Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.6. Uitspraak
Artikel 8:72

Artikel 8:72 (Bevoegdheden bestuursrechter na gegrond beroep)

Laatste versie

1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.

2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.

3. De bestuursrechter kan bepalen dat:

a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.

4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:

a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven; b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.

5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.

6. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het bestuursorgaan aan een door hem aangewezen partij een in de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.

Dit betekent dat als de bestuursrechter oordeelt dat het beroep terecht is ingesteld (gegrond verklaart), hij het besluit waartegen beroep is ingesteld (het bestreden besluit) in zijn geheel of voor een deel ongeldig maakt (vernietigt).

2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.

Dit houdt in dat wanneer een besluit of een deel ervan wordt vernietigd, ook de juridische consequenties (rechtsgevolgen) van dat besluit of van het vernietigde deel komen te vervallen (worden vernietigd).

3. De bestuursrechter kan bepalen dat:

De bestuursrechter heeft de mogelijkheid om te beslissen dat:

a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of

Dit betekent dat de juridische consequenties (rechtsgevolgen) van het besluit dat vernietigd is, of van het deel dat vernietigd is, toch helemaal of voor een deel blijven gelden (in stand blijven), of

b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.

Dit betekent dat de uitspraak van de bestuursrechter zelf de plaats inneemt van het besluit dat vernietigd is, of van het deel van het besluit dat vernietigd is.

4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:

Als de bestuursrechter de opties genoemd in het derde lid niet kan toepassen, kan hij het bestuursorgaan de opdracht geven (opdragen) om een nieuw besluit te nemen of een andere actie (handeling) uit te voeren. Het bestuursorgaan moet hierbij rekening houden met de instructies (aanwijzingen) van de bestuursrechter. De bestuursrechter kan daarbij:

a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;

beslissen dat de wettelijke regels (wettelijke voorschriften) die gelden voor de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling, helemaal of voor een deel niet gevolgd hoeven te worden (buiten toepassing blijven);

b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.

het bestuursorgaan een deadline (termijn) geven waarbinnen het nieuwe besluit genomen moet zijn of de andere handeling verricht moet zijn.

5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.

Indien noodzakelijk (zo nodig) kan de bestuursrechter een tijdelijke maatregel (voorlopige voorziening) opleggen. Hij stelt daarbij ook vast wanneer deze tijdelijke maatregel niet meer geldig is (vervalt).

6. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het bestuursorgaan aan een door hem aangewezen partij een in de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

De bestuursrechter kan beslissen dat, als het bestuursorgaan een uitspraak niet nakomt (niet voldoet aan een uitspraak), of zolang het die niet nakomt, het bestuursorgaan een geldbedrag (dwangsom) moet betalen aan een partij die de rechter aanwijst. De hoogte van deze dwangsom wordt in de uitspraak vastgesteld. De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d, en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelden hierbij op een vergelijkbare manier (zijn van overeenkomstige toepassing).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad166x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF7495 - Hoge Raad - 17 april 2003

ECLI:NL:HR:2003:AF749517 april 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtBtw, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad156x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP2132 - Hoge Raad: WOZ-waarde als ondeelbaar geheel, geen 'waarderingsmix' toegestaan - 27 januari 2011

ECLI:NL:HR:2011:BP213227 januari 2011Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een op grond van de Wet WOZ als één onroerende zaak aangemerkt object integraal moet worden gewaardeerd. Een 'waarderingsmix', waarbij verschillende onderdelen apart worden gewaardeerd naar waarde in het economische verkeer of vervangingswaarde, is niet toegestaan.

Hoge Raad144x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:511 - Onteigening SNS-aandelen en de individuele en buitensporige last van de box 3-heffing - 5 april 2018

ECLI:NL:HR:2018:5115 april 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een box 3-heffing op vermogen dat kort na de peildatum door de staat is onteigend, een individuele en buitensporige last kan vormen. De onteigening is een relevante omstandigheid bij de beoordeling van de last onder artikel 1 EP.

Internationaal PubliekrechtMensenrechten
BelastingrechtInkomstenbelasting, Vermogensbelasting, Procesrecht Belastingen
Hoge Raad138x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1725 - A1-verklaring bindend voor fiscus, ook als deze niet onherroepelijk is - 4 oktober 2018

ECLI:NL:HR:2018:17254 oktober 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De fiscus en de belastingrechter zijn gebonden aan een A1-verklaring van de SVB, ook als daartegen een rechtsmiddel is ingesteld. De werking van de A1-verklaring wordt niet geschorst. De rechter kan de behandeling van de zaak wel aanhouden.

BelastingrechtInkomstenbelasting, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtSocialezekerheidsrecht, Bestuursprocesrecht
Raad van State128x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:3455 - Raad van State - 3 september 2024

ECLI:NL:RVS:2024:34553 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad77x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:114 - Hoge Raad - 28 januari 2016

ECLI:NL:HR:2016:11428 januari 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State76x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1174 - Raad van State - 26 maart 2024

ECLI:NL:RVS:2024:117426 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad67x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AX7330 - Hoge Raad - 8 juni 2006

ECLI:NL:HR:2006:AX73308 juni 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State62x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:2145 - Raad van State - 28 mei 2024

ECLI:NL:RVS:2024:214528 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State62x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:881 - Raad van State - 3 maart 2024

ECLI:NL:RVS:2024:8813 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak