ECLI:NL:RBDHA:2025:14128 - Rechtbank Den Haag - 10 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/687983 / FA RK 25-5068 Datum beschikking: 10 juli 2025
Beschikkingnaar aanleiding van het op 7 juli 2025 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
hierna te noemen: betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de accommodatie van [instelling 1] te [plaats] , advocaat: mr. S.V. Jansen te Zoetermeer.
Procesverloop
Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 5 juli 2025 genomen crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente
‘s-Gravenhage tot het nemen van de crisismaatregel;
-
een op 5 juli 2025 ondertekende medische verklaring van [naam 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
-
een uittreksel uit de justitiële documentatie;
-
een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
-
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
-
de arts-assistent, [naam 2] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.
Standpunten ter zitting
Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat het momenteel veel beter gaat met betrokkene. Hij had behoefte aan een moment van rust en afstand om tot zichzelf te komen en te reflecteren op de situatie. Hij merkt dat hij vanwege zijn beperking daarvoor meer tijd nodig heeft dan een ander. Betrokkene benoemt dat hij in zijn leven meerdere traumatische ervaringen heeft opgedaan en dat hij zich jarenlang, juist ook in de familiekring, onvoldoende gehoord heeft gevoeld. Ook meent hij onvoldoende geholpen te zijn binnen het Nederlandse zorgsysteem, ondanks zijn herhaaldelijke hulpvragen. Hij voelde zich steeds meer ‘een roepende in de woestijn’. Betrokkene is een fysiek grote man en hij is zich ervan bewust dat hij ook vanwege zijn harde stem intimiderend kan over komen. Hij toont hierin zelfreflectie en geeft aan dat hij inziet dat hij zich op een andere manier zal moeten leren uiten. Hij hoopt daarbij ook geholpen te worden. De overmacht aan politie die is ingezet tijdens het overbrengen van betrokkene naar KCAP vonden niet alleen de advocaat maar ook de mentor van betrokkene overdreven. De advocaat verzoekt namens betrokkene om het verzoek af te wijzen vanwege het ontbreken van acuut dreigend ernstig nadeel.
De arts-assistent heeft ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene bij binnenkomst angstig was en een einde aan zijn leven wilde maken. Tijdens zijn verblijf echter zijn bij betrokkene geen aanwijzingen van suïcidaliteit waargenomen. Hij toont levenslust en heeft geen concrete plannen om een einde aan zijn leven te maken. De eerdere uitingen van betrokkene waren uit frustratie en een roep om hulp. Betrokkene is inmiddels aangemeld bij [instelling 2] en totdat hij daar terecht kan bij een wijkteam voor intensieve behandeling in de woonvorm van betrokkene. De begeleiding daar is nog wel enigszins bezorgd over betrokkene en zijn gemoedstoestand, maar de arts-assistent ziet op dit moment geen acute psychische stoornis of onmiddellijk ernstig dreigend nadeel en dan is, gelet op de onrust en vele prikkels op de afdeling, terugkeer naar de woonvorm met de intensieve begeleiding daar totdat er plek is bij [instelling 2] beter voor betrokkene. De arts-assistent vraagt de rechtbank om het verzoek af te wijzen.
Beoordeling
Op grond van artikel 3:3 Wvggz kan verplichte zorg als uiterste middel worden verleend, indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Uit hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat er op dit moment bij betrokkene geen sprake is van een psychiatrisch toestandsbeeld dat tot ernstig nadeel leidt. Er is volgens de arts-assistent op dit moment geen suïcidaliteit bij betrokkene en risico daarop is evenmin genoemd. Daar komt bij dat, gelet op de verklaring van de arts-assistent, een langere opname op de huidige afdeling vanwege de onrust daar en de vele prikkels een averechts effect op betrokkene kan hebben. Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.