Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:13668 - Rechtbank Den Haag - 31 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1366831 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

beschikking

Team handel Zittingsplaats Den Haag

zaaknummer / rekestnummer: C/09/682518 / HA RK 25-150

Beschikking van 31 juli 2025

in de zaak van

DE STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), Rijksvastgoedbedrijf), zetelende in Den Haag, verzoeker, advocaat mr. S.J. van Baasbank te Den Haag,

en

1 RECHTSANWALT [belanghebbende 1] ,

in hoedanigheid van voormalig beheerder (Nachlasspfleger) van na te melden nalatenschap, kantoorhoudende in Mülheim an der Ruhr (Duitsland), 2. RECHTSANWALT DR. [belanghebbende 2] , in hoedanigheid van (voormalig) curator in het faillissement van na te melden nalatenschap, kantoorhoudende in Düsseldorf (Duitsland), als belanghebbenden.

1 De procedure

1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van:

1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op donderdag 3 juli 2025, alwaar zijn verschenen: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] namens verzoeker, bijgestaan door mr. S.J. van Baasbank. De belanghebbenden zijn, hoewel zij daartoe behoorlijk zijn opgeroepen, niet verschenen.

2 De feiten

2.1. Op [datum] 2018 is in Goch (Duitsland) overleden: [erflater] , geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum] 1946, bezitter van de Duitse nationaliteit, laatstelijk wonende in Goch (Duitsland), hierna te noemen: erflater.

2.2. Volgens opgave van het Centraal Testamentenregister heeft erflater in Nederland niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Erflater heeft echter wel in Duitsland bij testament over zijn nalatenschap beschikt. In het testament heeft hij [naam 4] tot enige erfgenaam benoemd. [naam 4] heeft de nalatenschap op 29 november 2018 verworpen.

2.3. Het amtsgericht Kleve heeft Rechtsanwalt [belanghebbende 1] benoemd tot beheerder (Nachlasspfleger) van de nalatenschap van erflater. In een uitspraak van 8 december 2021 is het beheer (Nachlasspflegschaft) beëindigd. Daarnaast is Rechtsanwalt dr. [belanghebbende 2] benoemd tot curator in het faillissement van de nalatenschap van erflater.

2.4. Er zijn geen erfgenamen van erflater bekend.

3 Het verzoek

3.1. Het verzoek strekt tot het benoemen van een vereffenaar op grond van artikel 4:204 lid 1, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) van de nalatenschap van erflater.

3.2. Aan het verzoek legt verzoeker het volgende ten grondslag. De nalatenschap van erflater is thans onbeheerd, omdat de beheerder (Nachlasspfleger) van de nalatenschap niet langer bereid is enige actie te ondernemen en de taak van de curator in het faillissement van de nalatenschap van erflater is voltooid. De erfgenamen zijn onbekend. Tot de nalatenschap behoort onder meer een vakantiehuis met twee parkeerplaatsen op Park de Horn in Dirkshorn. Het vakantiehuis heeft achterstallig onderhoud en staat al sinds 2018 leeg. Het vakantiehuis wordt gebruikt door de plaatselijke jeugd, wat veel overlast met zich meebrengt. Het is dan ook wenselijk/noodzakelijk dat het vakantiehuis met parkeerplaatsen op korte termijn wordt verkocht. De schuldeisers van de nalatenschap van erflater, te weten Lecc Exploitatie de Horn B.V. (een exploitant van het vakantiepark) en [naam 4] (een hypotheekverstrekker), hebben Het Rijksvastgoedbedrijf gevraagd de nalatenschap af te wikkelen, zodat hun vorderingen voldaan kunnen worden.

4 De beoordeling

4.1. Omdat de laatste gewone verblijfplaats van erflater in Goch (Duitsland) was en hij de Duitse nationaliteit had, heeft de zaak een internationaal karakter. De eerste vraag die de rechtbank daarom moet beantwoorden is de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.

4.2. Verdragen en EU-verordeningen hebben voorrang op het nationale recht (artikel 1 Rv). De nalatenschap van erflater is op of na 17 augustus 2015 opengevallen. Daarom moet de Nederlandse rechter haar bevoegdheid beoordelen aan de hand van de bepalingen van de Erfrechtverordening[1].

4.3. Het uitgangspunt is dat de gerechten van het land waar erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had bevoegd zijn om een uitspraak te doen over de erfopvolging in het geheel (artikel 4 van de Erfrechtverordening). Dit kan anders zijn als erflater een rechtskeuze heeft gemaakt. Niet is gesteld, en dat is ook niet gebleken, dat erflater in het Duitse testament een rechtskeuze voor het Nederlandse recht heeft gemaakt. Ook anderszins biedt de inhoud van het verzoekschrift en het verhandelde op de mondelinge behandeling geen aanknopingspunt waaraan de Nederlandse rechter op grond van de Erfrechtverordening haar rechtsmacht kan ontlenen. De rechtbank zal zich dan ook in internationale zin onbevoegd verklaren.

4.4. De rechtbank wijst nog op het volgende. Alhoewel er sprake lijkt te zijn van een onbeheerde nalatenschap, is het in ieder geval geen Nederlandse onbeheerde nalatenschap die met toepassing van het Nederlandse recht verder kan worden vereffend en afgewikkeld. Uit de processtukken blijkt immers – en dat heeft de advocaat van verzoeker op de mondelinge behandeling ook nogmaals bevestigd – dat Duits recht van toepassing is op de nalatenschap. Als een schuldeiser van de nalatenschap wil dat de nalatenschap verder wordt vereffend en afgewikkeld, moet zij (laten) nagaan of, en zo ja, welke, maatregel(en) de in Duitsland bevoegde rechter kan treffen om dat te bereiken. Voor verzoeker, althans Het Rijksvastgoedbedrijf, is daarin geen rol weggelegd, met name omdat zij geen schuldeiser van de nalatenschap is.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1. verklaart zich in internationale zin onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.

Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.

Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.


Voetnoten

Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.