ECLI:NL:RBDHA:2024:5563 - Rechtbank Den Haag - 16 april 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5413
[eiser] , wonend te Curaçao, eiser
(gemachtigde: mr. G.J. Woodrow),
en
de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. de Kroon).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank eisers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot verwijdering van zijn strafrechtelijke gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem (“JDS”).
1.1. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 19 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 juli 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser woont op Curaçao. Hij is lid van de Staten van Curaçao. Tevens is hij gecertificeerd Arboarts. In het verleden was hij huisarts.
3. Bij arrest van 30 mei 2002 is eiser door het Hof Amsterdam veroordeeld voor het zedenmisdrijf als omschreven in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, wegens ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige patiënt. Daarbij is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiser en de maatschappelijke schade die hij door de strafzaak heeft geleden, geen straf of maatregel opgelegd.
4. In het JDS is in 2002 een registratie over de veroordeling opgenomen. In de registratie is abusievelijk artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht vermeld, dat betrekking heeft op verkrachting.
5. Op 27 oktober 2022 heeft eiser zich tot verweerder gewend met een verzoek tot vernietiging van zijn strafvorderlijke gegevens.
6. Verweerder heeft het verzoek tot vernietiging afgewezen. Daartoe is overwogen dat de registratie is uitgevoerd op grond van de wet, terwijl de toepasselijke bewaartermijn nog loopt en er geen sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden. Het subsidiaire verzoek tot correctie is toegewezen.
Wat stelt eiser in beroep?
7. Eiser vindt dat de veroordeling niet mocht worden geregistreerd en dat de registratie niet mag voortduren. De bewaartermijn is verstreken. Er zijn meer dan 20 jaar verlopen sinds het onherroepelijk worden van de veroordeling. Ten tijde van de veroordeling gold een bewaartermijn van 20 jaar. Het is strijdig met het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel dat verweerder nu uitgaat van een termijn van 80 jaar. Het achteraf wijzigen van de termijn is onrechtmatig.
8. Verder stelt eiser dat sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden. Het delict heeft plaatsgevonden in 2001. Er is geen straf of maatregel voor opgelegd. Eiser wordt bovendien zwaar getroffen in zijn bijzondere maatschappelijke positie en de mogelijkheid de door hem gewenste betrekkingen en posities te bekleden. Zijn maatschappelijke en politieke leven wordt daarmee onevenredig gehinderd. Het belang bij handhaving van de registratie kan daar niet tegen opwegen. Handhaving van de registratie is onevenredig. Verweerder heeft met deze omstandigheden onvoldoende rekening gehouden.
9. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat Curaçao een kleine gemeenschap heeft en dat de zaak daar erg leeft, wat leidt tot schadelijke beeldvorming over zijn persoon. Door het aanhouden van de registratie wordt hem de kans op eerherstel ontnomen. Het kan bovendien niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest dat iemand die onder de oude regelingen maar 20 jaar geregistreerd zou zijn, door de wijziging in de regelgeving langer door een registratie wordt achtervolgd.
Wat vindt de rechtbank?
Beoordelingskader
10. Op grond van artikel 22, tweede lid, van de Wjsg worden gegevens op verzoek van de betrokkene vernietigd, als deze in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
11. Daarnaast kan op grond van artikel 26, eerste lid, van de Wjsg op verzoek van de betrokkene onder bijzondere omstandigheden worden overgegaan tot beëindiging van de verwerking. Dat is alleen in zeer uitzonderlijke gevallen aan de orde.
- hoe specifiek de opleiding van verzoeker is en of er meer dan normale (carrière)hinder wordt ondervonden; - de leeftijd ten tijde van het delict; - de ernst van het delict; - de aard van de beslissing door het OM of de rechter; - het tijdstip wanneer het delict heeft plaatsgevonden; - het bestaan of ontbreken van andere delicten.
