ECLI:NL:RBDHA:2025:13182 - Rechtbank Den Haag - 22 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1555
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,
en
**de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,**verweerder, (gemachtigde: mr. S. van der Ark).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaarschrift.
1.1. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld van zijn zoon en de gemachtigde van verweerder.Beoordeling door de rechtbankWaar gaat deze zaak over?
2. Eiser was op 28 juni 2024 als bestuurder van een auto betrokken bij een verkeersongeval waarbij hij tegen een passagiersbus aan was gereden. Na het ongeval heeft de politie aan verweerder de mededeling gedaan dat het vermoeden bestaat dat verzoeker niet beschikt over de rijvaardigheid die is vereist voor het besturen van een voertuig.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser is het er niet mee eens dat zijn rijbewijs is ingevorderd en wil het terug hebben zonder allerlei ingewikkelde procedures. Dat hij op de verkeerde rijbaan zou hebben gereden is volgens hem een onjuiste aanname van de politie, die verweerder zonder nader onderzoek heeft overgenomen. Hij vindt het daarom onterecht dat zijn rijbewijs is ingenomen. Eiser beschrijft in het beroepschrift wat volgens hem de juiste feiten zijn.
3.1. Verweerder brengt in zijn verweerschrift naar voren dat eiser in zijn beroepschrift niet heeft aangevoerd waarom het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk had mogen worden verklaard. Verder heeft verweerder erop gewezen dat het rijbewijs van eiser bij besluit van 20 februari 2025 ongeldig is verklaard en eiser daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Het rijbewijs van eiser is ongeldig verklaard omdat eiser tweemaal niet is verschenen op het rijvaardigheidsonderzoek. Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat het rijbewijs van eiser bij besluit van 20 februari 2025 ongeldig is verklaard, omdat eiser niet is verschenen op het rijvaardigheidsonderzoek. Eiser heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit zodat de ongeldigverklaring van het rijbewijs daarmee in rechte vast staat. Om een zaak aan de bestuursrechter te kunnen voorleggen, moet er sprake zijn van procesbelang.
4.2 Procesbelang kan bij het begin van een beroepsprocedure aanwezig zijn maar het kan ook gedurende die procedure verdwijnen. De rechtbank heeft tijdens de zitting aan eiser uitgelegd dat zij verplicht is om te toetsen of er nog sprake is van procesbelang aangezien zijn rijbewijs inmiddels ongeldig is verklaard en hij daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt.
4.3. Eiser heeft op de zitting aangegeven dat zijn doel is om zijn rijbewijs terug te krijgen. Dit kan hij in deze beroepsprocedure niet bereiken, want in deze procedure is alleen in geschil of verweerder eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Als de rechtbank al tot het oordeel zou komen dat verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk kon verklaren dan zou dat alleen betekenen dat verweerder een nieuw besluit op eiser bezwaar moet nemen. Dat zou er echter niet toe kunnen leiden dat eiser weer zou mogen rijden, omdat het besluit waarin zijn rijbewijs ongeldig is verklaard in rechte onaantastbaar is. Omdat eiser door het beroep niet kan bereiken dat zijn rijbewijs weer geldig wordt en hij ook niet op een andere manier door het beroep in een gunstiger positie kan komen, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk.
4.3 Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat de enige manier waarop eiser weer in het bezit van een rijbewijs kan komen, het afleggen van een rijexamen is, wat inhoudt dat eiser zowel een theorie- als een praktijkexamen zal moeten doen.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A. Emekli, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994).
Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wvw 1994 en artikel 23, derde lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met de bijlage, onder A, onderdeel I en II van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
Artikel 131, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 gelezen in samenhang met artikel 130, tweede en derde lid, van de Wvw 1994 en de artikelen 5, aanhef en onder a, en 6 van de Regeling.
ECLI:NL:RVS:2023:2770.