ECLI:NL:RBDHA:2024:13277 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24239
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. M. Dalloesingh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Scholtens).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 30 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als niet-ontvankelijk.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Naji als tolk (telefonisch) en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1983. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest opgeroepen te worden voor reservistendienst en dat er in Syrië geen werk voor hem te vinden is. Verder is van belang dat eiser van 2008 tot 2022 heeft gewoond en gewerkt in Nigeria waarvan hij in ieder geval tot in 2020 een verblijfsvergunning heeft gehad. Deze verblijfsvergunning is in 2020 ten einde gekomen toen eiser zijn baan kwijt raakte als gevolg van de omstandigheden rondom corona. Volgens eiser kan hij ook in Nigeria geen werk vinden en daar daarom niet legaal verblijven.
Het bestreden besluit
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat Nigeria voor eiser als veilig derde land kan worden beschouwd. Volgens verweerder worden vreemdelingen in Nigeria behandeld volgens de beginselen van artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser verwijst allereerst naar wat hij in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Verder gaat verweerder er volgens eiser ten onrechte van uit dat hij opnieuw tot Nigeria zal worden toegelaten. Verweerder gaat er aan voorbij dat hij sinds 2020 illegaal in Nigeria verbleef. Eiser kan ook niet aan de toelatingsvoorwaarden voor een werkvergunning in Nigeria voldoen, omdat een werkgever voor hem garant moet staan. Ter onderbouwing wijst eiser op zijn sollicitatiepogingen en afwijzingen. Volgens eiser volgt uit een uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 17 april 2023
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Als verweerder stelt dat een land een voor een vreemdeling veilig derde land is, moet verweerder ook aannemelijk maken dat die vreemdeling een zodanige band heeft met dat land dat het voor die vreemdeling redelijk zou zijn daar naartoe te gaan. Dit kan het geval zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond, maar kan ook worden afgeleid uit andere individuele omstandigheden
6. Verweerder heeft er op gewezen dat eiser van 2008 tot 2022 in Nigeria heeft gewoond en gewerkt, waarvan in ieder geval tot 2020 legaal. Hiermee heeft verweerder naar oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser een zodanige band met Nigeria heeft in de zin van artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb, dat verweerder van hem kan verlangen dat hij naar Nigeria gaat. Verweerder heeft daarbij alle relevante omstandigheden van het verblijf van eiser in Nigeria bij de toetsing betrokken. Eiser heeft betwist dat er aan het bandencriterium is voldaan door aan te geven dat er volgens hem geen werk te vinden is, hij zijn gezinsleven daar niet zou kunnen uitoefenen en dat hij geen recht heeft gehad op ziektekostenvergoedingen. Dit valt, zoals verweerder ook ter zitting heeft betoogd, echter buiten de toetsing of er wel of geen sprake is van een zodanige band.
7. Uit een uitspraak van de hoogste bestuursrechter volgt verder dat wanneer verweerder stelt dat een land een voor een vreemdeling veilig derde land is, verweerder aannemelijk moet maken dat de vreemdeling wordt toegelaten tot dat land en moet hij daarvoor aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van die vreemdeling, redenen aandragen waarom toelating in beginsel mogelijk moet zijn. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met voldoende bewijs twijfel te zaaien over de door verweerder gestelde mogelijkheden van toegang
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de mogelijkheid van eiser om in Nigeria toegelaten te worden in beginsel bestaat. Verweerder heeft de verklaring van eiser dat hij van 2008 tot in ieder geval 2020 een verblijfsvergunning had hieraan ten grondslag mogen leggen. Daarbij mag verweerder van eiser enige inspanning verwachten om opnieuw toegelaten te worden. Hoewel verweerder aannemelijk moet maken dat eiser wordt toegelaten tot Nigeria, schuift de bewijslast naar eiser om twijfel over de motivering van verweerder te zaaien en hoeft verweerder niet vooraf aan te tonen dat eiser zal worden toegelaten. De stelling van eiser dat hij niet voldoet aan de eisen voor een nieuwe aanvraag omdat hij afgewezen wordt voor sollicitaties hoeft verweerder niet zonder meer te volgen. Uit de door eiser overlegde afwijzingsbrieven is niet af te lezen of eiser op openstaande vacatures heeft gesolliciteerd en of hij voldoende gekwalificeerd was om bij die bedrijven te werken. Verweerder heeft ter zitting ook terecht benadrukt dat er andere verblijfsmogelijkheden in Nigeria zijn buiten een werkvergunning. Niet is gebleken dat eiser ook daar niet voor in aanmerking komt. Dat ter zitting is gesteld dat eiser in de periode van 2020 tot 2022 alleen voor steeds korte perioden in Nigeria heeft kunnen verblijven en werken door een combinatie van toeristenvisa en steekpenningen, maakt het oordeel niet anders. Vast blijft namelijk staan dat eiser ook in deze periode toegang tot Nigeria heeft gehad.
9. Verder is van belang dat de hoogste bestuursrechter op 6 juni 2023 nog heeft geoordeeld dat Nigeria in het algemeen kan worden tegengeworpen als veilig derde land
10. Voor zover eiser heeft willen stellen dat verweerder onvoldoende inzicht in zijn onderzoek heeft gegeven en zijn informatie onterecht heeft betrokken op vluchtelingen, volgt de rechtbank dit niet. Naast wat is benoemd onder punt 9 is niet gesteld noch gebleken dat de bronnen die verweerder heeft gebruikt ontoereikend zijn. Verweerder heeft in zijn besluit ook gereageerd op de stukken die eiser in zijn zienswijze heeft aangedragen. Dat eiser als vluchteling is beoordeeld door verweerder is niet ondenkbaar gezien de asielaanvraag die eiser in Nederland heeft gedaan. Bovendien heeft eiser om zijn eigen standpunt te benadrukken ook verwezen naar bronnen die beschreven staan vanuit het oogpunt van vluchtelingen. Daarbij blijft gelden dat het eiser vrij staat om via andere wegen een verblijfsstatus te verkrijgen in Nigeria, dat hij dit in het verleden ook heeft gehad en verweerder er vanuit heeft kunnen gaan dat deze mogelijkheid nog steeds voor eiser open staat. Voor zover eiser met zijn verwijzing naar landeninformatie heeft willen stellen dat de asielvoorzieningen in Nigeria ontoereikend zijn wordt eiser hierin niet gevolgd. De bron die eiser in dit verband benoemt
11. Tot slot heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat hij - in de beoordeling of Nigeria een veilig derde land is voor eiser - niet gehouden is om te beoordelen of eiser aldaar zijn gezinsleven kan uitoefenen conform artikel 8 van het EVRM. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiser ter zitting heeft bevestigd dat zijn echtgenote en kinderen bij hem op bezoek kwamen in Nigeria.
Conclusie en gevolgen
12. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft en eiser Nederland na het verlopen van de termijn in het terugkeerbesluit moet verlaten.
13. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van P.J.J. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Vreemdelingenbesluit 2000.
Artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb.
Zie uitspraak Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, r.o. 6.
US Department of State (USDOS), 2023 Country Report on Human Rights Practices, 23 april 2024.
Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 6 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2356, onder r.o. 2.1.
Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, r.o. 6.
Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 6 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2171, r.o. 1.
Algemeen ambtsbericht Nigeria 2021, pag. 104 en 105.
Algemeen ambtsbericht Nigeria 2023, pag. 80 e.v., onder punt 4 en 4.4.
US Department of State (USDOS), 2023 Country Report on Human Rights Practices, 23 april 2024.