ECLI:NL:RBDHA:2025:14121 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-1431 (bodemprocedure)
FA RK 25-1432 (223 Rv)
Zaaknummer: C/09/680860 (bodemprocedure)
C/09/680861 (223 Rv)
Datum beschikking: 14 juli 2025
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, informatieregeling en voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Beschikking op het op 5 februari 2025 bij de rechtbank Rotterdam ingekomen en vervolgens op 25 februari 2025 bij deze rechtbank ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. H. Devkinandan te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader] ,
de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. N.P.M. Planthof te Goes.
Procedure
Bij beschikking van 24 februari 2025 heeft de rechtbank Rotterdam de zaak, in de stand waarin die zich op dat moment bevond, verwezen naar deze rechtbank.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
Op 16 juni 2025 zijn de zaken gevoegd behandeld op de zitting van deze rechtbank. Hierbij zijn verschenen:
Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.
Feiten
-
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] .
-
De eerste twee weken op zaterdagen en woensdagen van 12.00 uur tot 15.00 uur onder begeleiding van de moeder van de vader of een ander als zij met vakantie is;
-
de twee daarop volgende weken op zaterdagen en woensdagen van 10.00 uur tot 17.00 uur onder begeleiding van de moeder van de vader of een andere derde als zij met vakantie is;
-
de weken daarop volgend op zaterdag en woensdagen van 10.00 uur tot 17.00 uur zonder begeleiding.
Verzoek en verweer
In de procedure met zaaknummer C/09/680861 De moeder verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv:
-
te bepalen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal worden vastgelegd, waarbij [minderjarige] bij de vader is:
-
in de even weken op zaterdag en op woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
-
in de oneven weken op zaterdag en woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
-
te bepalen dat partijen elkaar een keer in de maand zullen informeren aangaande de ontwikkelingen van [minderjarige] , behoudens de overdrachtsinformatie die na elke overdracht zal worden verstrekt aan de andere ouder, beperkt tot maximaal een halve A4-pagina;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
In de procedure met zaaknummer C/09/680860 De moeder verzoekt:
-
te bepalen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal worden vastgelegd, waarbij [minderjarige] bij de vader is:
-
in de even weken op zaterdag en op woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
-
in de oneven weken op zondag en woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
-
te bepalen dat partijen elkaar een keer in de maand zullen informeren aangaande de ontwikkelingen van [minderjarige] , behoudens de overdrachtsinformatie die na elke overdracht zal worden verstrekt aan de andere ouder, beperkt tot maximaal een halve A4-pagina;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarbij verzoekt hij zelfstandig:
-
primair een zorgregeling vast te stellen als volgt:
-
[minderjarige] is de eerste vier weken van woensdag 09.00 uur tot donderdag 10.00 uur en zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader;
-
[minderjarige] is de daaropvolgende vier weken:
-
van zondag 19.00 uur tot woensdag 09.00 uur bij de moeder;
-
van woensdag 09.00 uur tot zaterdag 10.00 uur bij de vader;
-
van zaterdag 10.00 uur tot woensdag 09.00 uur bij de moeder;
-
van woensdag 09.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader;
-
[minderjarige] is na de voorgaande acht weken om de week een volledige week bij de vader en een volledige week bij de moeder, waarbij het wisselmoment op zondag om 16.00 uur zal plaatsvinden;
-
waarbij het halen en brengen bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
Beoordeling
In de procedure met zaaknummer C/09/680861 Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv Op grond van het eerste lid van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond van het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
Nu de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over hetzelfde onderwerp als in de voorlopige voorzieningenprocedure, zal de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen bij gebrek aan belang.
In de procedure met zaaknummer C/09/680860 Wijziging zorgregeling De moeder verzoekt een wijziging van de zorgregeling, in die zin dat [minderjarige] de ene week op woensdag en zaterdag bij de vader is, en de andere week op woensdag en zondag. De moeder heeft grote zorgen over de opvoedkwaliteiten van de vader. Zij vindt daarom dat er nog geen uitbreiding van de zorgregeling kan zijn.
De vader heeft zelfstandig ook om wijziging van de zorgregeling verzocht. Door middel van een opbouwschema hoopt de vader na acht weken op een co-ouderschapsregeling te zitten, waarbij [minderjarige] de ene week bij de moeder is en de andere week bij de vader. De vader herkent zich niet in de door de moeder geschetste zorgen.
Op grond van artikel 1:253a, vierde lid, in samenhang met artikel 1:377e, eerste lid, BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechtbank overweegt allereerst dat de band tussen de ouders ernstig verstoord is. Het lukt de ouders niet om in het belang van [minderjarige] het ouderschap samen vorm te geven. Om aan de onderlinge band als ouders te werken, en om de praktische problemen waar beiden tegenaan lopen te kunnen bespreken, zijn de ouders met hun instemming en uitgesproken bereidheid daaraan mee te zullen werken na de zitting doorverwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject ouderschapsbemiddeling.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat op dit moment een regeling loopt waarbij er twee dagen per week omgang tussen de vader en [minderjarige] is en het halen en brengen tussen de ouders wordt gedeeld. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat [minderjarige] niet veilig is bij de vader. De moeder vraagt ook geen beperking van de zorgregeling, waarin de rechtbank begrijpt dat haar zorgen niet dermate groot zijn dat de verwachting is dat [minderjarige] niet veilig is. De door de moeder naar voren gebrachte zorgen zien met name op problemen als ex-partners en daar gaat aan gewerkt worden in het traject van ouderschapsbemiddeling. De rechtbank ziet alles overwegende ruimte voor een uitbreiding in de zorgregeling, maar op dit moment niet op de wijze zoals door de vader is verzocht.