[5]
Vernietiging; rechtmatigheid registratie
12. Ten tijde van de veroordeling waren de Wet JD
Vernietiging; rechtmatigheid voortduren registratie na 20 jaar
13. Sinds 1 oktober 2010 bepaalt de wet dat justitiële gegevens over zedenmisdrijven na 80 jaar worden vernietigd.
14. Ten tijde van de onherroepelijke veroordeling van eiser vloeide uit de wet voort, dat de gegevens over zijn zaak na 20 jaar moesten worden verwijderd.
15. De voornoemde wijzigingen berustten op wetten in formele zin. Toetsing daarvan aan het rechtszekerheidsbeginsel is daarom niet mogelijk.
16. De inhoud van de oude regeling doet dus geen afbreuk aan de rechtmatigheid van het voortduren van de registratie. Voortduren van de registratie is niet strijdig met het legaliteitsbeginsel.
Bijzondere persoonlijke omstandigheden
17. De wettelijke plicht tot vastlegging van justitiële gegevens, dient het belang dat de rechter of officier van justitie een compleet beeld moet kunnen krijgen van het strafrechtelijk verleden van een verdachte. Daarom is de beschikbaarheid van deze gegevens tijdens de in de wet genoemde termijnen van grote betekenis.
18. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiser het onrechtvaardig en erg belastend vindt, dat de registratie nog steeds wordt aangehouden. Zijn omstandigheden zijn echter niet zo uitzonderlijk, dat verweerder verplicht is om het belang van een goede strafrechtspleging te laten wijken.
19. Verweerder heeft in het bestreden besluit rekening gehouden met de leeftijd van eiser ten tijde van het delict; eiser was niet zeer jong. Ook is in aanmerking genomen, dat het achterwege blijven van strafoplegging niet afdoet aan de ernst van het delict. Verder is meegewogen dat de geldende bewaartermijn nog lang niet is verstreken. Met het ontbreken van andere delicten in de JDS is ook rekening gehouden. Ten aanzien van de maatschappelijke belemmeringen die eiser ondervindt, heeft verweerder overwogen, dat de achtergrond van eiser zodanig is dat er andere carrièremogelijkheden zijn waarvoor screening geen vereiste is. Op grond van deze overwegingen heeft verweerder begrijpelijk en op zorgvuldige wijze geoordeeld, dat de gevolgen van de registratie niet zo onevenredig bezwarend zijn, dat het belang van eiser voorgaat op het belang van een goede strafrechtspleging. In de door eiser aangevoerde omstandigheden hoefde verweerder ook geen reden te zien, om met toepassing van het evenredigheidsbeginsel af te wijken van de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever.
20. Tot slot merkt de rechtbank op, dat de beeldvorming op Curaçao kennelijk en hoofdzakelijk het gevolg is van berichtgeving in de media. De rechtbank begrijpt waarom wenst dat de registratie wordt verwijderd, maar het is onvoldoende duidelijk welke invloed die verwijdering zou hebben op de ongelukkige media-aandacht.
Conclusie en gevolgen
21. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (“Wjsg”), artikel 22.
Ingevolge de Wjsg, artikel 26.
Wjsg, artikel 22.
Afdeling Bestuursrechtspraak, 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1148.
Afdeling Bestuursrechtspraak, 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:618.
Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag.
Besluit registratie justitiële gegevens.
Artikel 1, lid 1, Wet JD (oud).
Artikel 2, lid 1 onder a, in samenhang met lid 3 onder h, Besluit Rjg (oud).
Wjsg, artikel 4 lid 4.
Besluit Rjg (oud), artikel 7 lid 2.
De voorloper van de huidige Wjsg.
Wet justitiële gegevens (oud), artikel 4 lid 4.
Wet justitiële gegevens (oud), artikel 1, aanhef en onder a in samenhang met artikel 52, Besluit justitiële gegevens (oud).
Eerste Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 24 797, nr. 306b, blz. 2.
Hoge Raad, 14 april 1989, ECLI:NL:HR:1989:AD5725.