ECLI:NL:RBDHA:2023:20665 - Rechtbank Den Haag - 19 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38017
V-nummer: [V-nr.] (gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
(gemachtigde: mr. K. Bruin).
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vw
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Terugkeerbesluit
2. Eiser voert aan dat geen sprake is van een rechtsgeldig terugkeerbesluit nu dit besluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt, zodat de maatregel van bewaring reeds hierom onrechtmatig is.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vw in bewaring is gesteld. Voor het opleggen van een maatregel van bewaring op deze grondslag is het niet vereist dat voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring een terugkeerbesluit is uitgevaardigd aan eiser. Verder ligt het terugkeerbesluit niet ter toetsing voor in deze procedure. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.
Uitreiking conform artikel 5.3. van het Vb
4. Eiser voert aan dat verweerder de maatregel van bewaring niet volgens de eisen van artikel 5.3. van het Vb heeft uitgereikt. Om die reden is de maatregel van bewaring onrechtmatig.
5. De Afdeling
6. Het niet voldoen aan de informatieplicht maakt de maatregel van bewaring echter pas onrechtmatig als de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
7. De te maken belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van verweerder uit.
Dat eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat op de hoogte is gesteld van de redenen van bewaring, betekent niet dat hij niet wist waarom hij in bewaring is gesteld. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling is met behulp van een tolk met eiser gesproken over de redenen waarom hij mogelijk in bewaring zal worden gesteld. Verder is eiser door middel van (in ieder geval) de informatiefolder, die is opgesteld in een taal die hij verstaat, op de hoogte gesteld van de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel en het verkrijgen van kosteloze rechtsbijstand. Eiser heeft ook kort na de oplegging van de maatregel, met behulp van een rechtsbijstandverlener, beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. Verder blijkt hierna dat in eisers geval sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht, zodat het belang van verweerder bij het opleggen van de maatregel van bewaring alleen al hierom zwaarder weegt.
Maatregel van bewaring
8. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft als zware gronden
En als lichte gronden
Tevens heeft verweerder in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn
9. Eiser betwist alle gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd. Eiser voert met betrekking tot de zware grond 3a aan dat hij op voorgeschreven wijze is ingereisd omdat hij via een Dublinclaim is ingereisd. Met betrekking tot de zware grond 3b refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de zware grond 3c stelt eiser dat het terugkeerbesluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, waardoor deze grond niet kan worden tegengeworpen. Met betrekking tot de zware gronden 3d en 3f voert eiser aan dat hij hierover onvoldoende is bevraagd en het weggooien van zijn paspoort in zee te lang geleden is om dit nog tegen te kunnen werpen. De zware grond 3i is niet gemotiveerd in de maatregel. Tot slot ontbreekt een op hem toegespitste motivering van alle lichte gronden.
10. Verweerder heeft op zitting zware grond 3i en lichte gronden 4b en 4e laten vallen.
11. Eisers betoog slaagt niet. Verweerder heeft de zware gronden 3a en 3f terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt niet over een nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding, waardoor hij niet heeft aangetoond dat hij op voorgeschreven wijze is ingereisd. Dat hij op een later moment via de regels van de Dublinverordening is overgedragen, maakt dit niet anders. Verder heeft eiser in het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring meermaals verklaard dat hij zijn paspoort in de zee heeft gegooid toen hij werd gesmokkeld.
Lichter middel
12. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast. Hij heeft (bloed)kanker en de medische zorg hiervan kan in het detentiecentrum niet worden gewaarborgd.
13. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de medische omstandigheden niet maken dat met een lichter middel kan worden volstaan. Verweerder heeft daarbij in de maatregel van bewaring terecht overwogen dat de medische zorgverlening binnen het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de medische zorg in de vrije maatschappij en dat niet is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken. Eiser heeft bovendien geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat de voor hem benodigde medische zorg in detentie niet kan worden gewaarborgd. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toets
14. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
15. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtpsraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.
Vreemdelingenbesluit 2000.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb.
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Richtlijn 2008/115/EG.
Proces-verbaal van gehoor van 4 december 2023, p. 3, 4 en 5 van 10.
AbRS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
Artikel 5.1c, eerste en tweede lid, van het Vb.
HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.