliegnummers zijn.
Bevel afgifte identiteitskaarten c.q. vervangende toestemming aanvraag paspoort Wettelijk kader Op grond van artikel 34 eerste lid van de Papsoortwet wordt bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Volgens het tweede lid van voormeld artikel kan, indien bij de gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen beide personen beproeft. Op grond van het vijfde lid van artikel 34 Paspoortwet geeft de rechter in de in het tweede lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt
Inhoudelijke beoordeling De ouders hebben op de zitting afgesproken dat de vader de identiteitsbewijzen van de kinderen bij zich houdt en dat de moeder met spoed paspoorten zal aanvragen voor de kinderen. De vader heeft op de zitting ingestemd hier aan mee te werken. Om in de toekomst discussie te voorkomen, zal de moeder de paspoorten in haar beheer houden, zodat beide ouders over een identiteitsdocument van de kinderen beschikt. Gelet op de gemaakte afspraak tussen de ouders, zal de rechtbank deze verzoeken afwijzen.
Orthodontische behandeling [minderjarige 1] De moeder heeft een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat de tandarts-implantoloog/tandarts voor orthodontie op 8 mei 2024 heeft geadviseerd om de orthodontische onvolkomenheden in het gebit van [minderjarige 1] te corrigeren door het aanmeten van een beugel. De moeder heeft toegelicht dat het plan is om meer ruimte te creëren in de bovenkaak van [minderjarige 1] door middel van een uitneembare beugel en daarna een slotjesbeugel. Tot op heden heeft de vader zijn toestemming geweigerd waardoor [minderjarige 1] nog geen beugel heeft.
De vader voert verweer. Hij geeft geen toestemming, omdat naar zijn mening niet vaststaat dat de behandeling noodzakelijk is. De vader heeft de e-mail van de tandarts voorgelegd aan een andere orthodontist, die ook met een collega overleg heeft gevoerd, en volgens de vader de stelling van de tandarts niet onderschrijven. Daarnaast mist verdere onderbouwing doordat er geen röntgenfoto’s zijn gemaakt. De vader is ook van mening dat als de beugel geplaatst moet worden, dit door een orthodontist moet worden gedaan en niet door een tandarts.
De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat er sprake is van een esthetische noodzaak. Dit blijkt uit de door de moeder overgelegde e-mail, maar ook uit de door de vader overgelegde e-mail van dhr. [naam 3] . Ook dhr. [naam 3] onderschrijft de esthetische reden. Dhr. [naam 3] noemt in de e-mail slechts dat de voorkeur mogelijk aar een orthodontist moet uitgaan om de beugel te plaatsen en niet een tandarts. De noodzaak staat dan ook vast. Daarnaast heeft [minderjarige 1] aangegeven graag een beugel te willen.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank zal het verzoek van de moeder toewijzen. De moeder heeft op de zitting toegezegd dat zij daarvoor een orthodontist zal inschakelen en daarbij ook de vraag zal neerleggen of de orthodontist een extra röntgenfoto noodzakelijk acht.
Aanvullend wil de rechtbank opmerken dat dit de zoveelste procedure is tussen de ouders. Het baart de rechtbank zorgen dat na zoveel jaren na de echtscheiding, een beslissing moet worden genomen of een beugel geplaatst moet worden en of dit door een tandarts of orthodontist moet gebeuren. Daarbij merkt de rechtbank op dat de moeder op de zitting bereidwillig is geweest om aan de ‘wensen’ van de vader tegemoet te komen, terwijl de rechtbank ambtshalve bekend is dat het ook gebruikelijk is dat een tandarts een beugel plaatst.
Proceskostenveroordeling Op grond van artikel 289 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang bezien met artikel 237 en verder Rv, kan de rechtbank – al dan niet ambtshalve – een proceskostenveroordeling uitspreken.
De moeder stelt zich op het standpunt dat zij meerdere keren is tegengewerkt door de vader. Door het handelen van de vader is de moeder genoodzaakt geweest een procedure te starten en is zij op kosten gejaagd. Zij vindt het dan ook redelijk als de vader wordt veroordeeld in de werkelijke kosten van het geding. De vader voert verweer, en stelt dat er geen reden is om hem te veroordelen in de proceskosten. Hij is van mening dat hij meermaals heeft geprobeerd om overeenstemming te bereiken, maar dat juist de moeder deze verzoeken – al dan niet via haar advocaat – heeft afgewezen.
De rechtbank overweegt dat in verzoekschriftprocedures tussen ex-partners terughoudend wordt omgegaan met een proceskostenveroordeling om te voorkomen dat de relatie tussen partijen verder wordt belast. In veel gevallen moeten partijen nog met elkaar door, bijvoorbeeld als ouders van hun kinderen, wat in deze situatie ook het geval is. Als hoofdregel geldt dan ook dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van deze hoofdregel afgeweken, bijvoorbeeld als kosten zijn ontstaan door een onredelijke houding van de wederpartij. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het hierboven omschreven hoofdregel, en zal de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld. Daarbij merkt de rechtbank nogmaals op zich zorgen te maken over het feit dat er wederom een procedure tussen de ouders noodzakelijk was en dat dit er wel degelijk toe kan leiden dat er in de toekomst een proceskostenveroordeling wordt opgelegd.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt als voorlopige zorgregeling, dat de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ), contact hebben met de vader:
bepaalt dat de kinderen één keer per week (video)bellen met de vader, waarbij de kinderen de vader zullen bellen op een moment dat voor hen goed uit komt;
verleent toestemming aan de moeder – die de toestemming van de vader vervangt – om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de periode van 12 augustus 2025 tot en met 29 augustus 2025, naar [plaats 1] in [land 1] te reizen en na afloop van de vakantie terug te reizen naar Nederland;
verleent toestemming aan de vader – die de toestemming van de moeder vervangt – om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de periode van 27 juli 2025 tot en met 9 augustus 2025 naar [plaats 5] ( [land 3] ) en [plaats 6] ( [land 4] ) te reizen, waarbij de volgende voorwaarden zullen gelden:
verleent toestemming aan de moeder – die de toestemming van de vader vervangt – voor een orthodontiebehandeling van [minderjarige 1] ;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte ten aanzien van de verzoeken van de moeder en de vader van vervangende toestemmingen reizen, bevel afgiftes identiteitsbewijzen en formulier reizen minderjarigen;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
houdt iedere beslissing ten aanzien van het opschorten van de zorgregeling aan tot 1 februari 2026 pro forma;