ECLI:NL:RBDHA:2025:11571 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28928
geboren op [geboortedatum] , V-nummer: [v-nummer] ,
geboren op [geboortedatum] , V-nummer: [v-nummer] ,
geboren op [geboortedatum] , V-nummer: [v-nummer] ,
en
geboren op [geboortedatum] , V-nummer: [v-nummer]
allen van Eritrese nationaliteit, hierna gezamenlijk: eisers (gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en
(gemachtigde: mr. M. Weerman).
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvragen van eisers om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ bij hun vader, de heer [naam] . Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van de aanvragen. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan.
Procesverloop
- Eisers hebben aanvragen ingediend voor machtigingen tot voorlopige verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel “Verblijf als familie- of gezinslid’ bij hun vader (referent) op grond van artikel 8 van het EVRM
[1] . De minister heeft deze aanvragen met het besluit van 13 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 juni 2024 op het bezwaar van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
2.1. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
De totstandkoming van het besluit
-
Referent heeft de Eritrese nationaliteit en heeft een verblijfsvergunning in Nederland. Eisers hebben de mvv-aanvragen ingediend om bij referent in Nederland te kunnen verblijven. De minister heeft de aanvragen afgewezen omdat niet is aangetoond dat eisers feitelijk tot het gezin van referent behoren. Eisers hebben namelijk niet aannemelijk gemaakt dat referent een relatie had met hun moeders op het moment dat zij verwekt of geboren zijn. Ook is niet aangetoond dat er sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eisers en referent. Verder valt ook de belangenafweging in het nadeel van eisers uit.
-
Het tegen dat besluit ingediende bezwaar heeft de minister met het bestreden besluit van 21 juni 2024 ongegrond verklaard. In dat besluit handhaaft de minister het standpunt dat niet is gebleken dat referent een relatie had met de moeders van eisers op het moment dat eisers werden verwekt of zijn geboren. Eisers hebben dit op geen enkele wijze aangetoond. Verder handhaaft de minister ook het standpunt dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eisers en referent. De minister acht hierbij van belang dat referent nooit heeft samengewoond met eisers. Ook is niet gebleken dat referent eisers financieel onderhoudt. Verder blijkt uit de verklaringen en de bewijsstukken niet dat referent contact heeft (onderhouden) met eisers.
Toetsingskader
- De minister kan een verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid aan het minderjarige biologische of juridische kind van een ouder met een Nederlandse verblijfsvergunning verlenen indien het minderjarige kind in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van ouder en onder het rechtmatige gezag van de ouder staat.
[2] Een kind behoort feitelijk tot het gezin van de ouder als tussen het kind en de ouder sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.[3] De minister neemt in ieder geval aan dat er sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen. Indien hiervan geen sprake is neemt de minister ook familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan tussen een minderjarig kind en zijn ouder als uit de feiten en omstandigheden volgt dat daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden.[4]
Heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake was van een niet-huwelijkse relatie tussen referent en de moeders van eisers?
- Eisers voeren aan dat zij wel degelijk aannemelijk hebben gemaakt dat er op het moment dat zij zijn verwekt of zijn geboren sprake was van niet-huwelijkse relaties tussen hun moeders en referent. De minister heeft ten onrechte aan hen tegengeworpen dat zij de niet-huwelijkse relaties niet met stukken hebben onderbouwd. Volgens eisers is het onderbouwen met stukken niet vereist. Eisers wijzen op paragraaf C2/ 4.1.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) waarin staat aangegeven dat een feitelijke gezinsband bij het ontbreken van documenten ook kan worden aangetoond door middel van plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen. In dit kader voeren eisers verder aan dat van hen ook niet kan worden verlangd om authentieke documenten over te leggen ter onderbouwing van de relaties. Eisers wijzen op het Algemeen Ambtsbericht inzake Eritrea van december 2023 waaruit volgt dat authentieke documenten moeilijk te verkrijgen zijn in Eritrea. Bovendien kunnen de relaties tussen referent en de moeders van eisers per definitie niet met authentieke documenten worden onderbouwd, omdat zij de niet-traditionele relaties nergens hebben kunnen laten registeren. Eisers hebben in beroep twee foto’s overgelegd van referent met de moeders van eisers en benadrukken dat het in die tijd niet gangbaar was om een telefoon te hebben en er dus alleen op speciale dagen foto’s werden gemaakt. Eisers stellen zich op het standpunt dat zij met de verklaringen van referent en de foto’s aannemelijk hebben gemaakt dat er was van niet-huwelijkse relaties tussen referent en de moeders van eisers. Op de zitting heeft de gemachtigde van eisers nog aangegeven in het bezit te zijn van twee onvertaalde verklaringen van de moeders van eisers.
