ECLI:NL:RBDHA:2025:13488 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Handel
Zaaknummer: C/09/661773 / HA ZA 24-179
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS [eiseres] te [plaats] , eiseres, advocaat: mr. M.R. van Leeuwen,
tegen
[gedaagde] te [woonplaats] , advocaat: mr. A. Frederiksen, gedaagde.
Partijen worden hierna ‘de VvE’ en ‘’ [gedaagde] ’ genoemd.
1 Waar gaat deze zaak over?
1.1. [gedaagde] is de voormalig voorzitter van het bestuur van de VvE. Als gevolg van lekkage in een gemeenschappelijke standleiding eind 2021 is er schade ontstaan in (onder meer) het appartement van [gedaagde] . [gedaagde] heeft toen in zijn hoedanigheid van bestuurder de opstalverzekering van de VvE aangesproken, waarna er gelden uit deze verzekering zijn uitgekeerd op een bouwdepot op naam van [gedaagde] . Uit dit bouwdepot zijn vervolgens betalingen gedaan aan een aannemer. De VvE vordert in deze procedure terugbetaling van de aan [gedaagde] uitgekeerde verzekeringsgelden. Volgens de VvE is er sprake van onbehoorlijk bestuur, nu onduidelijk is waaraan de verzekeringsgelden van de VvE zijn besteed en [gedaagde] hiervoor geen verantwoording aflegt. [gedaagde] voert verweer. Vooreerst stelt hij zich op het standpunt dat de VvE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij geen geldig procesmandaat heeft van de vergadering van eigenaars (hierna ook: de vergadering). De rechtbank zal de VvE bij dit tussenvonnis (nog) eenmalig in de gelegenheid stellen om een machtiging over te leggen van de vergadering, waaruit blijkt dat is ingestemd met onderhavige procedure.
2 De procedure
2.1. Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
-
het vonnis in incident van 19 juni 2024 en de daarin genoemde stukken;
-
de conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van de VvE.
2.2. In eerste instantie werd de procedure eveneens gevoerd tegen een ander voormalig bestuurslid van de VvE. Naar aanleiding van een buiten rechte getroffen minnelijke regeling is de procedure jegens dit bestuurslid doorgehaald.
2.3. Op 25 februari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
2.4. Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te bieden om een minnelijke regeling te treffen en – indien zij niet tot een regeling zouden komen – om nadere stukken te overleggen. De rechtbank heeft vervolgens de navolgende stukken ontvangen:
-
de akte van de zijde van [gedaagde] , met productie 9;
-
de akte van de zijde van de VvE, met productie 11;
-
de antwoordakte van de zijde van [gedaagde] .
2.5. Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.
3 Het geschil
In conventie
3.1. De VvE vordert – zakelijk weergegeven – na vermindering van eis, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: I. [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de door hem ten onrechte namens de VvE geïncasseerde verzekeringsgelden van € 44.750,-, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid, zijnde veertien dagen na het vonnis tot aan de dag van volledige betaling; II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, primair gesteld op een bedrag van € 1.500,50, subsidiair ter hoogte van een bedrag aan buitengerechtelijke kosten door de rechtbank in goede justitie te bepalen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid, zijnde veertien dagen na het vonnis tot aan de dag van volledige betaling; III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure (inclusief beslagkosten) alsmede de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
3.2. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de VvE, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de VvE met veroordeling van VvE in de kosten van deze procedure.
In reconventie
3.3. Daarnaast vordert [gedaagde] in reconventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de VvE te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van het vonnis aan hem te voldoen: I. een bedrag van € 22.486,35 in verband met de betaling door [gedaagde] ten behoeve van de VvE; II. een bedrag van € 1.926,10 in verband met de factuur van de firma [bedrijfsnaam] , III. de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de gemachtigde; en IV. de nakosten.
3.4. De VvE voert verweert en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] .
4 De beoordeling
4.1. Als meest verstrekkende verweer voert [gedaagde] aan dat de VvE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat de VvE voor het aanhangig maken van de onderhavige procedure geen machtiging van de vergadering van eigenaars heeft.
4.2. Artikel 5:126 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat de vereniging van eigenaars binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke appartementseigenaren in en buiten rechte kan vertegenwoordigen. De grenzen van die vertegenwoordigingsbevoegdheid worden in de eerste plaats bepaald door de statuten van de vereniging en door het reglement. In dit geval bepaalt artikel 30 van de statuten onder meer dat het bestuur de machtiging van de algemene vergadering nodig heeft voor het instellen van rechtsvorderingen.
