ECLI:NL:RBDHA:2024:8586 - Rechtbank Den Haag - 3 juni 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19683
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
geboren op [geboortedatum] 1973, van Somalische nationaliteit, V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. R.R. de Groot ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Eiser, van Somalische nationaliteit, en geboren op 1 januari 1973, heeft op 22 maart 2024 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 mei 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser dient zich onmiddellijk te begeven naar Italië.
1.1. De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaaknummer NL24.19684, op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bestreden besluit
3. Eiser is statushouder. Verweerder gaat ten aanzien van statushouders uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De asielaanvraag is niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Italië internationale bescherming heeft tot 13 juni 2027. Eiser heeft daarom een zodanige band met Italië dat het redelijk is dat hij daarheen terugkeert.
Oordeel van de rechtbank
Internationale bescherming in Italië
4. Verweerder kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw niet-ontvankelijk verklaren als de vreemdeling in een andere EU-lidstaat internationale bescherming geniet. Verweerder dient daarbij op grond van artikel 3.106a van het Vb te beoordelen of er sprake is van een zodanige band dat het voor de vreemdeling redelijk is om naar de betreffende EU-lidstaat te gaan en of terugkeer van de vreemdeling naar de EU-lidstaat in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest.
Band met Italië
5. Het is vaste rechtspraak
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Ten aanzien van statushouders in Italië heeft de Afdeling in de uitspraak van 24 juni 2022
6.1. Het vorenstaande betekent dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het vermoeden dat Italië zijn internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij, als gevolg van het niet nakomen van de internationale verplichtingen door de Italiaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser hierin niet is geslaagd. De rechtbank is het met verweerder eens dat de verwijzing van eiser naar het decreet van de Italiaanse autoriteiten van 7 augustus 2023
6.2. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië de internationale verplichtingen richting hem niet nakomt. De rechtbank overweegt dat statushouders dezelfde rechten hebben als in dit geval Italiaanse staatsburgers op het gebied van werk, gezondheidszorg, sociale huisvesting, onderwijs en sociale voorzieningen. Deze positie brengt met zich dat eiser in beginsel zelf zijn rechten op het gebied van huisvesting, zorg en werk in Italië kan en dient te effectueren, eventueel door zich te wenden tot de Italiaanse autoriteiten. Pas als er sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Italiaanse autoriteiten onverschillig zouden staan, kan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Hoewel wordt erkend dat uit de verklaringen van eiser volgt dat hij het moeilijk had in Italië, heeft verweerder, anders dan eiser stelt, terecht geconcludeerd dat niet gebleken is dat in het algemeen of specifiek in de situatie van eiser sprake is van een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie als gevolg van onverschilligheid van de Italiaanse autoriteiten, zoals bedoeld in het arrest Ibrahim
Conclusie en gevolgen
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen
Artikel 3.106a, tweede en derde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Zie onder meer de uitspraak van 19 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1253.
ECLI:NL:RVS:2022:1788.
ECLI:NL:RVS:2023:1771.
ECLI:NL:RVS:2023:2532.
ECLI:NL:RVS:2023:3165.
ECLI:NL:RVS:2023:3493.
ECLI:NL:RVS:2023:4374.
Decreet van 7 augustus 2023, waarin het Italiaanse ministerie van Binnenlandse zaken aan de verschillende prefecturen heeft opgedragen om plaats te maken in de opvanglocaties, in het bijzonder door vreemdelingen met een beschermingsstatus te verwijderen.
ECLI:NL:RVS:2024:1085.
ECLI:NL:RVS:2024:1356.
Rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s Hertogenbosch van 16 februari 2024; Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam van 13 maart 2024.
Rapport van de Swiss Refugee Council OSAR, ‘Reception condition in Italy latest developments, Update of the report on the situation of asylum seekers and beneficiaries of protection, in particular Dublin returnees in Italy from January 2020’, van 10 juni 2021.
Zie nummer 39 van de bijlage van de uitspraak van de Afdeling.
ECLI:NL:RVS:2023:165 en ECLI:NL:RVS:2023:1655.
ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219.
Bld. 11 Gehoor bescherming EU, EER, of Zwitserland.
Bld. 11 en 12 Gehoor bescherming EU, EER, of Zwitserland.
Bld. 12 Gehoor bescherming EU, EER, of Zwitserland.