ECLI:NL:RBDHA:2024:9959 - Rechtbank Den Haag - 17 juni 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/1957 RWNL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,
gemachtigde: mr. A. Dijcks.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om Nederlander te worden, zijn naturalisatieverzoek.
2. De staatssecretaris heeft het verzoek om naturalisatie met het besluit van 16 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Eiser heeft bij de staatssecretaris bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft dit doorgestuurd aan de rechtbank.
4. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser heeft meegedeeld dat hij niet aanwezig kan zijn, omdat hij moet werken.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris op goede gronden het naturalisatieverzoek heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
8. Eiser heeft een verblijfsvergunning op grond van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (hierna: RANOV). Dit was een speciale pardonregeling voor vreemdelingen die al langere tijd in Nederland waren en die onder de oude Vreemdelingenwet een asielaanvraag hadden ingediend. Vreemdelingen konden door deze regeling een reguliere verblijfsvergunning krijgen.
9. Op 20 december 2021 heeft eiser een naturalisatieverzoek gedaan bij de gemeente Schouwen-Duiveland. De gemeente heeft een eerste controle uitgevoerd. De gemeente heeft op het ‘adviesblad naturalisatie’ ingevuld dat de burgemeester geen bezwaar heeft tegen verlening van het Nederlanderschap. Daarbij is wel aangegeven dat de burgemeester/ gemeente niet op de hoogte is van de inhoud van eisers vreemdelingendossier. De gemeente heeft het naturalisatieverzoek vervolgens doorgestuurd naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND). Het is vervolgens de taak van de IND om te bekijken of een aanvrager aan alle voorwaarden voldoet.
10. De staatssecretaris heeft op 6 december 2022 aan eiser meegedeeld dat hij van plan is om eisers naturalisatieverzoek af te wijzen, omdat er twijfel is over eisers identiteit en nationaliteit. Dit blijkt uit informatie uit eisers asieldossier. Eiser heeft op 16 juli 2002 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft toen opgegeven dat hij [eiser] is, geboren op [datum] 1985 in [plaats] , Sierra Leone. Bij besluit van 29 januari 2003 is de asielaanvraag afgewezen, omdat er twijfel bestond over eisers identiteit en nationaliteit. Het beroep tegen dit besluit is door de rechtbank Den Haag ongegrond verklaard. De hoogste bestuursrechter
11. Eiser heeft niet op dit voornemen gereageerd. De staatssecretaris heeft het naturalisatieverzoek daarom met het besluit van 16 januari 2023 afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie. De reden hiervoor is dat er twijfel bestaat over eisers identiteit en nationaliteit. Daarnaast zijn er in het geval van eiser geen feiten of omstandigheden waardoor moet worden afgeweken van de regels.
12. Met het bestreden besluit van 11 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Er is volgens de staatssecretaris geen sprake van bewijsnood. Eiser heeft namelijk niet aangetoond dat het niet lukt om aan een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig buitenlands paspoort te komen. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij contact heeft gehad met de ambassade van Sierra Leona en dat de ambassade hem niet kan helpen. Daarnaast heeft eiser geen schriftelijke verklaring van de autoriteiten van zijn land van herkomst overgelegd, waarin staat dat hij geen geldig paspoort en gelegaliseerde geboorteakte kan krijgen. Eiser heeft ook geen andere documenten waaruit dit blijkt. Wat eiser is overkomen na zijn vertrek uit zijn land van herkomst en wat er is gebeurd voordat hij in de opvang in Nederland kwam, betekent ook niet dat er sprake is van bewijsnood. Het feit dat eiser al sinds 2000 in Nederland woont, hij niet anders gewend is, hij ingeburgerd is, dat hij een vrouw en kinderen heeft, dat hij gesetteld is en werk heeft zijn geen bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden kunnen daarom ook niet tot een ander oordeel leiden.
Standpunt eiser
13. Eiser stelt dat er geen waarde kan worden gehecht aan zijn verklaringen over zijn herkomst tijdens het gehoor in de asielprocedure, omdat hij op dat moment getraumatiseerd was. Hij heeft geen hulp gekregen. De ambassade kan hem ook geen hulp bieden, omdat eiser zich te weinig herinnert. Dit is niet zijn schuld. Hij heeft meerdere keren gebeld met de ambassade, maar er komt geen hulp. Tot slot is hij ingeburgerd en voelt hij zich Nederlander. Hij heeft kinderen, een relatie, werk en een toekomst in Nederland.
Juridisch kader
14. De staatssecretaris kan van de verzoeker tot naturalisatie verlangen dat hij zijn identiteit en nationaliteit bewijst met gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten.
15. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt verder dat de verzoeker die vindt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten.
16. Voor RANOV-vergunninghouders geldt sinds 1 november 2021 dat zij zijn vrijgesteld van het documentvereiste.
Oordeel van de rechtbank
17. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan eisers identiteit en nationaliteit. De staatssecretaris heeft in dit verband gewezen op de inhoud van eisers asieldossier, dit mag de staatssecretaris ook doen. De twijfel over eisers identiteit en nationaliteit staat in rechte vast door de uitspraak van de hoogste bestuursrechter. Het is vervolgens aan eiser om deze twijfel weg te nemen door een geboorteakte, een paspoort of andere identificerende documenten over te leggen. Dit heeft eiser niet gedaan. Eiser beschikt namelijk niet over deze brondocumenten. De rechtbank volgt niet dat eiser in bewijsnood verkeert om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. Eiser heeft niet (met documenten) aangetoond dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van documenten waaruit zijn nationaliteit en identiteit blijkt. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij contact heeft gehad met de ambassade en dat de ambassade hem niet kan helpen. Eiser heeft ook geen schriftelijke verklaring van de autoriteiten van zijn land van herkomst overgelegd, waarin staat dat hij geen geldig paspoort en gelegaliseerde geboorteakte kan krijgen. De enkele stelling dat eiser heeft gebeld met de ambassade is niet voldoende.
18. De staatssecretaris heeft beoordeeld of er aanleiding bestaat om van het documentvereiste af te wijken. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris al gemotiveerd dat de omstandigheden die eiser aanvoert, geen bijzondere omstandigheden zijn die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Deze omstandigheden verschillen niet fundamenteel van andere mensen in een soortgelijke situatie. De staatssecretaris heeft in dit verband ook overwogen dat eisers fundamentele rechten niet worden geschonden, omdat het besluit niet betekent dat eiser nooit Nederlander kan worden.
Conclusie
19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De staatssecretaris heeft het naturalisatieverzoek terecht afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 18 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op grond van artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op grond van de artikelen 7 en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en artikel 31 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN).
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT6673.
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:120.
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:483.
Zie Kamerstukken II 2020/21, 19637, 2757 en de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding).
Zie de toelichting op artikel 7, paragraaf 3.5.1. van de Handleiding en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566.