ECLI:NL:RBDHA:2025:13636 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/685195 / JE RK 25-871 Datum uitspraak: 1 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter Verlenging ondertoezichtstelling Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, BRP-verblijfplaats ongeregistreerd, briefadres te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 mei 2025.
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
-
de vader;
-
de moeder;
-
[naam] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3. De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek om zijn mening te kunnen geven. [minderjarige] heeft hier geen gebruik van gemaakt.
2 De feiten
2.1. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2. [minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 januari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 10 juli 2025 en voor dezelfde duur een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag. Ook heeft de kinderrechter Stichting Jeugdbescherming Amsterdam vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland.
3 Het verzoek
3.1. De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Per 9 januari 2025 is het gezin overgedragen aan de gecertificeerde instelling. Tijdens de overdracht zijn door Stichting Jeugdbescherming Amsterdam veel steken laten vallen, waardoor het dossier en het gezinsplan van het gezin leeg waren. Vanuit het monitorteam is wel de acute veiligheid geborgd en zijn er veiligheidsafspraken gemaakt. Per 4 april 2025 is een vaste jeugdbeschermer betrokken geraakt bij het gezin. Sindsdien is ingezet op het analyseren van het gezinspatroon en het contact leggen met de betrokkenen. Er wordt gezien dat het goed gaat met [minderjarige] bij de vader en dat hem in de thuissituatie van de vader de rust en de stabiliteit geboden wordt die hij nodig heeft. De moeder heeft in de afgelopen periode stappen gemaakt in haar situatie. Zo heeft zij inmiddels een postadres kunnen regelen. Zij heeft echter nog geen eigen woonruimte en haar situatie is nog niet stabiel genoeg om over te gaan tot (het toewerken naar) een thuisplaatsing van [minderjarige] . Het contact tussen [minderjarige] en zijn moeder verloopt wel goed. De moeder ziet [minderjarige] één keer per week en onderhoudt met de vader onderling contact over de omgangsmomenten. Wel kan [minderjarige] sinds kort zijn halfzusjes minder zien, waarop dient te worden ingezet. De gecertificeerde instelling vindt het noodzakelijk om betrokken te blijven om de situatie van [minderjarige] te blijven monitoren. Ook wil de gecertificeerde instelling samen met de moeder onderzoeken wat zij nodig heeft om er weer zelfstandig boven op te komen, en wat nodig is om te kunnen toewerken naar een eventuele (gedeeltelijke) thuisplaatsing. Hiernaast is de EMDR-therapie die [minderjarige] ontving onvoldoende passend gebleken, en is het noodzakelijk dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om samen met de ouders te onderzoeken welke hulpverlening beter aansluit en om de voortgang hiervan te monitoren. De ouders zijn proactief gebleken in het accepteren en inzetten van de noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige] , maar een verlenging van de ondertoezichtstelling is nu nog noodzakelijk om de situatie goed te kunnen borgen en de ondertoezichtstelling uiteindelijk gedegen af te kunnen sluiten.
4 De standpunten
4.1. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij erkent dat het op dit moment niet realistisch is voor [minderjarige] om bij haar te worden teruggeplaatst, aangezien zij nog geen eigen woning heeft en nog veel zaken moet regelen. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is echter niet meer noodzakelijk. De vader en de moeder hebben eerder samen de hulpverlening voor [minderjarige] op gang gebracht, en kunnen dit gezamenlijk blijven doen. Ook over het contact en de omgang tussen [minderjarige] en de moeder kunnen de ouders gezamenlijk afspraken maken. De moeder heeft geen vertrouwen meer in jeugdbescherming instanties na de contraproductieve handelswijze van de afgelopen twee jaar. De moeder is verder hard aan het werk aan haar eigen situatie, ontvangt al langere tijd persoonlijke hulpverlening en heeft inmiddels een briefadres.
4.2. De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige] bij hem, en dat [minderjarige] bij hem de rust, reinheid en regelmaat krijgt die hij nodig heeft. [minderjarige] gaat binnenkort starten met speltherapie en de ouders hebben de hoop dat dit hem zal helpen. De vader gaat akkoord met een verlenging van de ondertoezichtstelling, maar het is wel noodzakelijk dat er vanaf nu concrete stappen worden gezet en dat er een stip aan de horizon komt dat ook wordt toegewerkt naar een afsluiting van de ondertoezichtstelling. Het is belangrijk dat er voortaan goed met de vader wordt gecommuniceerd. Hier is in de afgelopen jaren onvoldoende sprake van geweest. De vader zou graag zien dat zaken eerst met hem worden besproken voordat ze op papier komen te staan, en dat de vader mee wordt genomen in het vaststellen van een borgingsplan. Hiernaast is het noodzakelijk dat er duidelijke borgafspraken worden gemaakt met betrekking tot de omgang tussen de moeder en [minderjarige] , aangezien de vader het belangrijk vindt dat de moeder eerst haar situatie op orde krijgt. [minderjarige] zou vaker naar de moeder kunnen gaan wanneer zij een eigen woning zou hebben.
5 De beoordeling
5.1. De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan.
5.2. De kinderrechter is van oordeel dat het in [minderjarige] zijn belang is dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die erop kan toezien dat de noodzakelijke hulpverlening voor zowel [minderjarige] als voor de moeder doorgang vindt. De kinderrechter ziet dat er in de persoonlijke situatie van de moeder eerder sprake is van onmacht dan van onwil, en dat de moeder hard werkt aan haar persoonlijke problematiek en aan het toewerken naar een veilige en stabiele woonsituatie. In het kader van de ondertoezichtstelling zal gekeken moeten worden wat de moeder aan hulp en steun nodig heeft om toe te werken naar een (gedeeltelijke) terugplaatsing bij de moeder. Het is positief dat de ouders zich proactief opstellen in het zoeken van passende hulpverlening voor [minderjarige] . Het is voor hem van groot belang is dat hij de juiste hulpverlening ontvangt gelet op zijn belaste jeugd. De kinderrechter heeft de verwachting dat als alle betrokkenen in het belang van [minderjarige] blijven openstaan voor een constructieve samenwerking, er zo goed mogelijk kan worden toegewerkt naar een borging van de situatie en dat de maatregelen op den duur succesvol kunnen worden afgesloten.
5.3. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar.
5.4. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding.
5.5. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het goed gaat met [minderjarige] bij de vader en dat hij hier de rust en stabiliteit krijgt die hij nodig heeft. Het is voor [minderjarige] op dit moment nog niet mogelijk om (gedeeltelijk) terug te worden geplaatst bij de moeder. Hoewel alle betrokkenen het eens zijn over de plaatsing van [minderjarige] bij de vader, volgt uit artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat, nu de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt verlengd, een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] tevens noodzakelijk is.
5.6. De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag voor de duur van een jaar.
5.7. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
6 De beslissing
De kinderrechter:
6.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 10 juli 2026;
6.2. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag tot 10 juli 2026;
6.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
Artikel 1:260 BW.
Artikel 1:265c, tweede lid, BW.