4.3. Volgens de VvE is aan haar een machtiging voor het starten van onderhavige procedure verleend tijdens een vergadering van eigenaars op 21 september 2023. Dit volgt volgens de VvE uit de bij de dagvaarding overgelegde notulen van de betreffende vergadering. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer uit voornoemde notulen kan worden afgeleid dat de vergadering heeft ingestemd met deze procedure, onder meer omdat handtekeningen ontbraken. De VvE heeft vervolgens aangeboden om nader bewijs van het bestaan van de machtiging over te leggen, waarna zij in de gelegenheid is gesteld om dit bij akte te doen.
4.4. Bij akte overlegging producties heeft de VvE een schriftelijk stuk overgelegd waarin staat dat de VvE het bestuur machtigt om rechtsvorderingen in te stellen en een procedure te starten tegen [gedaagde] . Het stuk is door een aantal leden van de VvE ondertekend. Ook heeft de VvE een (na de mondelinge behandeling opgemaakte) machtiging overgelegd voor het treffen van een schikking in onderhavige procedure.
4.5. Bij antwoordakte heeft Gerrrissen zich op het standpunt gesteld dat het door VvE ingebrachte stuk niet kwalificeert als een procesmachtiging. [gedaagde] wijst erop dat het stuk niet is gedateerd en dat hieruit niet blijkt dat er een besluit is genomen tijdens de vergadering op 21 september 2023. Degene die [gedaagde] bij die vergadering vertegenwoordigd heeft, heeft nadrukkelijk verklaard dat er geen besluit genomen is over een volmacht voor het bestuur voor het voeren van een procedure. Daarbij komt dat één van de handtekeningen onder het stuk afkomstig is van een eigenaar die ingevolge de notulen van de vergadering van 21 september 2023 niet bij de vergadering aanwezig was. Voorgaande duidt er volgens [gedaagde] op dat de handtekeningen naderhand (buiten een vergadering om) zijn verzameld en dat er geen sprake is van een vergaderingsbesluit.
4.6. De rechtbank stelt voorop dat de bevoegdheid van de VvE om namens de eigenaars in rechte op te treden een verstrekkende bevoegdheid betreft. Dit is zeker het geval wanneer het – zoals in onderhavige zaak - gaat om een procedure tegen een lid van de VvE. Het is daarom van belang dat zorgvuldig met deze bevoegdheid wordt omgegaan en dat er – conform artikel 30 van de statuten – door de vergadering is ingestemd met het starten van de procedure.
4.7. De rechtbank stelt vast dat het door de VvE als procesmachtiging overgelegde stuk vragen oproept. De VvE stelt dat het stuk is opgesteld tijdens de vergadering van eigenaars op 21 september 2023, terwijl – zoals [gedaagde] terecht aanvoert - het stuk mede is ondertekend door een eigenaar die ingevolge de notulen van de betreffende vergadering niet bij de vergadering aanwezig was. Dit is niet met elkaar verenigbaar. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de vergadering op 21 september 2023 met onderhavige procedure heeft ingestemd. Het andere stuk dat de VvE heeft overgelegd betreft een naderhand opgemaakte machtiging tot het treffen van een schikking. Dit staat echter los van de vereiste machtiging voor het starten van de procedure en is voor de bevoegdheid hiertoe niet relevant.
4.8. Voorgaande brengt met zich dat er op dit moment geen geldige procesmachtiging is overgelegd en dat de bevoegdheid van de VvE tot het voeren van deze procedure niet kan worden vastgesteld. Vaste rechtspraak schrijft voor dat de rechter in zo’n geval de gelegenheid moet bieden om het gebrek te herstellen. De VvE zal nog eenmalig in de gelegenheid worden gesteld om dit gebrek te herstellen en bewijs over te leggen van het bestaan van een procesmachtiging voor het voeren van onderhavige procedure. Dit kan ook in de vorm van een naderhand door de vergadering opgemaakte bekrachtiging van de procedure. Mocht de VvE hierin niet slagen, dan zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard en zal de rechtbank niet overgaan tot een inhoudelijke behandeling van de vorderingen. De rechtbank zal voor nu iedere verdere beslissing aanhouden.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 20 augustus 2025 om de VvE in de gelegenheid te stellen een (bekrachtiging van een) machtiging over te leggen van de vergadering van eigenaars waaruit blijkt dat is ingestemd met het voeren van onderhavige procedure;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
3474