ECLI:NL:RBDHA:2023:21288 - Rechtbank Den Haag - 21 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12771
[eiser], V-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 30 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 30 maart 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep
1.3. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor verlening van een asielvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals door eiser uitdrukkelijk is verzocht, het onderzoek in deze zaak aan te houden omdat aan het Hof van Justitie van de Europa Unie prejudiciële vragen zijn gesteld over het begrip verwestering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij
verblijft sinds 2000 in Nederland. Na het doorlopen van een aantal asielprocedures die niet tot een inwilliging hebben geleid, is eiser met ingang van 3 juni 2007 in het bezit gesteld van een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van een speciale regeling, en met ingang van 2 mei 2018 van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
5. Met het besluit van 20 maart 2019 heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier met terugwerkende kracht ingetrokken tot 3 juni 2007 en aan hem een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd. Verweerder heeft aan de intrekking van de verblijfsvergunning ten grondslag gelegd dat eiser bij het onherroepelijke vonnis van de meervoudige strafkamer van rechtbank Rotterdam van 9 mei 2018 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden wegens poging tot doodslag, begaan op 3 juni 2017 en eerdere veroordelingen, voor onder meer geweldsdelicten. Het door eiser ingestelde beroep en hoger beroep tegen de intrekking en het inreisverbod zijn ongegrond verklaard. Eiser heeft op 30 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft op elfjarige leeftijd
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende twee relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst, en
2. langdurig verblijf in Europa.
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht het daarnaast geloofwaardig dat eiser tot de bevolkingsgroep Tadzjieken behoort. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser al 22 jaar in Nederland verblijft en gebrekkig Dari spreekt. Beide geloofwaardig geachte elementen leiden er echter niet toe dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming.
Het standpunt van eiser
8. Eiser stelt ten eerste dat verweerder er onterechte vanuit gaat dat Afghanistan een veilig land is om naar terug te keren. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar de UNCHR die stelt dat gelet op de huidige omstandigheden in Afghanistan moet worden afgezien van een gedwongen terugkeer.
Ten tweede stelt eiser dat hij vanwege zijn Tadzjiekse etniciteit vreest voor geweld en bedreigingen. Uit het AAB van maart 2022 blijkt dat ook Tadzjieken in Kabul te maken kregen met intimidatie, bedreiging, huiszoekingen en restricties. Het is eiser niet duidelijk waarop verweerder de relativering van de gewelddadigheden tegen Tadzjieken gebaseerd heeft.
Ten derde stelt eiser dat hij vanwege het feit dat hij vanaf zijn elfde in Nederland is opgegroeid hij is vergroeid met de Nederlandse normen en waarden. Eiser heeft in Nederland onderwijs gevolgd
Is Afghanistan een veilig land om naar terug te keren?
9. De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat er in Afghanistan geen sprake is van een situatie waarin sprake is van willekeurig geweld tegen burgers, een zogenoemde 15c-situatie.
Vrees vanwege het behoren tot een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep
10. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt
heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan
te vrezen heeft vanwege het behoren tot een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep. Eiser komt uit Kabul. Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat uit openbare bronnen
11. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder dan ook terecht dat het enkel
behoren tot de Tadzjieken niet maakt dat eiser bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Deze beroepsgrond slaagt niet. Loopt eiser een reëel risico op ernstige schade vanwege zijn langdurige verblijf in Europa?
12. De rechtbank overweegt allereerst dat de hoofdregel is dat een enkele in Nederland ontwikkelde westerse levensstijl niet tot vluchtelingschap kan leiden. De uitzondering hierop is de situatie waarin een vreemdeling aannemelijk maakt dat de westerse gedragingen een uitingsvorm zijn van een godsdienstige of politieke overtuiging.
13. De rechtbank overweegt daarnaast dat in Afghanistan sinds de zomer van 2021 sprake is van een ingrijpende wijziging in het regime. De Taliban zijn aan de macht. Dit brengt voor vreemdelingen afkomstig uit Afghanistan de vraag aan de orde wat de gevolgen hiervan zijn als zij terugkeren.
14. De rechtbank is gelet op vorengaande allereerst van oordeel dat de overweging in het bestreden besluit, dat vóór de machtswisseling tienduizenden Afghanen zijn teruggekeerd en dat niet gebleken is dat er sprake is van systematisch geweld tegenover teruggekeerde Afghanen, geen doel treft omdat er inmiddels sprake is van een andere situatie.
15. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat hij een westerse levensstijl heeft ontwikkeld omdat hij een aanzienlijk deel van de levensfase waarin zijn identiteit is gevormd in Nederland heeft verbleven en normen, waarden en feitelijke gedragingen die in Nederland gangbaar zijn heeft aangenomen en overgenomen. Niet is echter gebleken dat de westerse gedragingen van eiser een uitingsvorm zijn van een politieke- en/ of geloofsovertuiging.
16. Zoals hiervoor onder 12 is vermeld, betekent dat echter niet reeds daarom dat van eiser zonder meer kan worden gevergd dat hij terugkeert naar Afghanistan. De rechtbank stelt vast dat, zoals onder 13 is weergegeven, uit de beschikbare informatie over terugkeer naar Afghanistan niet duidelijk wordt of Afghanen die een lange periode in een westers land hebben verbleven en terugkeren, na de machtsovername door de Taliban daardoor problemen ondervinden. Verder stelt de rechtbank vast dat naast het lange verblijf van eiser hier te lande, ook niet in geschil is dat hij gebrekkig Dari spreekt. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank dat verweerder onvoldoende heeft uitgelegd waarom eisers westerse levensstijl in combinatie met zijn gebrekkige beheersing van de taal, niet kan worden aangemerkt als een moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerk, waardoor eiser zich niet zal kunnen aanpassen aan de thans geldende normen en waarden in Afghanistan of daartoe de gelegenheid niet krijgt, zodat hij in de negatieve belangstelling van de Taliban zal komen te staan. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet is voorzien van een deugdelijke motivering zoals bedoeld in artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding voor finale geschilbeslechting.
17.1. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
17.2. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het besluit van 30 maart 2023;
-
draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
-
veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Weeda, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Timmerman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Zaak NL23.12772
Eiser heeft op 26 mei 2000 samen met zijn ouders, broers en zussen Afghanistan verlaten en is op 31 mei 2000 Nederland binnen gereisd.
Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en/of b van de Vreemdelingenwet 2000.
Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, maart 2022, p. 268
Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, paragraaf 97.
UNHCR, UNHCR POSITION ON RETURNS TO AFGHANISTAN, augustus 2021.
Nader gehoor, p. 7.
Zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
Voorafgaande aan de verslagperiode, juni 2023.
Afghan National Defense and Security Forces (ANDSF).
Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, 30 juni 2023, p. 34.
Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub drie, van de Vreemdelingenwet 2000.
Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, maart 2022, p. 268
Zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, r.o. 5.8.
Zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, r.o. 8., 8.5 en 8.6.
Zie ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2014
Ook blijkt uit informatie op de website van de Dienst Terugkeer en Vertrek dat gedwongen vertrek niet mogelijk is.
Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 148.
Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 149.
Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 85.