Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14816 - Rechtbank Den Haag - 8 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:148168 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 24/5509

[eiser] , eiser

V-nummer [v-nummer] (gemachtigde: [gemachtigde] )

en

**de minister van Asiel en Migratie,**voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

  1. Bij besluit van 26 maart 2024 heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd (het bestreden besluit).

1.1 Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.2 Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3 De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de vriendin van eiser (die in deze procedure als zijn gemachtigde optreedt) samen met haar zus. Namens verweerder is zonder voorafgaand bericht van afmelding niemand op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

  1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1996 en heeft de Amerikaanse nationaliteit. Hij heeft een tijd in Nederland verbleven en toen hij terug wilde reizen naar de Verenigde Staten is op de luchthaven Schiphol aan hem een terugkeerbesluit uitgereikt. Later heeft verweerder ook een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Dit heeft verweerder gedaan omdat eiser te lang in Nederland is gebleven, nadat zijn visum was verlopen.

2.1. Met dat inreisverbod is eiser het niet eens. Dit verbod betekent dat hij twee jaar niet naar Nederland kan komen. Dat heeft een grote impact op hem en op zijn Nederlandse vriendin. Hij geeft aan dat hij een serieuze en langdurige relatie met haar heeft opgebouwd. Zijn vriendin en haar familie bevestigen dit. Zijn vriendin heeft dit op zitting ook verder toegelicht. Zij heeft uitgelegd dat eiser te lang is blijven hangen, omdat zij het geld voor zijn terugkeer nog niet bij elkaar hadden gespaard. Ook heeft zij verteld dat zij, omdat eiser niet naar Nederland kon komen, recent naar de Verenigde Staten is gereisd en dat zij daar zijn gehuwd. Eiser wil snel weer naar Nederland reizen en kan in Nederland aan de slag bij familie van zijn vriendin. Eiser heeft in een brief toegelicht dat dit zijn eerste overtreding is en dat hij veel spijt heeft van zijn fout.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

  1. De rechtbank komt in deze uitspraak tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

  2. Zoals ook op zitting is besproken, is in dit geval aan de voorwaarden voor het opleggen van een inreisverbod voldaan.[1] Verweerder was daarom bevoegd om een inreisverbod op te leggen. Verweerder mag beoordelen of er omstandigheden zijn die maken dat hij geen gebruik maakt van deze bevoegdheid. De afweging die verweerder daarbij maakt, moet de rechtbank met terughoudendheid beoordelen.

  3. Uit de stukken en de op zitting gegeven toelichting is duidelijk dat eiser en zijn vriendin graag bij elkaar willen zijn en dat zij actief plannen maken voor een gezamenlijke toekomst. Verweerder wijst er echter terecht op dat eiser de vrije termijn voor verblijf in Nederland heeft overschreden met maar liefst 409 dagen. Dit wordt door eiser ook erkend. Eiser heeft een welbewust risico genomen door (veel) te lang in Nederland te blijven, nadat zijn visum was verlopen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit risico voor de rekening van eiser mocht laten komen en hoefde in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding te zien om van het inreisverbod af te zien.

  4. Het inreisverbod blijft in stand en zal tot twee jaar na de datum van eisers vertrek uit Nederland geldig zijn. De rechtbank benadrukt dat met deze uitspraak géén oordeel is gegeven over eisers recht op een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn vriendin. Indien eiser (langdurig) bij zijn vriendin in Nederland wil verblijven, zal hij daartoe een aanvraag moeten indienen. Mocht die aanvraag worden ingewilligd, dan zijn er mogelijkheden om het inreisverbod al voor het verlopen daarvan op te heffen. Eisers vriendin heeft op zitting te kennen gegeven dat eiser van plan is om op korte termijn zo’n aanvraag in te dienen.

Wat is de conclusie?

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar mocht opleggen.

  2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11f augustus 2025.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met de uitspraak op beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Die voorwaarden staan in artikel 66a, tweede en vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.


Voetnoten

Die voorwaarden staan in artikel 66a, tweede en vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.