6.1. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eisers niet hebben onderbouwd dat er op het moment van de verwekking of geboorten van eisers sprake was van niet-huwelijkse relaties tussen referent en de moeders van eisers. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat enkel de door referent gegeven verklaringen onvoldoende zijn om de relaties te onderbouwen en dat er meer van referent en/of eisers mag worden verwacht. De verwijzing van eisers naar paragraaf C2/ 4.1.2 van de Vc 2000 leidt niet tot een ander oordeel. Dat beleid ziet namelijk op een aanvraag van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), terwijl de aanvragen van eisers zien op een verblijfsvergunning zoals bedoeld in artikel 3.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Ten aanzien daarvan is het beleid zoals beschreven in rechtsoverweging 5 van toepassing. Dat uit het Ambtsbericht over Eritrea blijkt dat authentieke documenten moeilijk verkrijgbaar zijn in Eritrea, leidt evenmin tot een ander oordeel. Het overleggen van authentieke documenten wordt namelijk niet vereist door de minister. Zoals de gemachtigde van minister op de zitting nader heeft toegelicht, kunnen eisers met allerlei soorten stukken de niet-huwelijkse relaties onderbouwen.
6.2. De door eisers in beroep overgelegde foto’s leiden evenmin tot een ander oordeel De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat deze foto’s niets zeggen over de relatie tussen referent en de moeders. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om eisers in deze procedure in de gelegenheid te stellen om de (niet vertaalde) verklaringen van de moeders van eisers alsnog in te brengen. Eisers hebben hiervoor ruimschoots de mogelijkheid gehad.
Heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat ook niet is gebleken dat er sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eisers en referent?
- Eisers voeren verder aan dat de minister ook ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake is van hechte banden tussen referent en eisers. Eisers wijzen er op dat zij wellicht formeel niet hebben samengewoond maar dat de woonruimtes zo dichtbij elkaar lagen dat het er in de praktijk op neer kwam dat zij wel hebben samengewoond en zij zich hier ook naar gedroegen. Ter onderbouwing hebben eisers een foto van soortgelijke woningen overgelegd. Eisers wijzen er verder op dat er tussen 2010 en 2014 geen contact is geweest tussen referent en eisers omdat dit voor referent feitelijk niet mogelijk was vanuit Ethiopië. Pas toen hij in Nederland was kon hij weer bellen met eisers. Eisers wijzen verder op een onderzoek van het ministerie van Financiën.
[5] Op basis hiervan is het volgens eisers aannemelijk te achten dat referent via Hawala geld heeft overgemaakt aan eisers. Verder betwisten eisers dat referent niet betrokken is bij hun opvoeding. Zij spreken aan de telefoon over de belangrijke dingen in het leven. Tot slot voeren eisers aan dat het altijd de bedoeling is geweest van referent om gezinshereniging voor hen aan te vragen. In dit kader doen eisers een beroep op het arrest Tuquabo-Tekle tegen Nederland.[6]
7.1. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich ook voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eisers en referent. De minister heeft in dit kader aan eisers mogen tegenwerpen dat niet is gebleken dat referent en de moeders van eisers in Eritrea in gezinsband hebben samengewoond. De door eiser in beroep overgelegde foto van een vergelijkbare woonsituatie leidt niet tot een ander oordeel nu deze foto geen beeld geeft van de werkelijke woonsituatie zoals die volgens eisers zou zijn geweest. Uit de foto is niet af te leiden dat referent en eisers daadwerkelijk in gezinsband hebben samengewoond. De minister heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat referent sinds zijn vertrek structureel is blijven bijdragen aan de opvoeding en het levensonderhoud van eisers. Zo hebben eisers niet onderbouwd dat referent hen financieel onderhoudt. Het feit dat er in Eritrea gebruik wordt gemaakt van het betalingssysteem Hawala, maakt nog niet aannemelijk dat daar in het geval van referent en eisers ook gebruik van is gemaakt. Ook is niet onderbouwd hoe groot de financiële bijdrage van referent aan eisers zou zijn. Verder hebben eisers onvoldoende onderbouwd dat zij structureel contact hebben met referent en dat referent een bijdrage levert aan de opvoeding van eisers. De minister heeft in dit kader mogen tegenwerpen dat eiser enkel telefoongegevens heeft overgelegd van de periode februari 2024 tot april 2024 en dat hieruit blijkt dat de gevoerde telefoongesprekken steeds erg kort zijn. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eisers op het arrest Tuquabo-Tekle evenmin tot een ander oordeel leidt. Het arrest ziet op een andere situatie nu in dat geval wel sprake was van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM en de intentie tot gezinshereniging uit eerder ingediende aanvragen bleek. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen mvv ontvangen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Dit staat in artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Dit staat in paragraaf B7/ 3.2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Dit staat in paragraaf B7/ 3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Remittances – belemmeringen bij geldtransacties van migranten naar familie in hun land van herkomst, 7 juni 2022.
ECLI:CE:ECHR:2005:1201JUD006066500.