De rechtbank bepaalt dat [minderjarige] gedurende de eerste drie maanden na de beschikking, bij de vader zal zijn volgens het volgende tweewekelijkse schema: in week 1:
in week 2:
Na deze drie maanden zal de volgende regeling gelden, waarbij [minderjarige] bij de vader is: in week 1:
in week 2:
Het halen en brengen wordt tussen de ouders gedeeld.
Omdat de ouders over en weer beschuldigingen uiten en er al de nodige hulpverlening betrokken is geweest, acht de rechtbank het wenselijk om een vinger aan de pols te houden. De rechtbank zal de definitieve beslissing met betrekking tot de zorgregeling zes maanden aanhouden, in afwachting van de ouderschapsbemiddeling. De rechtbank verzoekt aan de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject van ouderschapsbemiddeling te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten en aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen.
De rechtbank zal het verzoek van de vader met betrekking tot de zomervakantie van 4 augustus 2025 10.00 uur tot 10 augustus 16.00 uur afwijzen. Volgens de opbouwregeling die de rechtbank hiervoor bepaald heeft, is [minderjarige] elke week één nacht bij de vader en loopt deze regeling door in de zomervakantie. De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige] om tijdens de opbouw daarvan af te wijken.
Informatieregeling De moeder vindt het belangrijk dat de ouders elkaar over en weer informeren over [minderjarige] , omdat zij beiden zorg voor hem dragen. Omdat het contact tussen de ouders niet altijd goed verloopt, wil de moeder dat er een duidelijke informatieregeling komt, zodat het duidelijk is wat er over en weer gedeeld moet worden, maar waardoor het contact verder beperkt kan blijven. Deze informatieregeling staat volgens de moeder wel los van de overdrachtsinformatie na de omgangsmomenten. Het is van belang dat de ouders elkaar na elke overdracht kort informeren over hoe het ging.
De vader heeft zich niet verweerd tegen de door de moeder verzochte informatieregeling.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van één van hen op grond van artikel 1:253a eerste en tweede lid onder c BW een informatie- en consultatieregeling vaststellen. In een voorkomend geval beproeft de rechtbank gelet op het vijfde lid van artikel 1:253a BW eerst een vergelijk tussen de ouders voordat zij een beslissing neemt.
Omdat de ouders het eens zijn over dat er een informatieregeling moet komen, zal de rechtbank het verzoek toewijzen, waarbij geen beperking wordt opgelegd ten aanzien van de omvang van informatie die een ouder zal verstrekken. De ouders zullen elkaar over en weer eenmaal per maand informeren over [minderjarige] . Het gaat dan met name om informatie over zijn algemene ontwikkeling, over de kinderopvang en eventuele sporten in de toekomst. Los van deze informatieregeling gaat de rechtbank er vanuit dat de ouders elkaar na elke overdracht ook kort informeren, bijvoorbeeld over hoe [minderjarige] heeft geslapen en gegeten.
Inloggegevens De vader verzoekt te bepalen dat de moeder de inloggegevens van het online portaal c.q. de ouder app van het kinderdagverblijf aan de vader moet geven. De vader vindt het belangrijk om de informatie en foto’s rechtstreeks van het kinderdagverblijf te ontvangen
De moeder heeft aangegeven dat het kinderdagverblijf tegen haar heeft gezegd dat slechts één ouder kan inloggen in de app. De moeder heeft daarbij wel toegezegd dat zij zo snel mogelijk alle informatie die zij ontvangt zal doorsturen naar de vader.
De rechtbank overweegt als volgt. De moeder heeft aangegeven dat de inloggegevens niet gedeeld kunnen worden. De rechtbank kan niet vaststellen of dit inderdaad niet mogelijk is. Omdat de vader echter ook recht heeft op informatie, lijkt het de rechtbank verstandig als de ouders het nog een keer met de kinderopvang bespreken. Wellicht is er toch een oplossing denkbaar. Zolang dit niet het geval is, is het aan de moeder om de informatie en de foto’s die zij ontvangt tijdig naar de vader toe te sturen. De moeder heeft op de zitting ook toegezegd dat zij dit vlot zal doen. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder zich hieraan houdt, zodat de vader voorzien is van alle informatie. De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen.
Beslissing
De rechtbank – met wijziging in zoverre van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 augustus 2024 – :
in de procedure met zaaknummer C/09/680860:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] , voorlopigbij de vader zal zijn: gedurende de eerste drie maanden
-
in week 1:
-
woensdag van 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
-
zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
-
in week 2:
-
woensdag van 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
-
zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur.
na deze drie maanden, dus vanaf halverwege oktober 2025
-
in week 1:
-
woensdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
-
vrijdag 16.00 uur tot zaterdag 17.00 uur in week 1.
-
in week 2:
-
woensdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
-
zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
waarbij het halen en brengen bij helfte tussen de ouders wordt gedeeld;
bepaalt dat partijen elkaar een keer in de maand schriftelijk zullen informeren aangaande de ontwikkelingen van [minderjarige] , behoudens de overdrachtsinformatie die na elke overdracht zal worden verstrekt aan de andere ouder;
wijst af het verzoek van de vader ten aanzien van de vakantie van 4 augustus 2025 10.00 uur tot 10 augustus 16.00;
wijst af het verzoek van de vader ten aanzien van de inloggegevens;
stelt vast dat partijen, te weten: [de moeder] (moeder), wonende op een bij de rechtbank bekend adres, en [de vader] (vader), wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar: Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
bepaalt dat de ouders de rechtbank vóór na te melden pro forma datum informeren over het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank rapporteert over het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de rapportage van een niet positief afgerond traject een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van wat de rechtbank daarover in de overwegingen heeft overwogen, de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling en de proceskosten aan tot 15 januari 2026 pro forma;
in de procedure met zaaknummer C/09/680861:
wijst af het verzoek van de moeder tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv.