ECLI:NL:RBDHA:2025:13388 - Rechtbank Den Haag - 23 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14163
V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en
(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).
Procesverloop
- In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1 Eiser heeft op 23 juni 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend in Nederland.
1.2 Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 maart 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3 Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit bij de rechtbank.
1.4 De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B.H. Szafranfka als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
- Eiser is geboren op [geboortedag] 1988 en heeft de Eswatinische nationaliteit. Eiser heeft bij binnenkomst op luchthaven Schiphol asiel aangevraagd en is daaropvolgend in grensdetentie geplaatst, welke bij beschikking van 3 juli 2024 is opgeheven. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in zijn werk als ambulancebroeder niet voldaan heeft aan een oproep na een schietincident, omdat het onveilig was in die situatie. Bij dit incident is de broer van een zekere [naam 1] overleden en eiser wordt sindsdien door [naam 1] bedreigd. Eiser vreest bij terugkeer naar Swaziland gedood te worden en geen bescherming te krijgen van de autoriteiten of anderen.
Wat heeft verweerder besloten?
- Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
3.1 De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht.
3.2 De problemen met [naam 1] zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarin tegengeworpen dat eiser geen oprechte inspanning geleverd heeft om de aanvraag te staven. Eiser heeft zonder goede reden onvoldoende documenten overgelegd en de verklaringen vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Zo is er wisselend en ongerijmd verklaard over de oproep die eiser heeft gekregen, heeft eiser vaag en summier verklaard over de bedreigingen door [naam 1] en zijn deze verklaringen ook tegenstrijdig met eenn van de overgelegde politierapporten. Ook de overige door eiser overgelegde documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas maken het standpunt van verweerder hierin niet anders. Het politierapport, de dagvaarding jegens [naam 1] en de verklaring vanuit de werkgever zijn na onderzoek door Bureau Documenten niet als originele documenten aangemerkt en kunnen niet op echtheid worden onderzocht. Op grond van Werkinstructie 2024/6 komt dan ook slechts beperkte betekenis toe aan deze stukken en kunnen deze enkel in samenhang gezien met het asielrelaas worden bezien. De inhoud van deze stukken, evenals de artikelen over de algemene onveilige situatie rondom ambulancewerk en de bedreiging via Facebook, maken de conclusies over de geloofwaardigheid niet anders.
3.3 Omdat eiser hiermee geen gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade of onmenselijke behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM
Wat vindt eiser in beroep?
- Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe in beroep het volgende aan.
4.1 Verweerder heeft onvoldoende betekenis toegekend aan de overgelegde documenten. Het enkele feit dat deze documenten (gewaarmerkte) kopieën betreffen doet aan de bewijswaarde daarvan niet af. Eiser verwijst in dit kader naar naar vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie en stelt dat verweerder ten onrechte niet uitgaat van de inhoud van deze documenten, die niet vals of onduidelijk zijn bevonden.
4.2 Zo voert eiser aan dat het onjuist is dat de artikelen over de gevaarlijke situatie voor ambulancemedewerkers niet op het relaas van eiser zien. Ook de Facebookbedreiging wordt door verweerder ten onrechte niet serieus genomen en ter onderbouwing daarvan is die in beroep van een vertaling voorzien. Ook heeft verweerder ten onrechte de inhoud van het Eswatinische politierapport genegeerd en is onvoldoende gemotiveerd dat uit de dagvaarding geen gevaar voor eiser vanuit [naam 1] blijkt.
4.3 Ook voert eiser aan dat hij overtuigend verklaard heeft over de meldingen en telefoontjes bij de telefoniste [naam 2] en dat, mede gelet op het MediFirst advies, niet tegengeworpen mag worden dat eiser de aantallen telefoontjes en facebookberichten niet precies kan reproduceren.
4.4 Dat geen verband zou bestaan tussen het incident op 27 maart 2024 en het conflict van eiser met [naam 1] is een vergezochte conclusie, evenals de tegenwerping dat [naam 1] eiser bij die ene ontmoeting in persoon niet meteen heeft omgebracht.
4.5 Tot slot is het onzorgvuldig dat eiser niet aanvullend gehoord is met een Siswati-tolk en dat verweerder de inhoud van het Eswatinische politierapport negeert.
Wat is het relevante toetsingskader?
- Sinds 1 juli 2024 heeft verweerder een nieuw beleid
[2] ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling in asielzaken. Indien het asielrelaas niet volledig met objectieve documenten onderbouwd kan worden, dient verweerder de aanvraag te beoordelen op de verklaringen van de vreemdeling, in samenhang bezien met de andere in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Daarbij dient verweerder te beoordelen of eiser een oprechte inspanning heeft geleverd om zijn verzoek te staven, of eiser alle relevante elementen van het asielrelaas heeft ingebracht, of de verklaringen een samenhangend en aannemelijk geheel vormen dat niet in strijd is met de beschikbare algemene en specifieke informatie relevant voor het verzoek, dat het verzoek zo spoedig mogelijk na binnenkomst is ingediend en dat de asielzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
- Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser, in samenhang bezien met de inhoud van de overgelegde niet-authentieke documenten, geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6.1 Bij de aanvraag zijn - voor zover relevant - de volgende documenten ter onderbouwing van het asielrelaas door eiser overgelegd:
Bij de zienswijze zijn vervolgens nog een aantal documenten overgelegd:
In de verklaring van de emergency call centre manager staat vermeld dat er op 12 november 2022 een melding van een schietpartij is geweest, waarop niet is gereageerd vanwege de onveilige situatie. Uit het kopie politierapport van 2022-2023, opgemaakt op 26 juni 2024, blijkt dat er in november 2022 een incident heeft plaatsgevonden waarbij de broer van [naam 1] is overleden bij een confrontatie tussen strijdkrachten en burgers. Uit dit stuk blijkt ook dat eiser werd beschuldigd van het weigeren van hulp en dat eiser op verschillende momenten in 2023 bedreigd is door [naam 1] , door het gooien van een steen naar zijn ambulance en door het afdreigend tonen van een geweer. Het tweede kopie politierapport no 2022-2024, opgemaakt op 13 juli 2024 heeft eenzelfde strekking, maar vermeldt dat het gooien van de steen naar de ambulance van eiser op 27 maart 2024 is gerapporteerd. Uit de kopie dagvaarding blijkt dat [naam 1] opgeroepen is voor een gerecht te verschijnen vanwege ‘a peace binding enquiry’ ingesteld door eiser.
6.2 Niet in geschil tussen partijen is dat de door eiser overgelegde documenten kopieën betreffen, waarover Bureau Documenten (BD) een neutraal advies heeft afgegeven. Dat aan kopieën een meer beperkte bewijswaarde toekomt dan aan originelen is in zijn algemeenheid te volgen, maar dit betekent echter niet dat daarmee alle betekenis aan de inhoud van deze kopieën kan worden ontzegd. Verweerder zal de inhoud van gekopieerde documenten in samenhang met de verklaringen van de vreemdeling en alle andere bewijsmiddelen moeten wegen en zo tot een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas moeten komen. De rechtbank stelt vast dat de onderzoeksverklaring van BD zich beperkt tot de conclusie dat geen oordeel gegeven kan worden over de echtheid, opmaak en afgifte van de overgelegde documenten. Dat de documenten vals of onduidelijk zijn, kan dan ook niet op basis daarvan worden geconcludeerd.
6.3 Met betrekking tot de twee politierapporten overweegt de rechtbank dat zij in grote lijnen met elkaar overeenkomen en dat beide rapporten zien op gebeurtenissen die zich direct voorafgaand aan het vertrek van eiser uit Swaziland hebben voorgedaan. Uit beide rapporten volgt namelijk de beschuldiging van het weigeren van hulp aan de broer van [naam 1] en uit beide rapporten volgt ook dat er bedreigingen hebben plaatsgevonden van de zijde van [naam 1] , door het gooien van een steen naar de ambulance en door het afdreigend laten zien van een geweer. Ter zitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat het tweede rapport op verzoek is opgevraagd bij de autoriteiten en per post door de gemachtigde is ontvangen. Dit rapport is opgemaakt op verzoek, omdat het eerste rapport een onjuiste datering van een van de gebeurtenissen vermeldt. De rechtbank stelt vast dat de twee rapporten elkaar inhoudelijk niet tegenspreken voor wat betreft de gebeurtenissen, maar dat het tweede rapport het eerste rapport corrigeert voor wat betreft deze datering. Beide rapporten spreken over de melding van eiser dat [naam 1] een steen naar de ambulance zou hebben gegooid. Niet valt in te zien waarom verweerder concludeert dat hier sprake is van een tegenstrijdigheid die eiser niet afdoende zou hebben verklaard.
6.4 Met betrekking tot de overgelegde dagvaarding van [naam 1] overweegt de rechtbank vervolgens dat de tegenwerping van verweerder dat de dagvaarding slechts verklaart over ‘het herstellen van de vrede’ en niet duidelijk maakt op welk incident hier wordt gedoeld, niet overtuigend is, nu alle overige documenten die zijn overgelegd deze dagvaarding nu juist in deze context plaatsen.
6.5 Ook de tegenwerping van verweerder dat niet gevolgd wordt waarom eiser niet reeds bij de eerste confrontatie met [naam 1] is gedood, kan de rechtbank niet volgen. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat deze ontmoeting heeft plaatsgevonden tijdens een openbare gelegenheid, waarbij veel getuigen aanwezig waren. Niet valt in te zien, waarom verweerder concludeert dat het ongerijmd zou zijn dat eiser niet daar – in het bijzijn van al die getuigen – zou zijn vermoord.
6.6 Gelet op alle overgelegde stukken acht de rechtbank de door verweerder omschreven overige ongerijmdheden en vaagheden in zijn relaas onterecht of vergezocht en niet overtuigend. Reeds op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen met [naam 1] ongeloofwaardig zijn geacht. Het beroep is gegrond, het bestreden besluit wordt in zijn volledigheid vernietigd en verweerder zal opnieuw op de asielaanvraag van eiser moeten beslissen en zijn besluit met een draagkrachtige motivering moeten onderbouwen.
Conclusie en gevolgen
-
Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting en draagt verweerder op om opnieuw op de asielaanvraag te beslissen en, met inachtneming van deze uitspraak, de geconstateerde motiveringsgebreken te herstellen.
-
Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank stelt dit bedrag op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2025 vast op € 1.814,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde van €907,- per punt, wegingsfactor 1). Verweerder dient dit bedrag te betalen aan de gemachtigde van eiser.
Beslissing
De rechtbank
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit;
-
draagt verweerder op om opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De verzenddatum van deze uitspraak staat hierboven vermeld. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Werkinstructie 2024/6 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).