ECLI:NL:RBDHA:2024:12216 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht zaaknummers: NL24.24182 en NL24.24183 uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.R. Scholtens)
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2006. Hij heeft op 9 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 6 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. Eiser heeft verklaard dat hij slachtoffer is geworden van de Marokkaanse politiek. Eiser stelt dat hij is mishandeld door de Marokkaanse autoriteiten. Volgens eiser is Marokko geen veilig land van herkomst. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2020 met zijn vrienden aan het roken was. Zijn vader zag dat en heeft hem toen geslagen. Eiser is toen van huis weggelopen en heeft twee jaar onder zware omstandigheden op straat geleefd terwijl hij probeerde Europa in te reizen. Dat is hem in 2022 gelukt. Eiser heeft vervolgens in meerdere Europese landen verbleven. Eiser wil niet terugkeren naar Marokko omdat hij daar geen toekomst heeft.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder het volgende relevante element:1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Volgens verweerder leidt dit niet tot de conclusie dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging of dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Marokko. Volgens verweerder hoeft eiser bij terugkeer niet te vrezen voor de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat Marokko in het algemeen én in eisers specifieke geval als een veilig land van herkomst is aan te merken. Aangezien DT&V nog moet onderzoeken of eiser adequate opvang heeft in Marokko, heeft verweerder geen beslissing kunnen nemen als het gaat om de ambtshalve toets aan het buitenschuld beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, omdat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en de goede procesorde. Eiser handhaaft de zienswijze en stelt in dit kader dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op zijn grond in de zienswijze dat zijn aanvraag kennelijk tweemaal wordt afgewezen, namelijk op grond van de artikelen 30b, eerste lid, aanhef en onder a én b, van de Vw. Ook voert eiser aan dat verweerder uit zijn verklaringen had moeten begrijpen dat hij een asielaanvraag doet om politieke redenen. Verweerder kan – gezien zijn achtergrond en de omstandigheden waarin hij verkeerde – niet van eiser verwachten dat hij uitvoerig hierover verklaart. Verweerder heeft dit onvoldoende in samenhang beoordeeld. Verder had volgens eiser verweerder schorsende werking aan het beroep moeten verlenen, omdat aan het AMV-traject schorsende werking is verbonden. Tot slot voert eiser aan dat Marokko voor hem geen veilig land van herkomst is, omdat het de vraag is of van eiser kan worden gevergd om zich tot de Marokkaanse autoriteiten te wenden. Hij was immers een minderjarige straatjongen en is door de Marokkaanse autoriteiten mishandeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank? Schorsende werking van het beroep
5. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit geen schorsende werking toekomt op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna Vw). Dit staat namelijk in artikel 82, eerste en tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw. Daarnaast is geen terugkeerbesluit uitgevaardigd tegen eiser, omdat verweerder nog onderzoek doet naar adequate opvang in zijn land van herkomst. Eiser wordt op dit moment dus nog niet geconfronteerd met een uitzetting naar Marokko.
Asiel vanwege politieke redenen
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers verklaringen over de mentaliteit in Marokko terecht niet heeft opgevat als dat hij om politieke redenen asiel heeft aangevraagd in Nederland. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard ‘Nee, ik heb niks te maken met politiek’.
Dubbele afwijzing9.De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit wel heeft gereageerd op eisers stelling dat een asielaanvraag niet twee keer als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen. De rechtbank wijst op pagina 3 van het bestreden besluit. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder slechts op één grond zijn aanvraag kan afwijzen. De rechtbank vindt hiervoor geen enkel aanknopingspunten in de relevante regelgeving. Ter zitting heeft eiser ook geen rechtsregel naar voren gebracht waaruit dit blijkt. Verweerder heeft wel degelijk twee afwijzingsgronden aan de afwijzing ten grondslag mogen leggen.
Conclusie en gevolgen
9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van N. Bagheri, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef, onder a en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Zie pagina 8 van het nader gehoor.
Zie pagina 8 van het nader gehoor.
Zie het MediFirst advies van 28 maart 2024.
Zie pagina 10 van het nader gehoor.
Kamerbrief herbeoordeling veilige landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië van 8 juni 2023, 19637-3119.
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2022:1531.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474.
Nader gehoor, p. 7.
Nader gehoor, p. 9.
Nader gehoor, p. 9 en 10.