Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14037 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1403717 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht
Civiel RechtGezondheidsrecht

Uitspraak inhoud

Team Jeugd- en Zorgrecht

Zaak-/rekestnr.: C/09/688368 / FA RK 25-5276 Datum beschikking: 17 juli 2025

Beschikkingnaar aanleiding van het op 14 juli 2025 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

hierna te noemen: betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteland] , wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de accommodatie [instelling] , afdeling: [afdeling] te [plaats] , advocaat: mr. A.A. van Harmelen te Den Haag.

Procesverloop

Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 11 juli 2025 genomen crisismaatregel.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:

  • een afschrift van de politiemutaties;

  • een brief van de officier van justitie van 13 juli 2025, waaruit blijkt dat betrokkene geen justitiële documentatie heeft.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:

  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Pidgin Engelse taal;

  • de waarnemend arts, mevrouw [naam 2] .

Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat hij onterecht is opgenomen in de accommodatie. Betrokkene stelt dat er sprake is van een misverstand en dat hij ten onrechte door het COA als psychotisch is aangemerkt. Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:165, r.o. 3.4.3) voert betrokkene aan dat de medische verklaring ondeugdelijk is, nu daaruit niet blijkt in welke taal het gesprek met hem heeft plaatsgevonden en of er gebruik is gemaakt van een tolk. Indien geen tolk is ingezet, is niet gemotiveerd waarom daarvan is afgezien. Hierdoor kan sprake zijn geweest van miscommunicatie, wat mogelijk heeft geleid tot een onjuiste diagnose. Daarnaast merkt betrokkene op dat er geen mutaties bekend zijn van verward gedrag. Gelet op het voorgaande verzoekt betrokkene om afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel.

De waarnemend arts heeft ter zitting naar voren gebracht dat binnen de afdeling psychotische symptomen worden waargenomen, in samenhang met traumagerelateerde klachten. Tevens is er geen sprake van ziektebesef. Bij opname vertoonde betrokkene opvallend ontremd gedrag en op dit moment ervaart hij volgens de arts paranoïde wanen. Er is gestart met anti psychotische medicatie, maar daarvan is vooralsnog geen effect zichtbaar. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel wordt noodzakelijk geacht om betrokkene passende behandeling te kunnen bieden. Behandeling op vrijwillige basis wordt momenteel als onvoldoende haalbaar geacht.

Beoordeling

Uit artikel 1:8 van de Wvggz volgt dat een betrokkene bij de voorbereiding, de uitvoering, wijziging en beëindiging van verplichte zorg in een voor hem begrijpelijke taal wordt geïnformeerd en dat, voor zover de uitvoering van de verplichte zorg leidt tot vrijheidsbeneming, een betrokkene recht heeft op bijstand van een tolk indien hij de Nederlandse taal niet beheerst.

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat gelet op het belang van de medische verklaring en de daaraan te verbinden gevolgen, waaronder mogelijk vrijheidsbeneming, de betrokkene niet alleen ter zitting, maar ook tijdens het onderzoek ten behoeve van het opstellen van de medische verklaring recht heeft op bijstand van een tolk wanneer betrokkene de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst.

Ter zitting is gebleken dat betrokkene de Nederlandse taal niet beheerst en zich ook in het Engels onvoldoende duidelijk kan uitdrukken. Daarbij is vastgesteld dat betrokkene Pidgin Engels spreekt, wat wezenlijk verschilt van regulier Engels. Zonder tolk zou betrokkene zich dan ook niet op een adequate wijze hebben kunnen uiten.

Uit de van het dossier deel uit makende medische verklaring is niet gebleken dat het onderzoek in een andere dan de Nederlandse taal heeft plaatsgevonden. Evenmin is gebleken dat het onderzoek met bijstand van een tolk is verricht. De rechtbank heeft derhalve uit de medische verklaring niet kunnen afleiden dat betrokkene is gehoord in een voor hem begrijpelijke taal noch of betrokkene en de psychiater, die betrokkene onderzocht met het oog op het opstellen van de medische verklaring, op een goede wijze met elkaar hebben kunnen communiceren.

Gelet op het voorgaande voldoet de medische verklaring niet aan de daaraan door de wet gestelde eisen. Reeds op die grond zal het verzoek worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek af.